REMEDIE TEGEN SANCTIE BIJ DOELSOVERSCHRIJDING

Het Hof van Cassatie oordeelt dat de kosten die een vennootschap maakt buiten haar doel om, niet aftrekbaar zijn. Als een arts een appartement koopt aan de zee en het verwerven van onroerend goed niet in het doel van de vennootschap staat, zouden die kosten niet aftrekbaar zijn. Maar de rechtbank te Luik heeft daar iets op gevonden.

Heel wat bedrijfsleiders verwerven binnen hun vennootschap onroerend goed. Niet zelden wordt de eigen woning, het appartement aan zee of een opbrengsteigendom met de vennootschap gekocht. Dat gebeurt in volle eigendom, met een recht van opstal of via de vandaag erg populaire vruchtgebruikconstructie. In dat laatste geval koopt de vennootschap het vruchtgebruik en de bedrijfsleider zelf de blote eigendom. De fiscus controleert deze operaties nauwgezet. Daarbij zal hij zo goed als steeds kijken of het verwerven van onroerend goed is opgenomen binnen het doel van de vennootschap. Dat is niet noodzakelijk als het verwerven van het onroerend goed rechtstreeks of onrechtstreeks met het doel van de vennootschap samengaat. Neem een arts die een woonhuis verwerft binnen zijn vennootschap om er de praktijk in uit te oefenen. Het doel van de vennootschap is enkel de artsenijkunde bedrijven. Nergens in dat doel staat dat de vennootschap ook onroerend goed mag verwerven. Neem aan dat één derde van het huis gebruikt wordt voor het beroep. Het andere stuk gebruikt de arts privé. In dat geval kan redelijkerwijs gesteld worden dat het verwerven van zo'n onroerend goed samenhangt met doel van de vennootschap. Een arts heeft een werkruimte nodig en het is in het belang van de vennootschap dat de arts bij zijn werkruimte woont. Zo kan hij zijn patiënten vlot bedienen. Tot daar dus geen probleem. Maar veronderstel dat diezelfde arts ook een appartement aan de zee verwerft binnen de vennootschap. Kan dat wel binnen het enge doel van de vennootschap? Het antwoord lijkt op het eerste gezicht negatief. Het Hof van Cassatie oordeelde immers dat uit het feit dat een (handels)vennootschap een rechtspersoon is opgericht met het oog op een winstgevende activiteit, niet kan worden afgeleid dat alle kosten aftrekbaar zijn van haar brutowinst. De kosten van een handelsvennootschap kunnen als aftrekbare beroepskosten in aanmerking komen wanneer zij verband houden met de uitoefening van een beroep. Wat wil zeggen dat zij noodzakelijk verband houden met de maatschappelijke activiteit. (Cass., 12 december 2003, F.J.F., No. 2004/131) Op het eerste gezicht is het dus zo dat het appartement aan zee op geen enkele wijze zal bijdragen tot het doel van de vennootschap. De arts zal daar immers geen praktijk uitoefenen. In deze redenering betekent dit dat de kosten die samenhangen met de verwerving en het in stand houden van het appartement, fiscaal geen aftrekbare beroepskosten zijn.

De rechtbank te Luik kreeg zo'n geval voorgeschoteld (Rb. Luik, 20 september 2004, T.F.R., 2005/67). De zaakvoerders van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bezitten een terrein. Ze geven dat in erfpacht aan hun vennootschap. Die bouwt een woning op het terrein die maar voor 40 procent gebruikt wordt voor de activiteit van de vennootschap zelf. In de andere 60 procent wonen de zaakvoerders van de vennootschap. De fiscus vond dat de vennootschap aldus maar 40 procent van alle kosten fiscaal in rekening mocht brengen. Daartoe steunt hij zich op het reeds geciteerde Cassatiearrest van december 2003. De kosten van de woning houden voor 60 procent geen verband met de activiteit zoals weergegeven in het doel van de vennootschap. Bovendien zijn ze niet gedaan met het oog op het verkrijgen of behouden van belastbare inkomsten. Dus wordt 60 procent van de kosten verworpen. Temeer daar in de erfpachtovereenkomst staat dat op het einde van de overeenkomst de gebouwen zondermeer gratis overgaan op de zaakvoerders van de vennootschap.

Verloningspakket

Vooreerst moet hier wel duidelijk gesteld worden dat de fiscus kort door de bocht ging door zondermeer het Cassatiearrest van december 2003 in te roepen. In het arrest waartegen een cassatievoorziening werd ingeleid, zegt het Hof te Luik dat niet is aangetoond dat het gebouw effectief bestemd is, ook niet voor een deel, voor de medische activiteit van de vennootschap. Wat aangeeft dat het Hof anders had geoordeeld indien dat wel bewezen was. In dit geval was het bewezen dat 40 procent voor de beroepsdoeleinden van de vennootschap werd gebruikt.

Maar de rechter komt origineler uit de hoek. Hij argumenteert met het algemeen principe in fiscalibus dat de fiscus niet het recht heeft de opportuniteit van een uitgave te beoordelen. Daarnaast stelt de rechter dat een vennootschap er alle belang bij heeft dat de zaakvoerders goed werk verrichten binnen de vennootschap. Daarbij kan de vennootschap beslissen de zaakvoerders als voordeel in natura gratis te laten wonen in een deel van de woning van de vennootschap. Dat maakt dan deel uit van het vergoedingspakket van de zaakvoerders. Het gratis of tegen verlaagde prijs ter beschikking stellen van een woning door een vennootschap aan zijn werknemers of zaakvoerders is helemaal niet uitzonderlijk. Temeer daar dit uitdrukkelijk is geregeld door de fiscale wetgever. De fiscale wet classificeert dit dan als een voordeel in natura dat op basis van een koninklijk besluit forfaitair wordt belast in hoofde van de zaakvoerders vertrekkende van het kadastraal inkomen van de woning. Dat daarbij die forfaitaire waarde in sommige gevallen beneden de werkelijke kostprijs zou liggen, is door de fiscale wetgever gewild. Als een vennootschap dan kosten maakt om zo'n perfect legaal voordeel te verstrekken, zijn de kosten door de vennootschap gemaakt om dat voordeel te verstrekken, aftrekbaar. Dat op het einde van de erfpachtovereenkomst het gebouw om niet overgaat naar de zaakvoerders is volgens de rechter nu niet aan de orde. Dat moet beoordeeld worden op het ogenblik van het beëindigen van de erfpachtovereenkomst. Eventueel moet dan een voordeel van alle aard toegekend worden. Maar dat speelt nu geen rol.

Met dit toch wel origineel vonnis wordt een andere wending gegeven aan de feiten. De kosten voor het toekennen van een voordeel aan de zaakvoerders, deel uitmakend van hun verloningspakket, is een aftrekbare beroepskost voor de vennootschap. Meteen is ook het argument dat dit buiten het doel van de vennootschap is, gepareerd. Legale voordelen toekennen aan zaakvoerders opdat ze goed zouden presteren voor de vennootschap valt uiteraard binnen het doel van een vennootschap. Waarmee de rechter het Cassatiearrest van december 2003 niet uitdaagt. Tegen het vonnis werd door de fiscus geen beroep aangetekend.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 22 september 2005.