IN MEMORIAM: SUPERSNELLE AFSCHRIJVINGEN

Het fiskale stelsel van degressief afschrijven werd recent opnieuw gewijzigd. Menigeen zal zich herinneren dat medio vorig jaar het stelsel reeds werd aangepast. De koning verbood het degressief afschrijven van vaste activa waarvan het gebruik aan derden is afgestaan door de belastingplichtige die de vaste activa afschrijft (art. 41, 2 KB WIB). Het is immers de koning die krachtens artikel 64 van het gekoördineerd WIB het keuzestelsel van degressieve afschrijvingen mag regelen. En onlangs heeft de koning opnieuw gebruik gemaakt van zijn macht om dat stelsel nogmaals te verstrengen.

Beperkingen

We herhalen hier snel wat degressief afschrijven inhoudt. In dit stelsel mag het dubbel lineair percentage gebruikt worden, tenzij het aldus berekende bedrag kleiner wordt dan het lineair afschrijvingsbedrag. In dat geval mag opnieuw het lineair bedrag toegepast worden. Zo kan men voor een investering van 100 fr. via het stelsel van degressief afschrijven het eerste jaar 40 fr. in kosten boeken en het tweede jaar 24 fr. Bij lineair afschrijven is dit voor beide jaren telkens maar 20 fr.

De wet voorziet dat degressief afschrijven in een aantal gevallen niet mag. Samenvattend in vier gevallen. Ten eerste: sinds de invoering van het stelsel van degressieve afschrijvingen worden personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen uitgesloten, tenzij deze voertuigen enkel worden gebruikt voor een taxidienst of voor verhuring met bestuurder (art. 41, 1 KB WIB).

Een tweede beperking betreft de vorig jaar bij KB van 05.08.1991 (BS 10.09.1991) ingevoerde bepaling dat vaste activa waarvan het gebruik is afgestaan door de belastingplichtige die de vaste activa afschrijft, niet meer in aanmerking kunnen komen voor de fiskale degressieve afschrijving (art. 41, 2 KB WIB). Deze maatregel is van toepassing op de vaste activa die verkregen of tot stand gebracht zijn met ingang van de eerste dag van het jaar of boekjaar waarvan de inkomsten belastbaar zijn voor het aanslagjaar 1992. Valt het boekjaar gelijk met het kalenderjaar, dan is degressief afschrijven voor de geciteerde vaste activa uitgesloten vanaf boekjaar 1991.

In derde instantie staat de wet toe dat de afschrijvingen van de bijkomende aankoopkosten die volgens de boekhoudwet mee moeten geaktiveerd worden met de aankoopprijs van het vast aktief, los van het ritme van die aankoopprijs mogen afgeschreven worden. In dit geval mogen de bijkomende kosten toch los van het ritme van het eigenlijke aktief afgeschreven worden. Maar deze moeten dan ofwel ineens ten laste genomen worden tijdens het belastbare tijdperk waarin de kosten zijn gemaakt ofwel afgeschreven worden in gelijke frakties, zonder onderbreking, gespreid over het aantal jaren dat de belastingplichtige bepaalt (art. 62 gekoördineerd WIB). Indien de bijkomende aankoopkosten los van de aankoopprijs van het vast aktief worden afgeschreven kan dit bijgevolg niet volgens de degressieve metode. De gunst om de bijkomende kosten af te schrijven los van de aankoopprijs van het vast aktief, geldt echter niet voor personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen tenzij deze vervoermiddelen uitsluitend gebruikt worden voor bezoldigd personenvervoer. De bijkomende kosten moeten voor die vaste activa altijd afgeschreven worden samen met de aankoopprijs van het vast aktief. (art. 65 Gekoördineerd WIB).

Ten vierde wordt gesteld dat ook de immateriële vaste activa dienen afgeschreven te worden met vaste annuïteiten, dus volgens de lineaire metode. Indien het gaat om investeringen in onderzoek en ontwikkeling moet minimum over drie jaar afgeschreven worden. Gaat het om andere immateriële vaste activa, dan moeten deze minstens over vijf jaar afgeschreven worden. Betreft het investeringen in audiovisuele werken, dan gelden deze regels niet (art. 64 Gekoördineerd WIB).

Nieuw

Door de maatregel van vorig jaar heeft de koning een aantal vaste activa uit het systeem van degressief afschrijven gebannen, afhankelijk van wie de vaste activa gebruikt. Nu heeft hij het systeem van degressief afschrijven gekoppeld aan een minimum afschrijvingsduur. Art. 34 KB WIB krijgt een tweede paragraaf die stelt dat het bedrag van de degressieve afschrijvingsannuïteit in geen geval meer dan 40 procent van de aanschaffings- of beleggingswaarde mag bedragen. Dit betekent dat de voorheen zo gretig toegepaste super-snelle-afschrijvingen (SSA...), de HST onder de afschrijvingen, niet meer mogelijk zijn. Wat deed men voorheen? Neem bij wijze van voorbeeld een computer die aangekocht werd voor één miljoen. Die dingen verslijten snel. Niet zozeer technisch, dan wel ekonomisch. Vandaar dat het te verantwoorden valt die machines bedrijfsekonomisch af te schrijven over drie jaar. Indien men in zo'n geval opteert voor fiskaal degressief afschrijven, mag men maximaal het dubbele lineaire percentage toepassen. In ons voorbeeld komt dit neer op 33,33 procent maal twee of 66,66 procent. Maar om de investeringsaftrek niet te verliezen nam men "maar' 66 procent als te gebruiken percentage voor de degressieve afschrijving. Dit omdat de investeringsaftrek maar toegestaan wordt voor een vast aktief waarvan de afschrijvingen over minstens drie belastbare tijdperken is gespreid (art. 75, 4 Gekoördineerd WIB). Aldus kon onze computer het eerste jaar afgeschreven worden voor 660.000 fr., het tweede jaar voor 300.000 fr. en het laatste jaar voor 10.000 fr.

