BTW OP MANIFESTATIES MET PUBLICITEITSKARAKTER AFTREKBAAR

Het Hof van Cassatie heeft beslist dat als een activiteit hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de eindkoper in te lichten over een product of dienst om de verkoop te bevorderen, zij een reclame is waarvan de B.T.W. aftrekbaar is. Goed nieuws voor de toekomst. Maar het leuke is dat dit arrest het mogelijk maakt de B.T.W. op evenementen tot vijf jaar terug vooralsnog te recupereren.

In principe is het hebben van het statuut van B.T.W. belastingplichtige met volkomen recht op aftrek zondermeer een voordeel. Belastingplichtige is eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in het Wetboek B.T.W. zijn opgesomd, ongeacht op welke plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend. Alle B.T.W. die een belastingplichtige met recht op aftrek betaalt aan leveranciers, is aftrekbaar en meteen terugvorderbaar van de overheid. Keerzijde van de medaille is dat op de verkopen in de regel B.T.W. moet aangerekend worden aan de klanten. Juist door het opmaken van de B.T.W. aangifte wordt de verschuldigde B.T.W. op verkopen gezet tegenover de aftrekbare B.T.W. op aankopen. Het saldo moet dan betaald worden aan de staat of is terugvorderbaar van de overheid. Als de klanten van zo'n ondernemer ook B.T.W. belastingplichtigen met recht op aftrek zijn, dan maken die van de aangerekende B.T.W. geen probleem. Die kunnen ze immers op hun beurt terugkrijgen in hun B.T.W. aangifte. Ondernemers die direct leveren aan de finale consument hebben daar niet zelden wel problemen mee. Een consument maakt geen onderscheid tussen prijs met en zonder B.T.W. Voor hem telt enkel de optelsom.

Uitzonderingen

Op de B.T.W. die een B.T.W. belastingplichtige met volkomen recht op aftrek verschuldigd is op zijn verkopen, mag hij de B.T.W. geheven van de aan hem geleverde goederen en verleende diensten aftrekken. Dat is althans de algemene regel. Maar op deze algemene regel bestaan uiteraard uitzonderingen. De wet zelf kent vijf belangrijke uitzonderingen (art. 45 W.B.T.W.). Op de levering, de invoer (uit landen buiten de Europese Unie) en de intracommunautaire verwerving (uit landen binnen de Europese Unie andere dan België zelf) van automobielen voor personenvervoer met inbegrip van goederen en diensten met betrekking tot die voertuigen, mag de aftrek in geen geval hoger zijn dan 50 procent van de betaalde belasting. Tenzij de koper een specifieke economische activiteit uitoefent die bestaat in de verkoop of de verhuur van zo'n automobielen. Dan wordt de algemene regel terug van toepassing zodat alle aan de leverancier betaalde B.T.W. aftrekbaar is. De B.T.W. op leveringen en intracommunautaire verwervingen van tabaksfabrikaten is nooit aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor leveringen en intracommunautaire verwervingen van geestrijke dranken. Tenzij ze bestemd zijn om te worden wederverkocht of om te worden verstrekt ter uitvoering van een dienst wat ondermeer het geval is voor een restaurant. Dan blijft de B.T.W. aftrekbaar. De B.T.W. op kosten van logies, spijzen en dranken is evenmin aftrekbaar. Maar als het gaat om kosten gedaan door het personeel dat buiten de onderneming belast is met een levering van goederen of een dienstverrichting of door belastingplichtigen die op hun beurt dezelfde diensten onder bezwarende titel verstrekken, dan mag de B.T.W. toch volledig in mindering gebracht worden.

Laatste uitzondering in de rij zijn de kosten van onthaal. De fiscus heeft deze categorie telkens gedefinieerd als kosten die de belastingplichtigen aangaan in het kader van public relations, ontvangst en vermaak van aan het bedrijf vreemde personen. Dat laatste betekent dat het moet gaan om personen die niet in de onderneming werken als directie, bestuurder of personeelslid. Daardoor worden naar de mening van de fiscus niet enkel de leveranciers en de klanten geviseerd, maar ook de aandeelhouders of vennoten van een onderneming. Nog steeds volgens de administratie is iedere aftrek dus uitgesloten zowel voor de uitgaven met het oog op het scheppen en ontwikkelen van een gunstig klimaat voor de promotie van de zaak als voor de uitgaven gedaan door een vennootschap voor het onthaal of de ontvangst van de aandeelhouders op een algemene vergadering.

