RESTAURANTKOSTEN BINNENKORT VOOR 62,5 PROCENT AFTREKBAAR

Het is er dan toch van gekomen. Op 1 april 2004 keurde de Kamer het wetsontwerp goed om restaurantkosten meer aftrekbaar te maken. De motivatie die de regering daarvoor serveert, zal menig belastingbetaler als muziek in de oren klinken. Maar er is ook minder goed nieuws. De buitenlandse restaurantkosten zullen niet meer volledig aftrekbaar zijn.

Tot op vandaag geldt binnen het Wetboek Inkomstenbelastingen dat vijftig procent van de beroepsmatig gedane restaurantkosten fiscaal niet aftrekbaar zijn (art. 53, 8° W.I.B. 1992). Op die regel bestaat één wettelijke uitzondering. Restaurantkosten gemaakt door vertegenwoordigers van de voedingssector zijn volledig aftrekbaar als ze bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid noodzakelijk zijn in het kader van een mogelijke of werkelijke relatie van leverancier tot klant. Zoals al jaren werd aangekondigd door minister REYNDERS, worden deze regels nu vervangen. De restaurantkosten zullen voor een hoger bedrag aftrekbaar worden. De regering wil dat doen om drie redenen. Om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de horecasector die kampt met hoge personeelskosten en gebrek aan rentabiliteit. De maatregel moet ook bijkomende arbeidsplaatsen opleveren en de algemene belastingdruk verlagen.

Om De maatregel te verdedigen staat in de Memorie van Toelichting een mooi stukje proza te lezen: “De commerciële gebruiken zijn inderdaad van die aard dat het sluiten van een contract vanzelfsprekend samengaat met het nuttigen van een maaltijd tijdens dewelke de verschillende actoren hun geschillen veelal bijleggen. De pers getuigt overigens dagelijks van het belang van een etentje in de wereld en dan vooral in de zakenwereld.” (DOC 51 0906/001, p. 5). Een passus die nog veel zal geciteerd worden om het beroepsmatig karakter van restaurantkosten aan te tonen. Zeker omdat het woord “vanzelfsprekend” er in staat. Het is dus gewoon een vast gebruik in dit land. Niet gaan eten leidt volgens deze motivering tot slechtere contracten. Als die restaurantkosten dan zo belangrijk zijn, waarom ze dan niet meteen voor de volle honderd procent aftrekbaar maken? Dat kan volgens de regering niet. Gaan eten vervult immers ook een levensbehoefte. Vandaar dat een stuk niet aftrekbaar blijft. De uitgaven die voortvloeien uit een zich aan iedereen opdringende levensbehoefte, zijn volgens de regering uitgaven van persoonlijke aard die overeenkomstig artikel 53, 1° W.I.B. 1992 niet als beroepskosten aftrekbaar zijn.

De hogere aftrekbaarheid wordt in twee stappen ingevoerd. De uitgaven gedaan vanaf 01.01.2004 zullen voor 62,5 procent aftrekbaar zijn. In een tweede fase zal het percentage van 62,5 procent stijgen naar 75 procent. Die tweede verhoging zal pas gelden vanaf 01.01.2005 als de horecasector gedurende 2004 een fiscale en sociale gedragcode afsluit met de regering. Maar dat is niet de enige reden voor het uitstel. Ook de budgettaire haalbaarheid speelt een rol. De maatregel zal op kruissnelheid een budgettaire impact hebben van 50 mln. EUR per jaar.

Met deze aanpak geeft de regering te kennen dat gedurende 2004 37,5 procent van een maaltijd een levensbehoefte dekt en dus niet aftrekbaar is. Vanaf 2005 wordt dat vermoedelijk herleidt tot 25 procent. De Raad van State wees de regering daarbij op een toch wel leuke tegenstrijdigheid (Advies nr. 36.594/2). In de rechtspraak, die in de commentaar van de fiscus met zoveel woorden wordt geciteerd (Com.IB. 1992, 53/129), staat te lezen dat maar 20 procent van de maaltijd moet verworpen worden om reden van de normale levensbehoefte. Waarom, zo vragen onze Staatsraden zich af, moet het nu plots op 37,5 of 25 worden bepaald? De regering, die daar niet aan gedacht had, wringt zich in alle bochten. Het arrest dat in de fiscale commentaar staat, is geen constante rechtspraak en wil volgens de regering enkel aangeven dat bij restaurantkosten ook een stuk levensbehoefte zit. Maar dit argument snijdt geen hout. Waarom citeert de fiscus dan zelf de 20 procent?

Maar wat met de overige uitzonderingen extra legem? Zo kent eenieder de uitzondering voor in het buitenland gemaakte restaurantkosten. Die waren tot op vandaag voor 100 procent aftrekbaar om Belgen die zaken doen in het buitenland niet in een slechtere concurrentie te plaatsen ten opzichte van de lokale ondernemers. Maar het heeft er alle schijn van dat deze uitzondering zal verdwijnen. Minister REYNDERS zei in de Kamer erg duidelijk dat de nieuwe bepalingen gelden voor de restaurantkosten in binnen- en buitenland. Voor de zakenrestaurants en de loges bij sportwedstrijden zullen dezelfde beperkingen gelden. Enkel de commerciële vertegenwoordigers van de voedingsector kunnen blijven genieten van de honderd procent aftrekbaarheid. Het aangenomen ontwerp is nu overgezonden naar de Senaat. Maar daar zal het wel niet geamendeerd worden. Het is dus wachten op de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad opdat hij definitief in werking treedt.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 15 april 2004.