AKKOORD MET FISCUS KAN OOK OVER HOOGTE BELASTBAAR INKOMEN

In de vertrekken van de fiscus begint stilaan een nieuwe wind te waaien. Het lijkt er op dat de top van Financiën voluit kiest voor het overlegmodel en van het moeilijke pad van het conflictmodel de uitzondering wil maken. Akkoorden sluiten lijkt dus de regel te worden. Maar over wat kan een akkoord gesloten worden? Niet enkel omtrent kosten, maar ook over het bestaan en de belangrijkheid van een belastbaar inkomen.

Bij een controle zal de fiscus een dossier onderzoeken en een aantal punten weerhouden. Een goede belastinginspecteur zal dan met die uitgekozen pijnpunten een onderhandeling starten met de belastingplichtige. Iedereen in het fiscale metier weet immers dat als die onderhandeling tot een goed einde wordt gebracht, de belastingplichtige betaalt. Het overlegmodel rendeert. Het conflictmodel zorgt voor ellenlange procedures voor onze rechtbanken en hoven die ook de fiscus bergen energie kosten en waar, voor beide kanten, geen zekerheid tot slagen is gegarandeerd. Iemand moet verliezen. Bij succesvolle onderhandelingen met de fiscus winnen en verliezen beide kanten.

Maar moeten die onderhandelingen met de fiscus in een overeenkomst bezegeld worden? Met andere woorden: kan een belastingplichtige een burgerrechtelijke overeenkomst sluiten met de fiscus? Dat kan niet. Fiscale wetten zijn van openbare orde zodat geen overeenkomst geldig kan worden aangegaan tussen de fiscus en een belastingplichtige nopens belastingwetten. Dit principe vloeit onder meer voort uit art. 170, § 1 van onze Grondwet dat bepaalt dat geen belasting ten behoeve van de Staat kan worden ingevoerd dan door een wet. Inzake belastingen kunnen tevens geen voorrechten worden ingevoerd. Een vrijstelling of vermindering van belasting kan bovendien slechts worden ingevoerd door een wet. (art. 172 G.W.) Deze ijkvaste wettelijke bepalingen hadden indertijd tot doel de vorsten te stoppen die naar willekeur een belasting uitvaardigden telkens ze geld nodig hadden.

Maar zijn dan geen akkoorden te sluiten met de fiscus? Dat kan wel. Maar let wel op. Dat zijn dus geen overeenkomsten, maar ook geen dadingen en zelfs geen eenzijdige bekentenissen naar gemeen recht. Een dading is conform art. 2044, eerste lid B.W. immers een contract, waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen, of een toekomstig geschil voorkomen. Dadingen kunnen niet gesloten worden in fiscalibus vermits fiscale wetten van openbare orde zijn. Een akkoord is evenmin een eenzijdige bekentenis van de belastingplichtige. De reden waarom moet opnieuw gezocht worden in het adagium dat fiscale wetten de openbare orde raken. De bekentenis is niet mogelijk in materies waarover men op grond van de wet niet mag beschikken of die niet het voorwerp mogen uitmaken van een dading. Een schriftelijke akkoordverklaring heeft enkel dezelfde bewijskracht als de aangifte zelf van een belastingplichtige. Het is een erkenning van een feit door de belastingplichtige. Meteen is duidelijk dat de belastingplichtige kan terugkomen op een gesloten akkoord. Maar dan moet hij wel bewijzen dat hij een dwaling in rechte of in feite beging. Stel dat een akkoord wordt gesloten waarbij de omzet wordt verhoogd met een berekening. Achteraf doet de belastingplichtige de berekening nog eens over en ziet dat de fiscus een berekeningsfout maakte zodat het bedrag van de omzetverhoging te hoog is. Dan kan hij het akkoord minstens corrigeren voor de berekeningsfout. Zelfs de administratie ziet dat zo in haar commentaar. Stel dat een akkoord bovendien tegen de wet zou indruisen, dan is dat evenzeer een nietig akkoord.

Maar over wat kan nu een akkoord gesloten worden? Art. 50, § 1 W.I.B. 1992 stelt dat de kosten, waarvan het bedrag niet is verantwoord, in overleg met de administratie op een vast bedrag mogen worden bepaald. Met "niet verantwoord" wordt naar de mening van de fiscus bedoeld dat de belastingplichtige een bedrag niet kan verantwoorden met bewijsstukken of met andere bewijsmiddelen (zoals collectieve akkoorden of het feitelijk vermoedenbewijs). Die individuele akkoorden mogen ofwel op een kostenbedrag, ofwel op een kostenpercent slaan (b.v. representatiekosten geraamd op drie procent van het semi-bruto-inkomen) of nog op het beroepsgedeelte wanneer het gemengde kosten betreft (b.v. vijftig procent van de huur of vier vijfden van de telefoonkosten).

Maar betekent dit nu dat fiscus en belastingplichtige enkel een akkoord kunnen sluiten over kosten? Vaak wordt die stelling verdedigd. Maar in een Cassatiearrest van 11 mei 1998 is af te leiden dat de fiscus nopens het bestaan en de belangrijkheid van de feiten die de grondslag van de belasting uitmaken, akkoorden mag sluiten, voor zover de feiten onvoldoende vastgesteld zijn (F.J.F., No. 98/211). Het ging om een bestuurder die jaren een voordeel van alle aard aangaf van 7.000 EUR. Vanaf een bepaald jaar verhoogde de fiscus dat tot 15.000 EUR. Belastingplichtige stelde dat rond dat voordeel al jaren een akkoord bestond. Maar de fiscus argumenteerde dat enkel rond kosten akkoorden mogelijk zijn. Niet rond de hoogte van een belastbaar inkomen. Maar het Hof van Cassatie oordeelde toen dat over louter feitelijke kwesties akkoorden kunnen worden gesloten. Waarmee duidelijk is dat via een akkoord de fiscus het bestaan en de hoogte van een belastbaar inkomen kan bepalen, als hij niet voldoende feiten heeft zien te vinden om het bestaan en de hoogte van het belastbaar inkomen te bepalen. Bestaat zo'n akkoord, dan kan het enkel sneuvelen als de belastingplichtige valse of vrijwillige onjuiste gegevens verstrekte of als de omstandigheden waarin het beroep wordt uitgeoefend zijn gewijzigd. In de andere gevallen is het pas op te zeggen voor de toekomst. Wat wil zeggen: vanaf het (boek)jaar na de opzegging.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 19 mei 2005.