In de toekomst zal deze vlieger fiskaal niet meer opgaan. Vermits op die wijze het degressief afschrijvingspercentage méér dan 40 procent bedraagt, zal de fiskus deze afschrijving herleiden tot één van net 40 procent. Of anders uitgedrukt: een degressieve afschrijving op minder dan vier belastbare tijdperken is voortaan onmogelijk. Degressief afschrijven met het voortaan maximum percentage van 40 procent komt immers neer op een afschrijving over vier belastbare tijdperken (een investering van 100 wordt achtereenvolgens afgeschreven voor 40, 24, 20 en 16). Of nog anders: om een beroep te kunnen doen op het stelsel van degressief afschrijven, moet de afschrijvingsduur die als basis voor de berekening dient, vijf jaar zijn.

Advies

Het waarom van de maatregel zal meteen duidelijk zijn. Net zoals de aanpassing van vorig jaar, is het uiteraard de bedoeling de ondernemingen minder snel te laten afschrijven zodat de eerste jaren van de investering minder kosten kunnen geboekt worden en aldus meer belastingen moeten betaald worden. Maar daar staat tegenover dat in de laatste jaren kosten zullen geboekt worden die in het geval van supersnelle afschrijvingen niet voorhanden zouden geweest zijn. Via deze maatregel poogt de regering krampachtig zoveel mogelijk geld zo vroeg mogelijk te innen. Het blijft dus een visie op korte termijn. Het enige argument dat - bij gelijkblijvend belastingtarief - in het voordeel van de staatskas kan spelen, is dat deze liever één frank meer ontvangt vandaag dan binnen vier, vijf jaar. Die frank binnen vijf jaar is immers op vandaag minder waard dan deze die ze nu ontvangt (cf. net present value).

Min of meer dezelfde argumentatie werd op 30.07.1991 reeds gebruikt door de Inspektie van Financiën in haar advies aan de regering betreffende deze op stapel staande maatregel. Want inderdaad: dit nieuwe KB werd reeds vorig jaar aangekondigd, maar werd om een of andere reden niet gedurende 1991 ingevoerd. Het toenmalig uitgebrachte verslag wijst duidelijk op het verschuivingseffekt zoals hierboven uiteengezet: "... cette mesure n'augmentera le produit de l'impôt que pour la seule année 1992 (nvdr: het verslag werd opgemaakt in de veronderstelling dat de maatregel zou ingevoerd worden vanaf aanslagjaar 1992), mais, les années suivantes, on en reviendra approximativement au même niveau de recettes fiscales'. Bovendien wijst het verslag op de makro-ekonomische implikaties: "Cette limitation á 40% des amortissements dégressifs... pourrait... avoir un effet négatif sur le volume des investissements et la croissance du PNB'.

Meer nog: de Inspektie van Financiën wijst - in bedekte termen - op eventuele ontwijkingsmekanismen die ondernemingen zouden kunnen gebruiken om toch de beoogde investering zoals voorheen in kosten te kunnen nemen: "Cette limitation incitera également le recours au leasing pour le financement des investissements...'. Beter gezegd: koop uw computer niet langer bij uw hardware-leverancier, maar huur hem voor drie jaar bij dezelfde verkoper. Pittig detail: de verkoper zal die verhuurde computer dan wel niet langer degressief mogen afschrijven. Door het KB van vorig jaar - zie hoger - wordt hem dat recht ontzegt. Het verslag sluit dan ook met volgende passus: "Ne voyant pas d'avantages dans cette mesure... l'Inspection des Finances ne peut remettre un avis favorable'. En de regering doet alsof haar neus bloedt. Zij voert deze maatregel tóch in. Goed wetende dat het een maat voor niks zal zijn. Het logisch boerenverstand (de zogenaamde spitstechnologie) zal zijn werk doen.

Ontwijken

Deze maatregel gaat in vanaf aanslagjaar 1993. Wie reeds in de eerste helft van 1992 investeerde en supersnelle afschrijvingen inkalkuleerde, zal zijn plannen gedwarsboomd zien. Retro-aktiviteit is weer een feit. Net zoals bij het koninklijk besluit van vorig jaar is in dit KB echter geen bepaling opgenomen waarbij gesteld wordt dat elke wijziging aan de einde-boekjaardatum na het in werking treden van dit besluit, zonder uitwerking is voor de toepassing van deze nieuwe bepaling. We herhalen hier dan ook wat we vorig jaar schreven: wijzig de afsluitdatum van het boekjaar bijvoorbeeld van 31.12.1992 naar 30.12.1992 en u kan voor al uw investeringen toch nog de supersnelle afschrijvingen toepassen. De regering moet dan niet met het argument komen aandraven dat dit opnieuw "oneigenlijk gebruik' zou zijn. Een investeringsbeslissing is voor een onderneming een belangrijk gebeuren. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de fiskale gevolgen en mogelijkheden. Indien deze beslissing tot investeren mee genomen werd op basis van het feit dat de investering degressief kon afgeschreven worden, getuigt het van goed management wanneer een onderneming vooralsnog maatregelen zou nemen om de gevolgen van haar beslissing niet in het gedrang te brengen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 1 augustus 1992.