DE HERVORMING VAN DE PERSONENBELASTING : HET NIEUWE BELASTINGKREDIET

Vorige week bespraken we de verlaging van de tarieven van de personenbelasting vanaf aanslagjaar 2003. Vandaag staan we stil bij de invoering van een belastingkrediet voor de lage inkomens. Wie als individuele belastingplichtige een activiteitsinkomen heeft dat tussen 150.000 en 650.000 BEF ligt, zal een extra belastingvermindering krijgen. Als dat groter is dan de te betalen personenbelasting, zal het saldo zelfs terugbetaald worden. Zonder belasting te betalen, belasting terugkrijgen. De fiscus deelt uit in plaats van binnen te rijven. De wereld verandert.

Een maatregel vergelijkbaar met deze die de regering nu invoert, wordt al toegepast in andere landen waaronder de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Ook in Frankrijk wordt hij onderzocht. Het belastingkrediet moet volgens de regering de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen. Als men de inkomsten van een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze vergelijkt met enerzijds het bedrag van het gewaarborgd minimuminkomen en, anderzijds, het beschikbaar arbeidsinkomen rekening houdend met het belastingkrediet, stelt men immers vast dat in plaats van een verschil van 10 procent tussen het vervangingsinkomen en het inkomen uit arbeid, men uitkomt op een verschil van 15 procent dankzij de toekenning van het belastingkrediet.

De regering wil binnen de hervorming van de personenbelasting een extra maatregel voor de laagste inkomens. Daartoe wordt de techniek gebruikt van een terugbetaalbaar belastingkrediet. De maatregel is bedoeld voor loontrekkenden en zelfstandigen die inkomsten hebben die hoger liggen dan 150.000 BEF doch lager dan 650.000 BEF (geraamde geïndexeerde cijfers). Dit gebeurt door een nieuw art. 289ter in het W.I.B. 1992 in te voeren. Het belastingkrediet zal enkel op de inkomsten uit arbeid van toepassing zijn. Dit ongeacht of het gaat om de inkomsten van een loontrekkende, dan wel om die van een zelfstandige. Maar als de zelfstandige een beroep doet op de toepassing van de forfaitaire heffingsgrondslag, dan zal hij niet kunnen genieten van het nieuwe belastingkrediet. Van meet af aan zijn dus de zelfstandigen die geen volledige boekhouding hebben en een beroep doen op het forfait (in toepassing van art. 242, § 1, tweede lid W.I.B. 1992) uitgesloten. De belastingplichtigen die een activiteitsinkomen heeft dat lager ligt dan 3.260 euro (niet geïndexeerd), wordt ook uitgesloten. Die grens was van meet af aan uitgesloten om ervoor te zorgen dat wie op louter occasionele basis of tijdens een beperkt aantal maanden werkt (wat bijvoorbeeld het geval is bij jongeren die op het einde van het jaar op de arbeidsmarkt terechtkomen) niet van het belastingkrediet kan genieten.

Activiteitsinkomen

Wanneer het totale netto-inkomen van het belastbare tijdperk niet meer bedraagt dan 14.140 euro, heeft de rijksinwoner recht op een belastingkrediet waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van het bedrag van het activiteitsinkomen. Dat begrip was tot vóór de hervorming niet gedefinieerd in het wetboek inkomstenbelastingen. Vandaar dat de hervormingswet zelf dit begrip omschrijft. Het vertrekt van het nettobedrag van de beroepsinkomsten. Maar dat bedrag moet verminderd worden, voor zover de belastingplichtige deze heeft, met vijf bestanddelen: pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen (art. 23, § 1, 5° W.I.B. 1992), de vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van inkomsten (daarmee worden ondermeer werkloosheidsvergoedingen en brugpensioen bedoeld; art. 31, eerste lid, 5°), de afzonderlijk belastbare beroepsinkomsten (vermeld in art. 171 W.I.B. 1992), de bezoldigingen voor arbeidsprestaties die korter zijn dan één derde van de wettelijk voorziene arbeidsduur en de winst of baten die voor de toepassing van de wetgeving betreffende het sociaal statuut van de zelfstandigen als inkomsten van een bijberoep worden beschouwd. Die twee laatste zijn nieuw. Zij kennen binnen het wetboek geen afzonderlijk taxatieregime.