Lancering nieuw tijdschrift

Het Belgische uitgeversbedrijf Mediaxis organiseerde begin van de jaren negentig een aantal evenementen: de lancering van een nieuw tijdschrift Feeling, de Gouden Prosper en de verkiezing van Man en Vrouw van het jaar 1990. Om die evenementen in elkaar te boksen deed zij een beroep op een evenementenspecialist. Deze organiseerde alles en stuurde daarvoor een factuur van in totaal 182.000 EUR. Boven op dat bedrag werd afgerond 33.000 EUR B.T.W. gerekend. Mediaxis vond dat het hier om aftrekbare B.T.W. ging en recupereerde deze B.T.W. via haar periodieke B.T.W. aangiftes. Midden 1992 kreeg zij het bezoek van de fiscus. Die vond dat de uitgaven voor het organiseren van de evenementen vallen onder de classificatie "kosten van onthaal" en dus de B.T.W. daarop niet aftrekbaar is. Mediaxis was het daar niet mee eens en stelde dat de geviseerde uitgaven reclamedoeleinden beoogden en dus een professioneel karakter hebben. In dat geval zijn het net geen kosten van onthaal.

De magistraten van zowel de Rechtbank van Eerste Aanleg (25 maart 1994) als het Hof van Beroep te Antwerpen (15 maart 1999) geven Mediaxis gelijk. Het algemene principe is dat voor een B.T.W. belastingplichtige alle betaalde B.T.W. aan leveranciers aftrekbaar is. Kosten van onthaal zijn een uitzondering op de regel en dus moet die restrictief geïnterpreteerd worden. De Belgische wet bevat geen wettelijke omschrijving voor "kosten van onthaal". Daarom interpreteren de magistraten deze categorie kosten met de Europese zesde richtlijn in de hand. Dat is immers de richtlijn die binnen de Europese Unie de B.T.W. oplegt aan de lidstaten. Art. 17.6 van de richtlijn stelt dat de uitgaven die geen strikt professioneel karakter hebben, zoals weelde-uitgaven en uitgaven voor ontspanning of representatie, van het recht op aftrek zijn uitgesloten. Vermits de richtlijn dus een onderscheid maakt tussen kosten met professioneel karakter en uitgaven voor ontspanning en representatie, moet het toepassingsveld van "kosten van onthaal" volgens de Antwerpse magistraten bijgevolg beperkt worden tot die kosten die ten behoeve van klanten of gasten worden gemaakt, zonder dat een ander voordeel wordt nagestreefd dan het creëren van een algemeen gunstige atmosfeer ten overstaan van de onderneming. Als de kosten daarentegen de directe verkoop of publiciteit beogen voor welbepaalde producten, gaat het om publiciteit en dus niet om "kosten van onthaal". Het gaat dan immers om uitgaven met strikt professioneel karakter en niet om uitgaven voor ontspanning of representatie. Dat deze publiciteit vaak in een sfeer van vermaak of ontspanning worden ingekleed, doet aan het strikt professioneel karakter ervan, geen afbreuk.

Het Hof van Beroep te Antwerpen bestrijdt de fiscus dan met de eigen wapens. In 1989 besliste de B.T.W. administratie dat de kosten voor business-seats en loges bij voetbalclubs geen kosten van onthaal zijn maar publiciteitskosten uitmaken (Beslissing nr. E.T. 63540 dd. 10.07.1989, BTW-Revue, nr. 88, p. 433). Daarnaast maakte de minister van Financiën via een parlementaire vraag ook een onderscheid tussen kosten van onthaal en publiciteitskosten. Om als publiciteit te kunnen doorgaan moet het gaan om het overbrengen van een boodschap waarin de kwaliteiten van een product of een dienst uitdrukkelijk worden aangeprezen (V&A Senaat, nr. 1-53, 1996-1997, p. 2700-2701).

Het Hof gaat dan in op de feiten. De lancering van het nieuw tijdschrift werd voorafgegaan door een evenement waar artiesten uit uiteenlopende genres optraden, waar de deelnemers spijs en drank kregen en "Feeling" regenschermen werden uitgedeeld. Het Hof stelt dat de verkoop van een tijdschrift vanzelfsprekend afhangt van de bekendheid van het tijdschrift. Een feest speciaal georganiseerd om een nieuw tijdschrift te lanceren is duidelijk een professionele publiciteitskost. Hetzelfde geldt voor de Gouden Prosper en de Man en Vrouw van het jaar. De uitreiking van die prijzen gebeurt telkens tijdens een evenement dat door Mediaxis wordt georganiseerd. Deze evenementen krijgen veel aandacht in de media telkens met de vermelding dat dit initiatieven zijn van de uitgeverij. Dat komt de verkoop van de tijdschriften van de groep ten goede. Dus zijn ook dat geen "kosten van onthaal" maar publiciteitskosten. Een vonnis en een arrest in de ware Antwerpse stijl. Een belastingplichtige met een nieuwe en originele stelling wordt vaak beloond door de magistraten te Antwerpen.

