HERVORMING VENNOOTSCHAPSBELASTING: KMO MET VLAG EN WIMPEL OVER STREEP

De hervorming van de vennootschapsbelasting is deze week in een definitieve fase gekomen. Premier en kernministers hebben een compromis uitgewerkt vertrekkende van het voorontwerp van wet houdende hervorming van de vennootschapsbelasting (zie krant 15.03.2002). We geven een overzicht van de rozen en de doornen. Maar het moet gezegd: dit is een uiterst KMO vriendelijk plan. Eindelijk een regering die de KMO op haar waarde weet te schatten. Nu nog hopen dat de regering niet valt en de beloftes dus wet worden. Voor de meeste maatregelen vermoedelijk vanaf aanslagjaar 2004.

De tariefverlaging blijft onverkort overeind. Het gemene tarief wordt 33,99 procent. De verminderde tarieven voor KMO’s worden: op een eerste schijf van 25.000 EUR 24,25 procent, van 25.000 tot 90.000 EUR 31 procent en van 90.000 tot 332.500 EUR 34,5 procent. Dat betekent een aderlating van 1,1 miljard EUR (leuk detail: de hele berekening van de kostprijs van deze hervorming is door de regering nog uitgerekend in oude franken). Bijkomend krijgen vennootschappen die onderworpen zijn aan het verminderd tarief vrijstelling van elke belastingverhoging ingeval van gebrek aan of ontoereikendheid van voorafbetalingen gedurende de eerste drie aanslagjaren. Die maatregel kost amper 5 miljoen EUR.

Investeringsreserve

Verder wordt voor KMO’s die al oeverloos aangekondigde investeringsreserve ingevoerd. Boven op de tariefverlaging krijgen de KMO’s dus een bijzonder mooi extra cadeau. De kost van dat geschenk raamt de regering op 87 miljoen EUR. Let wel: enkel KMO’s zullen van de maatregel kunnen genieten. Voor de KMO definitie grijpt de regering (net zoals voor de vrijstelling van voorafbetalingen) begrijpelijkerwijs terug naar de voorwaarden voor de verminderde tarieven. De investeringsreserve zelf is bepaald op 50 procent van de aangroei binnen een belastbaar tijdperk van het gereserveerde belastbare resultaat verminderd met drie elementen en met een maximum van 37.500 EUR. De drie in mindering te brengen elementen zijn: in eerste instantie de (krachtens art. 192, § 1 W.I.B. 1992) vrijgestelde meerwaarden op aandelen. Ten tweede: de niet belastbare 25 procent meerwaarde op personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen. Tot slot wordt het bedrag van de aangroei van de belaste reserves verminderd met de vermindering van het gestort kapitaal, berekend als gewogen gemiddelde van het belastbaar tijdperk tegenover het vorig belastbaar tijdperk waarin het laatst het voordeel voor het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten. Een kapitaalvermindering wordt dus afgestraft. Voorwaarde is wel dat de belaste reserves (inclusief de investeringsreserve) hoger zijn dan de belaste reserves op het einde van het vorig boekjaar waarin de investeringsreserve werd toegekend. Bovendien zal de investeringsreserve moeten geboekt worden als belastingvrije reserve binnen het eigen vermogen van de vennootschap. De regering zou de idee laten varen om ook vermeerdering van vorderingen van aandeelhouders, bestuurders of zaakvoerders, hun echtgenoot of hun minderjarige kinderen in mindering te doen brengen van het basisbedrag waarop de investeringsreserve moet berekend worden. Het bedrag van de reserve moet wel nog steeds geïnvesteerd worden in afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa die recht geven op het voordeel van de investeringsaftrek. Die investering moet gebeuren binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd. Een vennootschap kan dus al een wederbelegging doen in het boekjaar voor hetwelk de reserve werd gevormd.

Neem een vennootschap die in de aangifte vennootschapsbelasting voor een boekjaar zijn in principe belaste reserves laat aangroeien met 80.000 EUR. De vennootschap geniet van de verminderde tarieven. Dan zal deze vennootschap als het regeringsplan wet wordt, op vijftig procent van 37.500 EUR niet belast worden als ze dat bedrag boekt op belastingvrije reserves. De overige 61.250,00 EUR zal dan belast worden aan de verminderde tarieven. Op de eerste 25.000 EUR betaalt de vennootschap 24,25 procent. De resterende 36.250,00 EUR zullen belast worden aan 31 procent. Dat maakt (inclusief 3 procent crisisbelasting) in totaal 17.819,00 EUR. Een gemiddeld tarief van … 22,27 procent.

