OPSPLITSEN MEERWAARDE TOEGELATEN

Het Hof van Cassatie besliste op 30 november dat niet de hele meerwaarde van een verkoop tussen vennootschappen mag worden belast, als die niet overeenstemt met normale verrichtingen van beheer van een privévermogen. Alleen het abnormaal verworven deel mag worden belast tegen 33 procent.

Een echtpaar richt in 1984 een bvba op met een kapitaal van 6.200 euro. Midden jaren 90 wil hun schoonzoon de zaak overnemen. Intussen is de waarde van de vennootschap behoorlijk gestegen en bezit ze twee gebouwen.

Om de overnameprijs binnen de perken te houden, werkt het echtpaar een heel plan uit. In 1996 wordt een nieuwe nv opgericht. De bvba verkoopt al haar nettoactief aan de nieuwe nv, met uitzondering van de twee gebouwen en het gespaarde geld. Vervolgens koopt het echtpaar de twee gebouwen van de bvba aan.

De nv zet de activiteit voort en de schoonzoon wordt aandeelhouder. De oude bvba heeft na de operatie een eigenvermogenswaarde van 600.000 euro en een vette bankrekening. Het echtpaar wil dan de bvba opdoeken om zo de liquiditeiten te verwerven. Maar de toenmalige Generale Bank vertelt dat zij een koper kunnen vinden voor de bvba die vermoedelijk meer zal betalen dan de eigenvermogenswaarde.

Gespreide taxatie

De vennootschap moest vermoedelijk belasting betalen op de gerealiseerde meerwaarden door de verkoop van de gebouwen en haar nettoactief. Maar daarop kon de gespreide taxatie losgelaten worden. Daardoor zou de meerwaardebelasting niet in één keer verschuldigd zijn, wanneer de bvba de opbrengst van de verkoop zou wederbeleggen in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa, zoals bijvoorbeeld een nieuw gebouw. In dat geval kan de belasting gespreid worden a rato van het afschrijvingsritme van het geïnvesteerde goed. Koopt de bvba een nieuw gebouw aan en schrijft zij dat af over 33 jaar, is de belasting elk jaar maar voor 1/33 verschuldigd. Meteen de reden waarom een investeerder bereid is meer dan de eigenvermogenswaarde te betalen. Als 100 belasting moet betaald worden gespreid over 33 jaar tegen een verdisconteringsvoet van 5 procent, kost dat uiteindelijk maar de helft, 48. Dus wordt zo 52 belasting uitgespaard.

Het echtpaar is voor het plan te vinden. De bank vindt een investeerder die 685.000 euro betaalt voor de aandelen van de bvba. Zo ontvangt het echtpaar 75.000 euro extra (685.000 - 600.000 - commissie bank 10.000). Maar de fiscus gooit roet in het eten. Die vindt de hele montage geen normale verrichting van vermogensbeheer. Dus belast de fiscus de hele meerwaarde van 668.800 euro tegen 33 procent als divers inkomen (art. 90, 1° W.I.B. 1992; 685.000 verkoopprijs - 6.200 aanvankelijk volstort kapitaal - 10.000 commissie van de bank).

Abnormaal deel

Het echtpaar is het daar niet mee eens. Het krijgt gelijk in eerste aanleg maar verliest in beroep. Het hof vindt dat de verkoop boven de eigen vermogenswaarde geen normaal beheer uitmaakt. Dus stapt het echtpaar naar cassatie. Dat Hof heeft nu de beslissing van het hof van beroep vernietigd, omdat de taxatie tegen 33 procent moet worden beperkt tot het bedrag dat het normale beheer overschrijdt.

Het hof van beroep had dus moeten onderzoeken welk bedrag het echtpaar had kunnen ontvangen zonder die abnormale overeenkomst te sluiten met de investeerder. Het Hof van Cassatie is dus de mening toegedaan dat een meerwaarde kan worden gesplitst in een stuk dat overeenstemt met een normale meerwaarde en een stuk dat abnormaal is. Alleen dat laatste deel (bij het echtpaar 75.000 euro) is belastbaar tegen 33 procent. Zonder meer een mijlpaalarrest.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 12 december 2006.