MAG DE FISCUS VRAGEN STELLEN AAN BANKSYS?

Het betalen met "plastic money" kent met het jaar meer succes. De consument gaat niet meer winkelen met een pak bankbiljetten op zak. Enkel zijn bank- of creditkaart volstaat. De bankterminal bij de handelaar wordt echter niet beheerd door de bank zelf maar door Banksys. Mag de fiscus nu aan Banksys de betalingsgegevens vragen om zo het fiscaal bankgeheim in België te omzeilen?

In België bestaat geen algemeen bankgeheim. Zo kan een bank in de regel niet strafrechtelijk vervolgd worden als het gegevens van een cliënt op één of andere wijze bekend maakt. Dat bijvoorbeeld in tegenstelling met het Groot Hertogdom Luxemburg. Maar binnen de directe belastingen bestaat wel een fiscaal bankgeheim. Het wetboek stelt dat de administratie der directe belastingen niet gemachtigd is om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun klanten (art. 318, eerste lid W.I.B. 1992). Een tekst die op zich duidelijk genoeg is. Op deze regel bestaat weliswaar een belangrijke uitzondering. Stel dat een onderzoek van de belastingtoestand van de bank zelf concrete elementen aan het licht brengt die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden in hoofde van een klant van de bank. In dat geval kan een ambtenaar met de graad van ten minste inspecteur uit de rekeningen, boeken en documenten van de bank inlichtingen putten die het mogelijk maken het onderzoek te voltooien en de door deze klant verschuldigde belastingen te bepalen. Hij moet daartoe wel gemachtigd worden. Maar dat is in de praktijk geen belemmering om dat te doen (art. 318, tweede lid W.I.B. 1992). Om het bankgeheim op te heffen moet dus een vermoeden van fraude vastgesteld worden tijdens een controle van de belastingtoestand van de bank zelf. Een gewone vraag om inlichtingen sturen naar een bank om bijvoorbeeld een kopie van de rekeninguittreksels van een klant te krijgen, kan dus niet. Tenzij dit zou kaderen in een controle van de bank zelf, wat in deze weinig waarschijnlijk is.

Maar wat als de fiscus de vraag stelt aan een tussenpersoon? Zo'n geval werd indertijd voorgelegd aan het Hof van Beroep te Antwerpen (Antwerpen, 23 oktober 2001, T.F.R., 2002/2). De fiscus controleert een VOF (vennootschap onder firma) voor de aanslagjaren 1995 en 1996. De controleur vond dat hij een meeromzet diende te belasten. Om tot dat besluit te komen stuurde de fiscus een vraag om inlichtingen naar Banksys. Banksys is zoals bekend een overkoepelende organisatie van de banken die zich louter bezighoudt met het beschikbaar stellen van apparatuur om in de winkel zelf girale betalingen uit te voeren. Als dat gebeurt, staat Banksys verder in voor het verwerken van deze betalingen zodat ze uiteindelijk terechtkomen op de gewenste bankrekening. De controleur had gezien dat de belastingplichtige zo'n toestel had. Dus stuurde hij een vraag om inlichtingen naar Banksys om te vragen op welk rekeningnummer Banksys de betaalde sommen via de betaalterminal doorstort. Tevens vroeg de fiscus een overzicht van die doorstortingen te geven. De controleur baseerde zijn vraag op art. 322 W.I.B. 1992. Dat artikel laat de administratie toe bij het onderzoek van een belastingplichtige inlichtingen bij derden in te winnen die de fiscus nodig acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren. Banksys gaf antwoord op die vraag. Daaruit bleek dat die sommen niét op een bankrekening van de vennootschap werden overgeschreven. Uit dit bekende feit leidde de controleur terecht het onbekende feit af dat deze niet naar de vennootschap doorgestorte sommen moeten beschouwd worden als omzet van de vennootschap. Zo had de fiscus zijn meeromzet. De belastingplichtige stelde echter dat de administratie de bekende gegevens op een onrechtmatige wijze had verkregen. Met andere woorden: de fiscus had die vraag niet mogen stellen aan Banksys. Voor het Hof argumenteerde de raadsman van de belastingplichtige dat Banksys moet beschouwd worden als een bankinstelling. Dus geldt voor Banksys het in het Wetboek Inkomstenbelastingen ingeschreven bankgeheim. Het Hof te Antwerpen stelde in 2001 dat Banksys evenwel geen bankinstelling is en dus zich dus niet kan beroepen op het fiscaal bankgeheim. Maar de fiscus mag volgens de magistraten het verbod om inlichtingen te verzamelen over transacties via een bankrekening niet omzeilen door te trachten dezelfde gegevens te bekomen via de systeembeheerder van het elektronisch betalingsverkeer die geen eigenaar is van de gegevens. Vermits de administratie dat in dit geval toch deed, werden die inlichtingen op een onwettige wijze verkregen. Het Hof vernietigde dan ook de aanslagen.

Maar de fiscus ging in Cassatie. Daar argumenteerde de administratie enkel dat in het bewuste art. 322 W.I.B. niet de voorwaarde is ingeschreven dat de verstrekker van de inlichtingen ook eigenaar moet zijn van de gegevens waarom de fiscus vraagt. Cassatie oordeelt dat het Hof te Antwerpen een voorwaarde had toegevoegd aan de wet (Cass., 1 oktober 2004, T.F.R., 2005/45). Dus stelt het hoogste rechtscollege in dit land dat het Hof te Antwerpen het bij het verkeerde eind had door te stellen dat de fiscus geen vragen mag stellen aan een tussenpersoon die geen eigenaar is van de te verstrekken gegevens.

Machtsafwending

Maar de vraag is nu of daarmee het obstakel van de baan is voor de fiscus en die dus zondermeer alle gegevens kan vragen aan Banksys. Advocaat Joke VANDEN BRANDEN, die het arrest analyseerde in T.F.R., meent alvast van niet. Het Hof te Antwerpen stelde dat de fiscus de gegevens verkreeg door machtsafwending. De fiscus wist dat ze de gegevens niet mocht vragen rechtstreeks aan de bank juist omwille van het fiscaal bankgeheim. Dus mag ze dat niet omzeilen door naar een tussenpersoon te gaan. Machtsafwending is een vorm van illegaliteit van bestuurshandelingen wanneer het bestuur een handeling stelt met een ander oogmerk dan datgene dat door de wet is bedoeld. De fiscale wet wil bankgegevens beschermen. Dus mag de fiscus niet pogen deze gegevens te verzamelen via een andere weg. Of nog anders: een boekhouder die over de rekeninguittreksels beschikt van zijn klant, mag niet gedwongen worden deze aan te fiscus te geven wanneer die erom zou vragen via een vraag om inlichtingen aan derden. Een mooie stelling. Vermits het Hof van Cassatie het oorspronkelijke arrest van het Hof te Antwerpen vernietigde, moet het Hof te Brussel de rit overdoen. Het kan dus nog spannend worden.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 1 september 2005.