SCHRIJFKOSTEN OP GROND ZIJN NU TOCH BEROEPSKOSTEN

Het Hof van Cassatie vindt dat schrijfkosten op grond in het jaar van de aanschaf beroepskosten zijn. Maar de fiscus legde deze beslissing naast zich neer. Na vier jaar heeft minister REYNDERS orde op zaken gesteld.

Het Hof van Cassatie stelde in 2000 dat op materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet beperkt is, tot waardeverminderingen mag worden overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding. Volgens Cassatie kan dergelijke waardevermindering principieel worden toegepast op schrijfkosten van gronden. De stelling van de fiscus dat de schrijfkosten dezelfde behandeling moeten krijgen als de grond zelf, wordt dus door het rechtscollege niet gevolgd. Aldus kunnen de accessoria via een waardevermindering ten laste van het resultaat komen als zij bij het afsluiten van het boekjaar op zich geen waarde meer vertegenwoordigen (Cass., 22 juni 2000).

Maar de fiscus wou van dit arrest van ons hoogste rechtscollege niet weten. Hij beschouwde deze rechtspraak als “niet vaststaande rechtspraak”. Dus verworpen de brave ambtenaren systematisch deze beroepskost. De belastingplichtigen gingen massaal in beroep. Maar ook de geschillenambtenaren dienden de bezwaarschriften zondermeer af te wijzen. Zo komt het dat op vandaag honderden, misschien wel duizenden belastingplichtigen met hun zaak voor de rechter staan. Alle rechters, met uitzondering van één rechter in Leuven, volgen in deze de stelling van Cassatie. Cassatie is er immers juist om eenheid in de rechtspraak te hebben. Dus is het nogal wiedes dat de hoven en rechtbanken Cassatie volgen. Maar het gros van die dossiers zijn tot op vandaag hangende.

Onderzoek

Naar aanleiding van een parlementaire vraag van volksvertegenwoordiger COLINIA eind 2003 kondigde minister REYNDERS een onderzoek aan. Dat onderzoek werd beklonken in een instructie die dateert van 15.07.2004. In de instructie staat te lezen dat de hoven en rechtbanken van oordeel zijn dat waardeverminderingen op terreinen terecht mogen worden geboekt ten bedrage van de bijkomende aankoopkosten en dat zij hierdoor op fiscaal vlak moeten worden aangenomen. De administratie besluit dan ook zich bij dit standpunt te moeten neerleggen. Hieruit volgt volgens de fiscus dat op praktisch vlak, de waardeverminderingen op terreinen die worden geboekt tijdens het boekjaar van de aanschaffing ten bedrage van de bijkomende aankoopkosten, voortaan als fiscaal aftrekbaar moeten worden beschouwd, niettegenstaande het ontbreken van feitelijke elementen die geval per geval de werkelijke ontwaarding van het onroerend goed rechtvaardigen. Die waardeverminderingen moeten dus in principe in het jaar van aanschaf geboekt worden. Maar de fiscus laat een deur open. De boeking van de waardevermindering mag gespreid gebeuren om rekening te houden met de mogelijkheid tot recuperatie van de registratierechten. In geval van wederverkoop van een onroerend goed, door de verkoper of zijn rechtsvoorgangers verkregen bij een akte waarop het gemene registratierecht (10 procent) is voldaan, wordt drie vijfde van dat recht aan de wederverkoper teruggegeven indien de wederverkoop bij authentieke akte is vastgesteld binnen twee jaar na de datum van de authentieke akte van verkrijging. Neem een aankoop van een grond door een vennootschap van 100 met daarop 10 registratierecht. Dan kan de vennootschap 6 van het registratierecht terugkrijgen als deze de grond binnen de twee jaar na aankoop terug verkoopt. Dit zou toelaten in het jaar van aanschaf enkel 4 als waardevermindering te boeken en de overige 6 pas te boeken in het boekjaar waarin de twee jaar na aankoop voorbij zijn. Maar let op: dat is geen verplichting. Het in één keer ten laste nemen kan ook. Dat is trouwens beter. Want neem eens aan dat twee jaar na aankoop, de verkoopwaarde van de grond is gestegen tot 106. In dat geval kan een waardevermindering niet langer. Cassatie stelde immers duidelijk dat de accessoria via een waardevermindering ten laste van het resultaat kunnen komen als zij bij het afsluiten van het boekjaar op zich geen waarde meer vertegenwoordigen.

Bananenrepubliek

Eind goed al goed. Toch blijft het onbegrijpelijk dat de fiscus, behorende tot de uitvoerende macht, zich gedurende meer dan vier jaar niet wou aansluiten bij de beslissing van het hoogste rechtscollege binnen de rechterlijke macht. Tal van belastingplichtigen zijn daardoor op kosten gejaagd. Als in dit land Cassatie zijn mening geeft, moet daarnaar geluisterd worden. Zoniet belanden we in een bananenrepubliek. Laat ons deze donkere bladzijde in fiscalibus snel omslaan. De fiscus moet wel het verloren vertrouwen herstellen en zich voortaan meteen adapteren aan wat de rechterlijke macht uiteindelijk beslist. Maar bij dit alles doet het deugd met een brave ambtenaar te spreken die het ook allemaal niet zo goed meer begrijpt. En zo zijn er veel.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 9 september 2004.