Van 78 naar 440 euro

Het belastingkrediet moet berekend worden vóór de toekenning en toerekening van een deel van de beroepsinkomsten aan de echtgenoot (art. 86 tot 89 W.I.B. 1992). Tevens wordt het becijferd vóór de toepassing van het huwelijksquotiënt. Het wordt dus berekend voor elke echtgenoot afzonderlijk op basis van de eigen beroepsinkomsten (art. 128 W.I.B. 1992). Om het terugbetaalbaar belastingkrediet te berekenen, moet een complexe berekening gemaakt worden. Drie gevallen moeten onderscheiden worden. De bijgevoegde tabel geeft aan hoe het belastingkrediet moet berekend worden. Zoals reeds vorige week werd toegelicht, zijn de geciteerde bedragen telkens de niet-geïndexeerde bedragen. De geïndexeerde bedragen kunnen immers nog niet gegeven worden. De in deze bijdragen beschreven wijzigingen treden pas in werking vanaf aanslagjaar 2003. De indexatie voor dat aanslagjaar is nog niet gekend. Om een idee te geven: de indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar 2002 bedraagt 1,3057. Dus om een vergelijking te maken met wat de bedragen zouden kunnen worden, is deze coëfficiënt nuttig. De maatregel wordt ingevoerd vanaf aanslagjaar 2003. Uit deze voorstelling blijkt dat het belastingkrediet in aanslagjaar 2003 maximaal 78 euro zal zijn als het activiteitsinkomen ligt tussen 4.350,00 en 10.880,00 euro. Beneden die grens daalt het belastingkrediet systematisch. Het wordt 0 bij een activiteitsinkomen van 3.260 euro. Boven die grens daalt het systematisch om bij 14.140 euro nul te worden. Voor aanslagjaar 2004 wordt het bedrag van 78 euro verhoogd tot 220 euro. Vanaf aanslagjaar 2005 wordt dat 440 euro.

AJ

Activiteitsinkomen

Basis

Vermenigvuldigd met

2003

tussen 3.260,00 EUR en 4.350,00 EUR

78 EUR

(activiteitsinkomen - 3.260) / (4.350 - 3.260)

tussen 4.350,00 EUR en 10.880,00 EUR

78 EUR

tussen 10.880,00 EUR en 14.140,00 EUR

78 EUR

(14.140 - activiteitsinkomen) / (14.140 - 10.880)

2004

tussen 3.260,00 EUR en 4.350,00 EUR

220 EUR

(activiteitsinkomen - 3.260) / (4.350 - 3.260)

tussen 4.350,00 EUR en 10.880,00 EUR

220 EUR

tussen 10.880,00 EUR en 14.140,00 EUR

220 EUR

(14.140 - activiteitsinkomen) / (14.140 - 10.880)

2005

tussen 3.260,00 EUR en 4.350,00 EUR

440 EUR

(activiteitsinkomen - 3.260) / (4.350 - 3.260)

tussen 4.350,00 EUR en 10.880,00 EUR

440 EUR

tussen 10.880,00 EUR en 14.140,00 EUR

440 EUR

(14.140 - activiteitsinkomen) / (14.140 - 10.880)

Beperkingen

In de nieuwe regeling zijn twee beperkingen ingebouwd. De eerste beperking gaat na of de belastingplichtige naast het activiteitsinkomen nog andere beroepsinkomsten heeft. Wanneer de beroepsinkomsten slechts gedeeltelijk uit activiteitsinkomsten bestaan, wordt het belastingkrediet beperkt. Het wordt alsdan verminderd in verhouding tot het gedeelte dat de activiteitsinkomsten vertegenwoordigen ten opzichte van het nettobedrag van de beroepsinkomsten. Stel dat het activiteitsinkomen 80 is en de belastingplichtige daarnaast nog 20 werkloosheidsuitkeringen heeft ontvangen. In dat geval moet het berekende belastingkrediet vermenigvuldigd worden met 80/100. In een tweede beperking wordt gecontroleerd of de belastingplichtige naast beroepsinkomsten nog andere inkomsten heeft. Denk daarbij bijvoorbeeld aan onroerende inkomsten en gezamenlijk belastbare diverse inkomsten zoals onderhoudsgelden. Deze beperking moet echter enkel toegepast worden als de belastingplichtige een totaal netto-inkomen heeft dat meer bedraagt dan 10.880 euro doch niet meer dan 14.140 euro. In dat geval kan het belastingkrediet niet meer bedragen dan de uitkomst van de vermenigvuldiging van 78 euro (voor aanslagjaar 2003, 220 euro voor aanslagjaar 2004 en 440 euro vanaf aanslagjaar 2005) met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het verschil tussen 14.140 euro en het bedrag van het totale netto-inkomen en de noemer gelijk aan het verschil tussen 14.140 euro en 10.880 euro. Wie dus voor aanslagjaar 2003 een totaal netto-inkomen heeft van 12.000 euro dat voor 2.000 euro bestaat uit belastbare onroerende inkomsten, zal dus zijn maximaal belastingkrediet beperkt zien tot 51,20 euro (78 x (14.140 –12.000) / (14.140 – 10.880)).

Cadeau krijgen

Het berekende belastingkrediet wordt dan uiteindelijk verrekend met de personenbelasting. Een nieuwe bepaling binnen art. 290 W.I.B. 1992 stelt dat het belastingkrediet volledig met de personenbelasting en de aanvullende belastingen op de personenbelasting wordt verrekend. Als het berekende belastingkrediet niet volledig kan aangerekend worden op de te betalen belasting, zal het saldo betaald worden aan de belastingplichtige indien het ten minste 2,50 EUR bedraagt. In de wettekst (art. 304, § 3, eerste lid W.I.B. 1992) wordt gesproken van "teruggeven". Maar het mag duidelijk zijn dat de belastingplichtige nooit belastingen heeft betaald die ten grondslag liggen aan het belastingkrediet. Dus terugbetalen is het niet. Het is gewoon cadeau krijgen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 27 oktober 2001.