JURIDISCHE HERKWALIFICATIE DOOR DE FISCUS LIGT ONDER VUUR

Sinds 1993 beschikt de fiscus over een meesterwapen om fiscale constructies neer te sabelen. Hij kan de juridische kwalificatie van een akte wijzigen. Zo kan hij pogen een bedrijfsleiderverzekering om te zetten tot een gewone belegging. Maar het Hof van Beroep te Gent is het daar helemaal niet mee eens. Vermoedelijk voor het eerst geeft een Hof van Beroep een erg duidelijke interpretatie van het meest gevreesde artikel in fiscalibus.

Sinds 31.03.1993 geldt binnen het wetboek inkomstenbelastingen een anti-rechtsmisbruikbepaling (art. 344, § 1 W.I.B. 1992). De fiscus kan de juridische kwalificatie die de belastingplichtige heeft gegeven aan een akte veranderen, wanneer de administratie bewijst dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken. De belastingplichtige kan het tegendeel bewijzen door aan te tonen dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt. Een kei van een artikel. De wetgever wou met dit artikel constructies bestrijden die enkel werden opgezet om belasting te ontwijken. In de jaren tachtig en begin van de negentiger jaren maakten dergelijke constructies behoorlijk wat opgeld. Die konden enkel bestreden worden met de simulatietheorie. De fiscus moet daarbij het moeilijke bewijs leveren dat de akte in werkelijkheid niet is gesteld, of dat de partijen niet alle gevolgen van deze akte hebben aanvaard. Vandaar dat wetgever de fiscus een nieuw middel aan de hand deed. Met het nieuwe artikel zou de fiscus meer rekening moeten kunnen houden met de economische werkelijkheid. Het probleem is echter dat tot vandaag het Hof van Cassatie nog niet heeft moeten oordelen over dit artikel. De rechtbanken van eerste aanleg hebben dat wél al gedaan. Bekend zijn de vonnissen die een inkoop eigen aandelen behandelen. De fiscus herkwalificeerde deze inkoop steevast tot een dividenduitkering. In zo goed als alle gevallen volgde de rechtbank de fiscus niet om vaak uiteenlopende redenen. Maar vonnissen hebben niet zoveel gewicht als arresten. Die waren er tot voor kort niet.

In een recent arrest van het Hof van Beroep te Gent wordt wél voor het eerst iets gezegd over het gevreesde artikel. Het ging daar over een verzekering “tak 21” van het type “uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserve”. Het Hof oordeelde dat het om een beleggingsovereenkomst ging en niet om een verzekeringsproduct. Het Hof besloot daartoe omdat in geval van overlijden enkel de betaling van de opgebouwde reserve verhoogd met de verworven winstdeelneming werd uitgekeerd. Er was dus geen echt risico verzekerd. Bij overlijden kreeg men enkel datgene wat men zelf gespaard had. De verzekerde en de begunstigde hebben er zo geen financieel belang bij dat de onzekere gebeurtenis, het overlijden, zich al dan niet voordoet. De verzekeringsonderneming liep geen enkel risico. Een verzekeringscontract moet volgens het Hof een kanscontract zijn. In de aan haar voorgelegde casus was dit niet het geval. De eerste rechter had dezelfde conclusie. Maar die gebruikte art. 344, § 1 W.I.B. 1992. Het Hof daarentegen vindt dat het gaat om een gesimuleerde bedrijfsleiderverzekering.

Vruchtgebruik

Alhoewel de belastingplichtige dus geen gelijk krijgt, zegt het Hof in erg duidelijke bewoordingen wat het vindt van art. 344, § 1 W.I.B. 1992. Volgens het Hof kan een herkwalificatie enkel als de door de partijen gestelde akte op verschillende manieren juridisch kan worden gekwalificeerd. Bij een herkwalificatie moet de juridische realiteit die de belastingplichtige tot stand heeft gebracht, worden gerespecteerd. Uitsluitend de juridische kwalificatie van de akte mag worden gewijzigd. Niet de inhoud en de gevolgen van de door de belastingplichtige gekozen akte. Alle feitelijke en juridische gevolgen van de verwezenlijkte akte moeten worden geëerbiedigd. Daarmee bevestigt het Hof een passus uit de voorbereidende werken bij de totstandkoming van art. 344, § 1 W.I.B. 1992.

Het belang van deze passus uit het arrest kan niet worden overschat. Als dit de stelling van onze hoven wordt, is meteen de wind uit de zeilen van art. 344, § 1 W.I.B. 1992 gehaald. Als de fiscus een akte anders kwalificeert, moet de andere kwalificatie exact dezelfde juridische gevolgen hebben. De juridische werkelijkheid blijft dus primeren boven de economische. Neem nu een vruchtgebruik. Dat herkwalificeren naar een gewone huurovereenkomst lijkt dan niet mogelijk. Een vruchtgebruik heeft immers andere gevolgen dan een huur. Zo kan een vruchtgebruik gehypothekeerd worden. Een huurovereenkomst niet. Een vruchtgebruik geeft trouwens absolute rechten op de zaak zelf en biedt een grotere zekerheid naar de vruchtgebruiker toe. Moraal van het verhaal: de strijd rond de juiste interpretatie van art. 344, § 1 W.I.B. 1992 is ingezet. Of hoe een advocaat die een arrest verliest er toch in slaagt baanbrekend werk te leveren in fiscalibus.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 12 februari 2004.