AFSPRAAK IN LUXEMBURG

'Er was eens een muis die zoals het muizen past, graag kaas lustte. De traditionele muizenval op zolder boezemde onze muis aanvankelijk heel veel schrik in maar na korte tijd kende ze alle knepen om kaas te bemachtigen zonder dat de val dichtklapte. De muizenvanger werd bijgevolg erg boos maar in plaats van de val te perfektioneren, legde hij minder goede kaas als lokaas. Onze muis werd daardoor vanzelfsprekend erg triest maar nam er toch genoegen mee. Nu werd de muizenvanger pas echt boos. Voortaan legde hij enkel nog beschimmelde kaas in de val. De muis at ervan, werd ziek maar kreeg wat melk van de kat en herstelde. Die slechte kaas hoefde onze muis niet meer. Ze sloot integendeel vrede met de kat en samen trokken ze op rooftocht naar het buitenland'.

Moraal van het verhaal: de muizenvanger had beter werk gemaakt van een efficiëntere muizenval in plaats van voor slecht lokaas te zorgen. Waarom we dit verhaal vertellen? Wel, omdat het precies overeenstemt met het Belgisch belastingscenario. Plaats de fiskus in de rol van muizenvanger, beschouw de muis als een KMO en de kat als een grote onderneming en vervang de beschimmelde kaas door begrotingskontrole en meteen wordt alles duidelijk.

In de begrotingskontrole heiligde het doel de middelen en dat doel was, geld zoeken. Vooraf moet nog even in herinnering worden gebracht dat de Nationale Bank van België eind vorig jaar een studie publiceerde over de neergelegde jaarrekeningen voor het boekjaar 1989. Daarbij werd bewezen dat de ongeveer 135.000 KMO's in verhouding tot de winst van het boekjaar vóór belastingen dubbel zoveel belasting betaalden dan de ongeveer 15.000 grote ondernemingen.

Degressief

Het stelsel van degressieve afschrijvingen zou definitief worden afgeschaft voor investeringen vanaf 1 januari 1991. Het mooie artikel 49 van het Wetboek van inkomstenbelastingen (WIB) zou geschrapt worden. De gevolgen zijn niet miniem. Degressief afschrijven was een mooie metode die bedrijfsekonomisch verantwoord is. Los van de redenering dat het beter is 1 fr. belasting pas binnen 4 jaar te betalen in plaats van nu, was degressief afschrijven de uitgesproken metode ingeval een investering door middel van autofinanciering werd betaald. In dat geval kon dank zij de degressieve metode in het jaar van de financiering reeds een grote afschrijvingskosten gecreëerd worden. Zo kon meteen reeds een groot deel van de kost ten laste worden genomen. Voortaan zal men voor een investeringsuitgave van 100 fr. die bv. lineair wordt afgeschreven op 5 jaar, slechts 20 fr. afschrijvingen kunnen boeken per jaar. Tot nu toe kon men het eerste jaar 40 afschrijven, het volgende jaar 24 (100 - 40 = 60 x 40% (= 2x 20) enz. Het eerste jaar zal er dus een belastingsupplement worden berekend op 20 en het tweede jaar op 4. In het derde jaar zou in beide metoden 20 worden afgeschreven vermits automatisch mocht overgeschakeld worden op het lineaire afschrijvingsbedrag (20) indien dat hoger was dan het degressieve afschrijvingsbedrag, in ons voorbeeld (100 - 40 - 24 = 36 x 40% = 14,4 wat minder is dan 20. Volgens dit voorbeeld zal tijdens de eerste drie jaar nog maar 60 ipv 84 kunnen worden afgeschreven.

Dit brengt mee dat in het jaar van investering de belasting in de regel hoger zal liggen vermits degressief afschrijven tot het verleden zal behoren. Daarom zullen tal van KMO's meer dan vroeger naar krediet moeten grijpen. Op dit ogenblik is de schuldgraad binnen de KMO reeds hoog. Deze maatregel zal deze schuldgraad nog verhogen. De regering laat uitschijnen dat het om een ingrijpende maatregel gaat. Dat is niet het geval omdat we hier te doen hebben met een eenmalige operatie. Een bedrijf zal uiteindelijk toch 100 % van de investering afschrijven maar de afschrijvingsperiode wordt alleen wat verlengd. Die verschuiving weegt echter bijzonder zwaar door tijdens het eerste jaar. Hierbij dreigt de KMO het eerste slachtoffer te worden: een grote onderneming die nu of binnen 5 jaar 100 fr. belasting betaalt evenveel (indien geen rekening wordt gehouden met de verdiskontering van dat bedrag). De onderneming betaalt in elk geval toch het volle tarief. Het nadeel is enkel financieel, met name dat vroeger belasting moet betaald worden.

