UITWISSELING VAN GEGEVENS DOOR FISCUS BINNEN DE EUROPESE UNIE

Om een belastingplichtige te kunnen belasten, moet de fiscus weet hebben van de belastbare inkomsten. In elk fiscaal wetboek zijn daarom uit de kluiten gewassen onderzoeksbevoegdheden toegekend aan de fiscus. Maar die gelden uiteraard enkel in het land zelf. Hoe kan de fiscus nu te weten komen of belastbaar inkomen werd behaald in het buitenland? Dat is moeilijk. Maar binnen de Europese Unie bestaat daartoe een specifieke richtlijn. Het Hof van Justitie heeft deze in een recent gepubliceerd arrest verduidelijkt. Uitwisselen van gegevens tussen lidstaten wordt er een stuk gemakkelijker door.

Binnen de Europese Unie bestaat sinds 1978 een richtlijn die de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen regelt (richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19.12.1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen; PB L 336, blz. 15). Krachtens deze richtlijn verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten elkaar alle inlichtingen die hun van nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belastingschuld op het gebied van de belastingen naar het inkomen en het vermogen. In deze richtlijn is een passus opgenomen die de spontane uitwisseling van inlichtingen regelt. Inlichtingen moeten immers in sommige gevallen spontaan worden uitgewisseld. De richtlijn stelt dat dergelijke inlichtingen zonder voorafgaand onderzoek van de andere lidstaat moeten verstrekt worden in twee gevallen. Als de bevoegde autoriteit van een lidstaat redenen heeft om te vermoeden dat in een andere lidstaat een abnormale vrijstelling of vermindering van belasting bestaat, moet zij dat melden aan die andere lidstaat. Hetzelfde moet gebeuren indien een belastingplichtige in een lidstaat een vrijstelling of vermindering van belasting verkrijgt die voor hem belastingheffing of verhoging van belasting in een andere lidstaat zou moeten meebrengen.

Alimentatie

In het aan het Hof van Justitie voorgelegde geval ging het om een Nederlands belastingplichtige die reeds gedurende verschillende jaren een forse alimentatie betaalde aan zijn in Spanje verblijvende echtgenote van wie hij duurzaam gescheiden leefde (Hof van Justitie, Eerste Kamer, Zaak C-420/98; zie ook R.W., 2000-2001, 1567). Pittig detail: de alimentatie werd betaald door de Nederlandse belastingplichtige met een Zwitserse bankrekening via de ABN-bank te Genève. De Nederlandse belastingplichtige trok die alimentatie af van zijn Nederlands belastbaar inkomen. De Nederlandse staatssecretaris van Financiën was van mening dat die betaalde alimentatie van invloed kon zijn op de belastingheffing in Spanje. De Nederlandse fiscus vroeg zich dus af of de vrouw die alimentatie wel netjes aangaf in Spanje. De Nederlandse fiscus diende de man de belastingaftrek toe te staan maar wou er zeker van zijn dat ter compensatie de Spaanse fiscus de correcte belasting op die alimentatie inde.

Spontaan melden

De Nederlandse belastingplichtige was het niet eens met het overmaken van die gegevens aan de Spaanse fiscus. Hij diende bezwaar in tegen die beslissing. Maar de Nederlandse staatssecretaris bleef bij zijn standpunt. De belastingplichtige trok naar de Nederlandse Raad van State. Deze stelde in dat verband een prejudiciële vraag aan Het Hof van Justitie. In de eerste plaats vraagt de Raad van State of de mededeling van de inlichtingen enkel kan als de andere lidstaat (in dit geval Spanje) eerst de belastingschuld heeft vastgesteld. Met andere woorden: als Spanje de belasting van de alimentatie nog niet heeft vastgesteld, zouden in deze redenering de inlichtingen niet mogen verstrekt worden. Om op deze vraag te antwoorden citeert het Hof eerst de relevante bepaling uit de richtlijn. De richtlijn verplicht de bevoegde autoriteit van een lidstaat, zonder voorafgaand verzoek aan de bevoegde autoriteit van iedere andere lidstaat de inlichtingen mede te delen die van nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belastingschuld op het gebied van de belastingen naar het inkomen en het vermogen, wanneer zij redenen heeft om te vermoeden, dat er in die andere lidstaat een abnormale vrijstelling of vermindering van belasting bestaat. Volgens de bewoordingen van deze bepaling is het voldoende, dat er een vermoeden van vermindering of vrijstelling van belasting bestaat. Het is daarentegen niet nodig, dat deze vermindering of vrijstelling is aangetoond. Enkel indien die informatie de autoriteiten voor wie zij bestemd is bereikt voordat de belastingschuld is vastgesteld, zullen zij deze kunnen gebruiken op een wijze die het best beantwoordt aan het doel van de richtlijn. Het Hof geeft een logische uitlegging van de uitwisselingsregeling vervat in de richtlijn. Als Spanje eerst de belasting moet vaststellen alvorens de uitwisseling mag gebeuren, zal in vele gevallen de correcte belasting nooit kunnen gevestigd worden door de Spaanse fiscus. Die krijgt juist pas weet van de belastbare basis door de uitwisseling.

