WEDERBELEGGING BIJ GESPREIDE TAXATIE MOET VOLLEDIG ZIJN

Als een vennootschap een meerwaarde realiseert, moet daar in de regel belasting op betaald worden. Maar het wetboek laat toe de belasting niet in één keer te betalen, maar gespreid in de tijd als de vennootschap een wederbelegging doet. Als die niet voor het volle bedrag gebeurt, krijgt de vennootschap dan toch het voordeel voor het deel dat wel werd wederbelegd?

Een vennootschap verkoopt haar bedrijfsgebouw met een boekwaarde van 290 voor 1.000. Daarbij heeft ze 10 kosten van vervreemding. In de regel zal in dat geval op die fiscale meerwaarde van 700 de vennootschapsbelasting van 33,99 procent verschuldigd zijn. Maar als een aantal voorwaarden zijn vervuld, moet de belasting niet meteen betaald worden. In dat geval mag de vennootschap de belasting gespreid in de tijd betalen. Vandaar dat men in het vakjargon van "gespreide taxatie" spreekt. Het systeem kan enkel voor immateriële en materiële vaste activa. Twee soorten meerwaarden komen in aanmerking: gedwongen en vrijwillige meerwaarden.

Ofwel moet het gaan om een gedwongen, niet vrijgestelde meerwaarde op immateriële en materiële vaste activa die is verwezenlijkt naar aanleiding van een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis. Als het gebouw van een vennootschap in de as wordt gelegd en bij ontvangst van de tussenkomst van de verzekering een meerwaarde wordt gerealiseerd, kan die profiteren van het systeem. Ofwel moet het gaan op een vrijwillig gerealiseerde meerwaarde op een immaterieel of materieel vast actief. Maar dan moeten de vervreemde activa sinds meer dan 5 jaar vóór hun vervreemding de aard van vaste activa hebben. Wat wil zeggen dat de vennootschap ze al dag-op-dag vijf jaar moet hebben op het ogenblik dat de meerwaarde wordt gerealiseerd. Deze minimumduur geldt niet bij gedwongen meerwaarden. Bovendien voegt dit systeem een extra voorwaarde toe voor immateriële vaste activa. Die kunnen enkel voor gespreide taxatie in aanmerking komen als er voorheen fiscaal afschrijvingen voor werden aangenomen. Stel dat een vennootschap een goodwill vervreemdt. Als die door haar zelf is opgebouwd en nooit van een derde werd gekocht of de kost daarvan niet als immaterieel vast actief werd geboekt, kan zo'n goodwill nooit in aanmerking komen voor de gespreide taxatie. Stel dat ze echter die goodwill kocht van een derde, deze verder uitbouwde en dan verkoopt, dan kan het wel. Maar dan moet de fiscus afschrijvingen op de goodwill toegestaan hebben.

Gaat het om zo'n meerwaarde, dan kan deze gespreid belast worden als de vennootschap een herbelegging doet van de verkregen schadevergoeding bij een gedwongen, of de verkoopprijs bij een vrijwillige meerwaarde. Alsdan wordt de gerealiseerde meerwaarde als winst belast naar verhouding tot de afschrijvingen op het wederbelegde actief. Neem aan dat in ons voorbeeld de vennootschap een nieuw gebouw koopt voor 2000 en dat gebouw afschrijft op 25 jaar. Dan zal de gerealiseerde meerwaarde van 700 belast worden gespreid over 25 jaar. Wat wil zeggen dat elk boekjaar op 28 belasting zal moeten betaald worden (700 : 25). Zo zal de vennootschap toch nog 237,93 belasting betalen op de 700 meerwaarde (700 x 0,3399). Maar die moet ze niet in één keer betalen. Elk jaar moet ze 9,52 betalen. Wat haar een tijdsvoordeel oplevert. Berekend met een rentevoet van 3 procent krijgt ze zo een korting van 30,35 procent. Door het tijdsvoordeel is de belasting, uitgedrukt in euro's van vandaag, 165,72 (237,93 x 0,6965). Maar dan moet het wederbelegde goed wel gedurende de volle 25 jaar binnen de vennootschap blijven. Als het wordt verkocht na pakweg 10 jaar, zal op dat moment de nog niet belaste meerwaarde van 420 in één keer belastbaar worden (700 : 25 x 15).

De herbelegging moet gebeuren in afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa die in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. De herbelegging moet gebeuren uiterlijk bij de stopzetting van de beroepswerkzaamheid en binnen een welbepaalde termijn. Bij gedwongen meerwaarden moet dat gebeuren uiterlijk 3 jaar volgend op het einde van het belastbare tijdperk waarin de schadeloosstelling is ontvangen. Bij een vrijwillige meerwaarde kan gewacht worden tot 3 jaar vanaf de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de meerwaarden zijn verwezenlijkt. Deze termijnen worden echter uitgebreid tot 5 jaar wanneer wordt herbelegd in een gebouwd onroerend goed, een vaartuig of een vliegtuig. Bovendien kan men in dat geval de termijn voor wederbelegging laten aanvangen vanaf de eerste dag van het voorlaatste belastbare tijdperk dat de verwezenlijking van de meerwaarde voorafgaat. Zo kan men een al gedane investering opvissen.

Onvolledige wederbelegging

De vraag is nu wat moet gebeuren als de vennootschap er niet in slaagt de volle verkoopprijs te wederbeleggen. In ons voorbeeld was die 1000. Neem nu eens aan dat de vennootschap in de overtuiging was dat ze enkel de 700 diende te herbeleggen. Dat is dan 300 te weinig want de wet zegt duidelijk dat ze 1.000 diende weder te beleggen. Maar kan ze in dat geval toch de gespreide taxatie laten lopen op 490 (700 x 700 : 1.000)? Ze wederbelegde in dat geval toch voor zeventig procent. Het Hof te Antwerpen behandelde eind vorig jaar zo'n geval (Antwerpen, 22 december 2005). De magistraten besluiten dat het volledige bedrag moet wederbelegd worden. Bij een gedeeltelijke herbelegging binnen de gestelde termijn wordt de volledige meerwaarde toch nog belast. Wat in ons voorbeeld betekent dat de 237,93 toch in één keer zal moeten betaald worden voor het belastbaar tijdperk waarin de wederbeleggingstermijn verstreek.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 2 maart 2006.