De kleine en middelgrote ondernemingen mogen gebruik maken van verminderde tarieven (artikel 126 WIB), tenminste als de belastbare winst onder een bepaalde grens blijft. Door het feit dat zij voortaan niet meer degressief zullen kunnen afschrijven, is de kans reëel dat zij in de hogere schijf terechtkomen en plots het volle tarief moeten betalen. Aldus zal het opnieuw de KMO zijn die effektief meer belasting zal betalen. De Belgische KMO wordt er het slachtoffer van. Zij werken nu enkel in België. Grote ondernemingen zullen hun belangrijke investeringen echter langs buitenlandse vennootschappen verrichten. Daar zullen zij voordelige afschrijvingsmetoden kunnen toepassen en de activa vervolgens tegen een mooie prijs verhuren aan hun Belgische vestigingen. Aldus zal nog meer winst naar het buitenland vloeien. Hoe zal de KMO hierop reageren ? Deze maatregel kan voor velen de spreekwoordelijke druppel zijn. Ook de KMO zal naar het buitenland moeten. De systemen die grote ondernemingen toepassen moeten voortaan ook kunnen voor de KMO. Als de beleidsmensen geen oog hebben voor de konsekwenties van het feit dat de KMO's in België procentueel dubbel zoveel belasting betalen als de grote ondernemingen, dan zal de KMO zelf stappen moeten zetten. Een investeringsvennootschap in Luxemburg kan soelaas brengen.

Spreiden

De bedrijfsverliezen zouden voortaan ook maar voor 50 % meer aftrekbaar zijn, eventueel met een maximum van 20 miljoen. Onduidelijk is of zoals bij de nieuwe investeringsaftrek (wet 28 december 1990) het hoogste van beide bedragen mag gekozen worden. Enerzijds betekent dit voor de KMO weer verlies : zij bestaan meestal maar uit één vennootschap. Zij kunnen het eventueel verlies van één of enkele ondernemingen niet spreiden over andere, winstgevende ondernemingen van de groep door te jongleren met de afsluitdatum van het boekjaar en met verrekenprijzen. De grote ondernemingen zullen verliezen vermijden door ze tijdig te spreiden over verscheidene ondernemingen. Zelfs het argument dat toch ten minste één vennootschap van de groep winst moet maken om dividend te kunnen uitkeren, zal niet meer volledig opgaan. De onderneming die winst maakt en dividend uitkeert zal immers in het buitenland gelegen zijn.

Anderzijds wil de regering ook een begin maken met het introduceren van het beginsel van de"bedrijfsekonomische werkelijkheid'. In vaktaal spreekt men van de INES-doctrine die haaks staat op de BREPOLS-doctrine die steunt op het beginsel van de juridische werkelijkheid. De regering handelt niet logisch: enerzijds wil ze rekening houden met de bedrijfsekonomische werkelijkheid, anderzijds beperkt ze de aftrekbaarheid van verliezen (mogelijke nieuwe wetgeving) en bedrijfskosten (wet 7 december 1988). Ons wetboek van inkomstenbelasting is één juridische fiktie. Hoe kan men binnen dat kader een bedrijfsekonomische interpretatieverplichting opleggen?

De grote ondernemingen krijgen toch nog een geschenk. Door de wet van 22 december 1989 werd de mogelijkheid geschapen om in aanslagjaar 1992 maximum 5 % van de belastingvrije reserves tegen een eenvormig tarief van 10 % uit te keren. Voortaan mag 10% tegen gunsttarief worden uitgekeerd. Welke ondernemingen hebben veel belastingvrije reserves : zij die bijvoorbeeld in het verleden gebruik maakten van het oude artikel 36 WIB en de beproefde "sale en lease back' en de "sale en rent back'-metoden hebben toegepast vooraleer art. 50, 8 WIB werd ingevoerd. Vooral grote ondernemingen hebben in het verleden grote belastingvrije meerwaarden gecreëerd. De KMO heeft dit in veel mindere mate gedaan. Het gros van de belastingvrije reserves dat zij op de balansen hebben staan, komt voort van de investeringsreserve (art. 444, 1 WIB). Deze bedragen zijn echter niet te vergelijken met de bedragen die voorkomen op de balansen van de grote ondernemingen.

Algemene konklusie : het slachtoffer van deze op stapel staande maatregelen is ontegensprekelijk de KMO. De grote ondernemingen zullen opnieuw ontwijkingsmaneuvers inzetten die naar het buitenland zijn gericht. KMO's betalen procentueel gezien dubbel zoveel belasting als de grote ondernemingen maar het ziet er nu naar uit dat die wanverhouding nog zal toenemen. Om de draad met ons muizenverhaal weer op te nemen, het is inderdaad de hoogste tijd dat de muis vrede sluit met de kat en mee op rooftocht trekt naar het buitenland. Afspraak in Luxemburg!

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 8 maart 1991.