INTERNE MEERWAARDEN TOCH NIET BELAST

Meer dan één bedrijfsleider heeft zijn slaap al gelaten voor gerealiseerde interne meerwaarden. Eind 2003 organiseerde de fiscus een grote actie om interne meerwaarden te belasten. Dossiers voor een bedrag van 1 mln. EUR werden onderzocht en zo goed als automatisch belast. Maar de dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken vindt dat een brave interne meerwaarde onder voorwaarden moet kunnen.

Als een belastingplichtige aandelen verkoopt aan een vennootschap waarvan hij ook aandeelhouder is, spreekt de fiscus van een interne meerwaarde. Er vindt in dat geval naar de mening van de fiscus, economisch geen verschuiving van vermogen plaats. Alles blijft "in de familie". In dat geval zijn er gemeenschappelijke belangen. Koper en verkoper zijn economisch geen onafhankelijke partijen. Om zo'n meerwaarde te belasten, grijpt de fiscus steevast naar artikel 90, 1° W.I.B. 1992. Winst of baten die, zelfs occasioneel of toevallig, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, voortkomen uit enige prestatie, verrichting of speculatie of uit diensten bewezen aan derden, worden als diverse inkomsten belast aan 33 procent. Tenzij het gaat om normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen.

Neem het geval van vader en moeder die samen drie vennootschappen bezitten: A, B en C. Zij besluiten de aandelen van A, B en C onder te brengen in holding H. Om de aandelen binnen H te krijgen bestaan twee technieken. Een brave en een stoute. Ofwel ruilen vader en moeder de aandelen van A, B en C via een "inbreng in natura" voor aandelen van holding H. Maar veelal kan een "pater familias" niet weerstaan aan een stoutere "quasi inbreng" als A, B en C over mooie overtollige gelden beschikken. Vader en moeder richten dan eerst H op. Meteen daarna verkopen zij de aandelen A, B en C aan H. Zo krijgen vader en moeder een mooi tegoed op H. Om dat tegoed te betalen moet H geld hebben. Dat geld is beschikbaar binnen A, B en C. Om dat naar H te pompen gaan de dochtervennootschappen dividenden uitkeren aan de holding. Volgt H de regels rond "definitief belast inkomen" dan kost dat amper 1,70 procent belasting. Een lucratieve techniek om de overtollige gelden van de dochtervennootschappen zo goed als zonder belasting in de zakken van vader en moeder te laten verdwijnen. Ter vergelijking: stel dat A, B en C de reserves rechtstreeks zouden uitkeren aan vader en moeder vóór de oprichting van H, dan zou dat in veel gevallen 25 procent kosten. Eind 2003 werden nogal wat zo'n dossiers door de fiscus onder de loep genomen. Als vader en moeder de vennootschappen A, B en C oprichtten voor 300 en nu inbrengen of verkopen aan H voor 3.000, ging de fiscus de "interne meerwaarde" van 2.700 belasten aan 33 procent.

Vier broers

Door deze acties kreeg de dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken een resem vragen of interne meerwaarden steeds moeten belast worden. Belastingplichtigen die eraan dachten zo'n operatie op te zetten, kozen ervoor eerst aan de fiscus te vragen of hij dat nu al dan niet ging belasten. Dat deden ook vier broers met zes vennootschappen die actief zijn in de verkoop en verhuur van personenwagens, bestelwagens en vrachtwagens. De broers willen de aandelen die zij privé bezitten in de zes werkvennootschappen inbrengen in een nieuwe holding via de techniek van inbreng in natura. Met andere woorden: in dat geval ruilen zij hun aandelen in de zes werkvennootschappen voor aandelen in de nieuwe holding. Ze krijgen dus enkel nieuwe aandelen en geen uitbetalingen in geld. Die holding zal dan de operationele werking van de groep centraliseren. Zij zal daartoe de nodige gespecialiseerde personeelsleden aanwerven om een aantal gemeenschappelijke taken voor de zes werkvennootschappen uit te voeren. Als motivatie roepen de vier broers vier elementen in. De meerwaarden die zij plannen te zullen realiseren bij de inbrengverrichting van hun aandelen in de holding kaderen in het normale beheer van hun privé vermogen. Doordat de zes werkvennootschappen allemaal eigendom worden van de holding, komt er eenheid in bestuur en leiding en wordt de continuïteit van de groep op lange termijn gewaarborgd. Door de centralisatie van de activiteiten zullen kosten uitgespaard worden. De groep zal met de holding transparanter worden naar de buitenwereld toe zodat de financiële positie en de concurrentiepositie verstevigd wordt.

De rulingcommissie geeft een voor de broers mooi antwoord. De meerwaarde die zij zullen realiseren door de inbreng in natura van de zes werkmaatschappijen, is geen speculatieve meerwaarde. De aandelen van de broers zijn portefeuillewaarden die behoren tot hun privé vermogen. Maar opdat er geen sprake zou zijn van belastingontwijking (die kan geviseerd worden door de anti-rechtsmisbruikbepaling ingeschreven in art. 344, § 1 W.I.B. 1992) moeten de broers vier engagementen op zich nemen gedurende drie jaar lang. Gedurende de eerste drie jaar van haar bestaan mag de holding geen kapitaalverlagingen doorvoeren. Ook de werkvennootschappen zullen gedurende die periode hun kapitaal niet verminderen en geen dividenden uitkeren. Tenzij het geld dat dit oplevert, gebruikt wordt voor investeringen in andere werkvennootschappen. De managementfees die de holding aanrekent aan de werkvennootschappen mogen niet hoger zijn dan het bedrag dat de broers vóór de oprichting van de holding als gewone bestuurdersvergoeding uit de werkvennootschappen haalden. Tenzij het gaat om het doorrekenen van nieuwe werkzaamheden van de holding naar de werkvennootschappen toe. Dat mag gebeuren via een marktconform "cost plus" systeem.

Stand still

De rulingcommissie is dus de mening toegedaan dat niet alle interne meerwaarden moeten belast worden. Zij heeft oren naar het argument dat eenheid van bestuur gerealiseerd wordt met de vorming van een holding. Wel is het opvallend dat de rulingcommissie een soort "stand stil" vraagt gedurende drie jaar. In ons voorbeeld betekent dit dat vader en moeder hun plannen wat moeten aanpassen. Ze moeten kiezen voor een brave techniek om de holding te vormen: een inbreng in natura. Bijkomend moeten ze drie jaar wachten om via dividenduitkeringen binnen de werkvennootschappen en kapitaalvermindering binnen de holding, geld naar zich toe te pompen. Maar wat is nu drie jaar in een mensenleven? Het verlangen is altijd mooier dan het hebben.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 15 september 2005.