FISCALE KORTING BIJ AANWERVING PERSONEEL VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK EN UITVOER

Art. 67 W.I.B. 1992 voorziet in een aantal gevallen in een fikse korting op de belastbare basis van zodra een onderneming personeel aanwerft met het oog op wetenschappelijk onderzoek en uitvoer. De totstandkoming van deze bepalingen is een echte zwanenzang. Pas in het staatsblad van 8 juli 1999 werden de laatste uitvoeringsbepalingen daartoe gepubliceerd. Met terugwerkende kracht tot aanslagjaar 1997 …

Artikel 67 W.I.B. 1992 stelt dat winst wordt vrijgesteld tot een bedrag van 400.000 BEF (440.000 BEF voor de aanslagjaren 1997 tot 1999, 444.000 BEF voor aanslagjaar 2000) per bijkomende aangeworven personeelseenheid die in België voltijds in een onderneming wordt tewerkgesteld voor het wetenschappelijk onderzoek, de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, een betrekking van diensthoofd voor de uitvoer of een betrekking van diensthoofd van de afdeling integrale kwaliteitszorg. Dit bedrag wordt zelfs verhoogd tot 800.000 BEF (880 000 BEF voor de aanslagjaren 1997 tot 1999, 888.000 BEF voor aanslagjaar 2000) indien de nieuw aangeworven persoon een hooggekwalificeerd onderzoeker is die (voltijds) in de onderneming in België voor wetenschappelijk onderzoek wordt tewerkgesteld.

Hooggekwalificeerd

Het probleem zit hem bij de maatregel rond hooggekwalificeerde onderzoekers uiteraard in de definiëring van de verschillende termen. Wat is wetenschappelijk onderzoek in een onderneming, wie is hooggekwalificeerd, … Het wetboek stelt dat de Koning dit bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit. Aldus dienen de kwalificaties die de personeelsleden moeten bezitten en de werkzaamheden die ze moeten uitoefenen om recht te geven op een vrijstelling op basis van dit artikel vastgelegd te worden. En dat is nu na heel wat omzwervingen eindelijk gebeurd via twee koninklijke besluiten.

In een eerste besluit (K.B. van 09.06.1999, B.S. 08.07.1999) wordt art. 44 K.B. W.I.B. 1992 gewijzigd. Onder hooggekwalificeerd onderzoeker moet worden verstaan ieder persoon die wordt tewerkgesteld voor wetenschappelijk onderzoek die bovendien houder is van een diploma van doctor, bekomen na de openbare verdediging van een verhandeling, of van geaggregeerde van het hoger onderwijs, en een totale anciënniteit van minstens 10 jaar kan rechtvaardigen, hetzij als persoon tewerkgesteld voor wetenschappelijk onderzoek, hetzij in de zin van de wetenschappelijke anciënniteit vastgelegd in het K.B. 21.04.1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat. Vraag blijft uiteraard wat moet worden begrepen onder “wetenschappelijk onderzoek”. Hetzelfde besluit geeft daaromtrent uitsluitsel. Onder onderzoek en experimentele ontwikkeling verstaat men, creatief werk ondernomen op een systematische wijze met het doel de kennisvoorraad te verhogen en de aanwending van deze kennisvoorraad om nieuwe toepassingen te bedenken zoals de ontwikkeling van nieuwe producten en procédés. Worden eveneens bedoeld, de bouw, de ontwikkeling en het testen van een prototype alsmede softwareontwikkeling voor zover het wetenschappelijke en technologische vooruitgang omvat. Tot slot bepaalt het besluit nog dat de hooggekwalificeerd onderzoeker voltijds moet worden tewerkgesteld voor onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Details

In een aantal concrete gevallen moet rekening gehouden worden met enkele specifieke bepalingen. Dat wordt geregeld in een tweede koninklijk besluit (eveneens K.B. 09.06.1999, B.S. 08.07.1999 dat art. 45 en 46 K.B. W.I.B. 1992 aanpast).

Wat de algemene vrijstelling van personeel voor wetenschappelijk onderzoek en de uitbouw van het technologisch potentieel aangaat, stelt het tweede besluit dat de leden van het administratief personeel die niet rechtstreeks te maken hebben met opzoekingswerkzaamheden of de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming, en van het toezichts-, onderhouds- en keukenpersoneel niet in aanmerking komen voor de vrijstelling.

In het geval van voortzetting van de eenmanszaak door de echtgenote of één of meer erfgenamen of erfgerechtigden in de rechte lijn van de ondernemer (art. 46, § 1, 1° W.I.B. 1992), van een belastingvrije inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen (art. 67, § 1, 2° W.I.B. 1992), van een belastingneutrale fusie of splitsing (art. 211, § 1 W.I.B. 1992) en van een belastingvrije omzetting van de rechtsvorm (art. 214, § 1 W.I.B. 1992), zijn de vrijstellingsbepalingen van toepassing bij de nieuwe belastingplichtige of overnemende, verkrijgende of uit de omzetting ontstane vennootschappen, alsof die verrichtingen niet hadden plaatsgevonden. Dit is bevestiging van de klassieke bepalingen bij dergelijke vrijstelling.