Wat is abnormaal

De Nederlandse Raad van State stelde een tweede vraag aan het Hof van Justitie. Volgens de richtlijn moet de uitwisseling gebeuren als een vermoeden bestaat dat in een andere lidstaat een vrijstelling of vermindering van belasting bestaat die abnormaal is. De Nederlanders vragen zich af wanneer mag besloten worden dat een vrijstelling of vermindering "abnormaal" is. Het Hof merkt eerst op dat een verschil bestaat in de diverse vertalingen van de richtlijn. De Deense, de Spaanse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Finse taalversie spreken van een abnormale vrijstelling of vermindering van belasting. De Duitse, de Griekse, de Zweedse en de Engelse versie spreken over een derving van belasting. Die laatste redactie is uiteraard de meest duidelijke. Maar een derving van belasting zou anders kunnen uitgelegd worden dan een abnormale vrijstelling of vermindering van belasting. Met die laatste passus zou men kunnen zeggen dat het moet gaan om een in de nationale fiscale wetgeving van de andere lidstaat ingeschreven vrijstelling of vermindering van belasting. Bij zo’n uitlegging zou uitwisseling van informatie enkel kunnen om een belastingplichtige in de andere lidstaat juist een extra belastingvermindering te doen bekomen. Het woord derving is veel duidelijker. Door de niet aangifte van een belastbaar bestanddeel derft de andere lidstaat een belasting. Volgens vaste rechtspraak moeten de verschillende taalversies van een communautaire tekst eenvormig worden uitgelegd en moet de betrokken bepaling, indien er verschillen tussen die versies bestaan, dus worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt. Het Hof van Justitie stelt dat de richtlijn zowel belastingfraude en -ontduiking wil bestrijden, maar ook de juiste vaststelling van de inkomsten- en de vermogensbelasting in de verschillende lidstaten mogelijk wil maken. Dus moet de richtlijn aldus worden uitgelegd, dat een lidstaat zonder voorafgaand verzoek inlichtingen aan de belastingdienst van een andere lidstaat verstrekt, wanneer hij redenen heeft om te vermoeden, dat er zonder deze informatie in die andere staat een ongerechtvaardigde vermindering van belasting kan bestaan of worden verleend. Deze vermindering behoeft niet groot te zijn. Het Hof slaat dus logischerwijs de richting van ongeoorloofde derving in. Het woord "abnormaal" wil dus niet zeggen dat het om een groot bedrag moet gaan. Het wil enkel zeggen dat het om een ongeoorloofde derving van belasting moet gaan.

België

Een arrest dat de richtlijn duidelijk uitlegt. Het vermoeden dat een ander land een belasting derft, is voor de fiscus van een andere lidstaat voldoende om spontaan te melden. Dat kan trouwens niet alleen voor natuurlijke personen. Dat kan ook voor rechtspersonen. Als de Belgische fiscus vermoedt dat de betalingen van royalty’s aan rechtspersonen gevestigd in een andere lidstaat niet zouden aangegeven zijn, kan hij dat melden. In ons land is de richtlijn opgenomen in art. 338 W.I.B. 1992. Dat artikel stelt dat de Belgische administratie der directe belastingen met de belastingbesturen van de andere lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap inlichtingen mag uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de juiste vaststelling van de belastingen naar het inkomen en het vermogen binnen die Gemeenschap. Wat de inlichtingen betreft die de Belgische fiscus ontvangt van andere lidstaten wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de Administratie der directe belastingen rechtstreeks inzamelt.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 29 juni 2001.