Cassatie

Maar begrijpelijkerwijs wou de fiscus zich niet neerleggen bij deze rechtspraak en stapte naar Cassatie. Het hoogste rechtscollege verbrak echter het Antwerpse arrest niet (Cassatie, 8 april 2005). Volgens Cassatie zijn "kosten van onthaal" kosten gedaan voor onthaal en ontvangst, desgevallend gepaard gaande met vermaak of ontspanning, van aan het bedrijf vreemde bezoekers, inzonderheid klanten en leveranciers, met het oog op het bestendigen of verstevigen van zakelijke relaties. Maar als de activiteit hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de eindkoper in te lichten over het bestaan en de hoedanigheden van een product of dienst met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen, gaat het om reclame waarvan de kosten niet van aftrek uitgesloten zijn.

Het belang van deze rechtspraak kan niet worden overschat. Dit gaat een pak B.T.W. voortaan aftrekbaar maken. Er moet dus voortaan een onderscheid gemaakt worden tussen "kosten van onthaal" die algemene zakelijke belangen dienen en publiciteitskosten die het bestaan en de hoedanigheden van een product of dienst wil promoten met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen.

Bij dit alles moet wel onthouden worden dat de B.T.W. op kosten van spijzen en dranken nooit aftrekbaar kunnen zijn. Dus als het evenement met publiciteitdoeleinden enkel bestaat uit het verschaffen van spijzen en dranken, is de B.T.W. op die spijzen en dranken niet aftrekbaar. De beslissing van Cassatie heeft enkel betrekking op de andere kosten. Als men voor een evenement met publiciteitsdoeleinden een tent of zaal huurt, artiesten komen optreden, uitnodigingen laat drukken om het feest aan te kondigen, klank en licht inhuurt, een springkasteel voor de kinderen bestelt, onthaalhostesses vraagt … is alle B.T.W. op die kosten voortaan zondermeer aftrekbaar. Stel dat als een publiciteitsactie wordt georganiseerd gecombineerd met een operaconcert, dan zal de B.T.W. op dat operaconcert meteen aftrekbaar worden.

Het verleden

Maar het Cassatiearrest heeft ook gevolgen voor het verleden. Het typische aan de vroegere stelling rond "kosten van onthaal" is dat heel wat brave Belgen de B.T.W. daarop niet in aftrek brachten. Door Cassatie kan dat nu wel. Dus kunnen ze vooralsnog de B.T.W. op die kosten in aftrek brengen. Dat is wel aan strikte termijnen gebonden. Scharnierdatum is 7 juli 2003. Als het recht op aftrek is ontstaan vóór 7 juli 2003 kan de B.T.W. nog gerecupereerd worden gedurende vijf jaar. Vanaf 7 juli 2003 is de termijn teruggeschroefd tot drie jaar (Info 21.04.04/1, Informaties en mededelingen A.O.I.F.-BTW, 21.04.2004). Stel dat het evenement dateert van 19 mei 2000, dan kon u tot vandaag (19 mei 2005) de B.T.W. terugvragen. De beperking tot drie jaar kan geen rol spelen op vandaag. De B.T.W. op alle evenementen sinds 7 juli 2003 blijft immers nog recupereerbaar tot 7 juli 2006. Dat levert nog een behoorlijke termijn op.

Om die B.T.W. terug te vragen doet U dat best via de periodieke B.T.W. aangifte door het bedrag aan recupereerbare B.T.W. in te vullen in vak 62 van de aangifte. Maar dat kan enkel als het recht op aftrek is ontstaan hoogstens twee jaar voor dat u de B.T.W. terugvraagt. Als het recht op aftrek daarbij langer dan twee jaar geleden is ontstaan, moet u eerst een schriftelijke aanvraag indienen bij het hoofd van het controlekantoor alvorens u de aftrek daadwerkelijk in vak 62 mag inschrijven. Deze aanvraag moet naast de naam; het adres en het B.T.W.-nummer van de belastingplichtige, alle elementen bevatten die het recht op aftrek staven (de beknopte omschrijving van de ontvangen goederen of diensten, het bedrag zonder B.T.W., het B.T.W. bedrag waarvoor de aftrek wordt gevraagd, het tijdstip van het ontstaan van het recht op aftrek, de verwijzing naar de factuur: datum van het stuk, inschrijvingsnummer in het boek voor inkomende facturen en maand waarin de inschrijving gebeurde). U moet in de aanvraag ook expliciet verklaren dat de aftrek nog niet eerder is verricht. De hoofdcontroleur zal u dan zijn beslissing in twee exemplaren opsturen. Van zodra u die binnen hebt, moet u de herziening doen via vak 62 van de eerstvolgende aangifte.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 19 mei 2005.