Maar aan deze neutraliteitsregels wordt voortaan ook expliciet toegevoegd dat geen rekening wordt gehouden met de tewerkstelling die het gevolg is van een overname van personeelsleden die voorheen waren tewerkgesteld door een belastingplichtige hetzij waarmee de onderneming zich rechtstreeks of onrechtstreeks in enigerlei band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt, hetzij waarvan zij de beroepswerkzaamheid geheel of gedeeltelijk voortzet op een andere wijze dan door voortzetting, inbreng van bedrijfstak, fusie, splitsing of omzetting. Stel dat een onderneming in een zuivere asset-deal een stuk activiteit koopt en daarbij personeel overneemt, dan zal zij niét kunnen genieten van de vrijstelling alhoewel dit voor haar een nieuwe tewerkstelling uitmaakt. Had de onderneming van wie zij de activa koopt wel dergelijke vrijstelling lopen, dan zal zij deze niet kunnen overnemen vermits de overname niet gebeurde via voortzetting, inbreng, fusie of splitsing.

Attesten

Uiteraard zal één en ander met attesten moeten gestaafd worden die netjes bij de aangifte dienen gevoegd te worden. Voor elk van de belastbare tijdperken waarvoor de toekenning of het behoud van de vrijstelling wordt gevraagd, moeten de belastingplichtigen aan hun aangifte in de inkomstenbelastingen, per soort van vrijstelling, een nominatieve opgave toevoegen, waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgelegd.

Met betrekking tot het personeelsbestand dat voor het wetenschappelijk onderzoek wordt tewerkgesteld en het personeelsbestand dat voor de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming wordt tewerkgesteld, moeten de belastingplichtigen eveneens, voor elk van de belastbare tijdperken waarvoor de toekenning of het behoud van de vrijstelling wordt gevraagd, aan hun aangifte in de inkomstenbelastingen een attest op naam toevoegen van de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden. De onderneming dient immers aan deze dienst haar wetenschappelijk en technologisch potentieel te melden. Dezelfde dienst zal dus op basis van die verklaring een attest afleveren. Maar daarmee is de kous niet af. De hooggekwalificeerde onderzoekers moeten bovendien het voorwerp uitmaken van een door dezelfde dienst afzonderlijk uitgereikt attest op naam.

Betreffende de betrekking van diensthoofd voor de uitvoer, moeten de belastingplichtigen voor elk belastbaar tijdperk waarvoor de toekenning of het behoud van de vrijstelling wordt gevraagd, een attest op naam verstrekken van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel. Dit formulier zal dus door de onderneming aan die dienst moeten toegestuurd worden en deze zal blijkbaar, na eventuele controle, dienen te attesteren dat binnen de onderneming inderdaad een diensthoofd voor de uitvoer werkt.

Voor een diensthoofd van de dienst integrale kwaliteitszorg, moeten de belastingplichtigen, voor elk belastbaar tijdperk waarvoor de toekenning of het behoud van de vrijstelling wordt gevraagd, een attest op naam verstrekken, hetzij van de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, hetzij van de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft voor de ondernemingen met minder dan 50 werknemers. De betrokken minister zal alsdan bevestigen dat een echte IKZ-baas in de onderneming waakt.

Termijn

Totaal nieuw is de termijn binnen dewelke de attesten moeten aangevraagd worden. Alle attesten dienen bij de bevoegde Minister of dienst op straffe van verval te worden aangevraagd binnen de drie maanden te rekenen vanaf de laatste dag van het belastbare tijdperk. De belastingplichtigen moeten deze attesten voorleggen, hetzij tot staving van hun aangifte in de inkomstenbelastingen, hetzij, zo dit niet mogelijk is, binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de datum van verzending van deze attesten.

Vermits dit hele K.B. van toepassing is vanaf aanslagjaar 1997, zit uiteraard een probleem in de attesten. Op het moment dat je ze moest aanvragen, wist de onderneming nog niet dat ze deze moest aanvragen. Het stond immers pas op 08.07.1999 in ons aller Staatsblad. Kafkaiaanser kan niet. Vandaar dat het besluit stelt dat in zo’n gevallen de termijn voor het aanvragen van de attesten te lopen ten vroegste vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. Dus deze loopt dan minstens tot 08.10.1999. De belastingplichtigen moeten deze attesten toevoegen bij het indienen van de aangifte. Kreeg hij ze niet tijdig, dan moet hij deze binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de datum van verzending van deze attesten aan de fiscus overmaken.

Men moet zich trouwens de vraag stellen waarom al dat attestengedoe, nu zelfs op straffe van verval, nog meer uitgebouwd wordt. Merk trouwens op dat nergens bepaald wordt binnen welke termijn ze moeten afgeleverd worden. Een belastingplichtige kan in de situatie komen dat hij het attest tijdig aanvraagt, maar nog niet heeft op het ogenblik dat hij de aangifte moet indienen. Hij vult dan het bedrag in zonder dat hij het attest heeft. De fiscus kan dan niet anders dan deze aftrek verwerpen. Dat betekent dan dat die arme belastingplichtige een bezwaar moet indienen omdat hij zijn attest niet tijdig kreeg. Zou het niet veel beter zijn dat de fiscus rechtstreeks het attest krijgt of zelfs aanvraagt? Om het in sepia termen te zeggen: de burger moet als klant van de administratie bediend worden. Maar ja: het papier is gewillig.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 27 augustus 1999.