Maar deze tegemoetkomingen moeten gecompenseerd worden. De hervorming mag de schatkist niets kosten. Dus moet in een aantal aftrekposten gesneden worden. Opvallend is dat koning auto na al het gehakketak keizer auto wordt. Voor de automobielen verandert niets. Van de beperking tot 90 procent van de brandstofkosten is geen sprake meer. De groenen gingen voor de bijl. Hou tevens voor ogen dat al deze maatregelen enkel gelden voor vennootschappen. Binnen de personenbelasting wijzigt niets.

Afschrijvingen

De regering had gezegd iets te doen met de afschrijvingen. Aanvankelijk dacht men het stelsel van de (fiscaal) degressieve afschrijvingen af te schaffen. Maar die blijven overeind. Wel zal de eerste afschrijvingsannuïteit ten aanzien van tijdens het boekjaar verkregen of tot stand gebrachte activa voortaan slechts als beroepskosten worden aangemerkt in verhouding tot het gedeelte van het boekjaar waarin de activa zijn verkregen of tot stand gebracht. Er zal dus moeten afgeschreven worden pro rata temporis in het jaar van aanschaf. Daarnaast zal het totale bedrag van de bij de aankoop komende kosten op dezelfde wijze als de hoofdsom van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de desbetreffende activa moeten afgeschreven worden. Maar deze maatregelen zullen niét gelden voor de vennootschappen die genieten van het verminderd tarief. Voor KMO’s blijft alles dus bij het oude. Maar voor de niet-KMO vennootschappen wordt het bloeden. Deze afschrijvingsmaatregelen moeten immers 0,48 miljard EUR opbrengen of zo goed als de helft van de kostprijs van de tariefverlaging.

DBI

Liquidatieboni, zowel met reserves nog belast aan de "oude" tarieven als met reserves belast met de nieuwe tarieven, inkoop eigen aandelen en scheidingsaandelen (beide laatste voor het verschil tussen de uitkering en hun fiscale waarde) zullen belast worden met 10 procent roerende voorheffing. Dit zal enkel een invloed hebben als de uitkering gebeurt aan een natuurlijk persoon. De regering wil ook de definitief belaste inkomsten aanpakken. Nu wordt een vennootschap niet belast op dividenden die zij ontvangt van een andere vennootschap in zoverre op de datum van toekenning of betaalbaarstelling van deze inkomsten, de vennootschap die de inkomsten verkrijgt in het kapitaal van de vennootschap die ze uitkeert, een deelneming bezit van ten minste 5 procent of met een aanschaffingswaarde van ten minste 1.200.000 EUR (art. 202, § 2, eerste lid W.I.B. 1992). De 5 procent minimumdrempel zal opgetrokken worden. Naar verluid zou het 25 procent worden. Tevens zou een minimum bezitduur van zes maand verplicht worden. De vennootschap zal ook moeten aantonen dat, als de dividenden niet afkomstig zijn uit binnenlandse vennootschappen, in het buitenland een minimum aan belasting is betaald. Is die niet betaald, dan zal een stelsel van verrekening van de geïnde belasting van toepassing zijn.

Het verlies van een belastbaar tijdperk mag niet langer gecompenseerd worden op het gedeelte van de winst dat voortkomt uit abnormale of goedgunstige voordelen. Als de vennootschap met verlies zit in een boekjaar en dit ongedaan maakt door het uitreiken van een verkoopfactuur waar geen prestaties tegenover staan, zal zij op het bedrag van die factuur toch belasting moeten betalen. Deze regel bestond tot op vandaag enkel voor aftrek van verliezen van vorige belastbare tijdperken van de winst in het boekjaar. Nu geldt de regel ook binnen hetzelfde boekjaar.

De verlaging tot een kwart van het tarief dat van toepassing is op de winsten van buitenlandse oorsprong (landen waarmee België geen overeenkomst heeft tot vermijding van dubbele belasting) wordt afgeschaft. Maar het plan om de aftrek van gewestbelastingen te schrappen, blijft overeind. De belastingen vermeld in de Financieringswet van 1989 (art. 3 Wet 16.01.1989) blijven evenwel buiten schot. Onroerende voorheffing en registratierecht blijven dus volledig aftrekbaar. Maar de milieufiscaliteit en de leegstandheffing zullen dus binnen een vennootschap niet langer aftrekbaar zijn.

DE KMO TARIEVEN

Wanneer kan een vennootschap nu genieten van de (nieuwe) verlaagde tarieven? Als de vennootschap vijf strikte voorwaarden naleeft (art. 215, derde lid W.I.B. 1992).

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 29 maart 2002.