PROGRAMMAWET VERKORT B.T.W. BEWAARTERMIJN

Op het einde van elk kalenderjaar wordt het parlement getrakteerd met een programmawet. Dit jaar zijn het er zelfs drie. In die wetten wordt ondermeer het B.T.W. wetboek aangepast. De bewaartermijn daalt, facturen mogen voortaan digitaal in de kast en binnen het wetboek wordt een anti-rechtsmisbruikbepaling ingevoerd.

Binnen het Wetboek B.T.W. worden de bewaartermijnen verkort. Tot op vandaag geldt als regel dat een B.T.W. belastingplichtige de boeken, facturen en andere stukken die hij moet bijhouden krachtens de B.T.W. reglementering, tien jaar moet bijhouden (art. 60, § 1 W.B.T.W.). Die periode wordt nu verkort tot zeven jaar. De reden ligt in het feit dat de langste verjaringstermijn in het B.T.W. wetboek zeven jaar is. Binnen het B.T.W. wetboek treedt in de regel verjaring op na het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van opeisbaarheid van die belasting is ontstaan (art. 81bis W.B.T.W.). In drie gevallen wordt die termijn evenwel verlengd tot na het verstrijken van het zevende kalenderjaar. Dat is onder meer het geval als de fiscus nieuwe bewijskrachtige gegevens ontvangt die aantonen dat belastbare handelingen niet werden aangegeven of dat belastingaftrekken werden toegepast in weerwil van de wet. Vandaar dat de wetgever de bewaartermijn logischerwijs laat zakken tot zeven jaar.

Maar naast de bewaartermijn, wijzigen ook de modaliteiten voor het bewaren van de facturen zelf tengevolge van een Europese richtlijn (Factureringsrichtlijn van 20 december 2001). Die gaat uit van een principiële vrijheid om facturen op gelijk welk medium of op om het even welke drager op te slaan. Voortaan zal in België een dubbele regel gelden. Enerzijds moeten de facturen die elektronisch werden ontvangen in hun oorspronkelijke vorm bewaard blijven, met inbegrip van de gegevens die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van elke factuur waarborgen. Onder het elektronisch bewaren van een factuur wordt verstaan de bewaring via elektronische apparatuur voor het bewaren van gegevens met inbegrip van digitale compressie. Nieuw is anderzijds dat de facturen die in papieren vorm werden ontvangen ofwel in hun oorspronkelijke vorm ofwel digitaal kunnen bewaard worden. In geval van digitale bewaring moeten de gebruikte technologieën of procesmatige middelen de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van de facturen waarborgen. Maar belangrijk is dat op deze wijze het papier niet langer moet bewaard blijven. Een belastingplichtige mag de ontvangen papieren facturen voortaan dus inscannen en gedigitaliseerd bewaren. De papieren factuur mag dan de vuilbak in.

Vermits voor geen van deze aanpassingen een specifieke inwerkingtreding is bepaald, zullen deze nieuwe bepalingen in werking treden de tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Met deze stap is de cirkel rond. Begin dit jaar werden de vormvoorwaarden voor het voeren van een boekhouding aangepast naar geïnformatiseerde systemen (K.B. 25.01.2005). Gevolg daarvan is dat het traditionele afdrukken van de boekhouding met haar journalen en historieken niet meer hoeft. Bij een geïnformatiseerde boekhouding is de boekhouding niet langer de geprinte versie, maar het bestand.

Anti-rechtsmisbruikbepaling

Binnen het B.T.W. wetboek wordt ook een anti-rechtsmisbruikbepaling toegevoegd. Tot op vandaag bestond die enkel binnen de directe belastingen, de successierechten en het registratiewetboek. Nu zal het bijzondere bewijsmiddel ook gelden inzake B.T.W. De ratio legis van deze nieuwe bepaling wil handelingen die er uitsluitend in bestaan om via juridische constructies belastingen te ontwijken, bestrijden. Deze bepaling zal ingevoerd worden met terugwerkende kracht tot 01.11.2005. De memorie van toelichting geeft een voorbeeld van zo'n constructie. Soms worden voor B.T.W. doeleinden fictieve of buffervennootschappen opgericht die geen aanvaardbare economische verantwoording hebben. Dit zou, binnen een geheel van inrichtingen die een zelfde rechtspersoonlijkheid vormen, het geval kunnen zijn voor een specifieke vaste inrichting gevestigd buiten de gemeenschap waarvan de activiteit er in zou bestaan te handelen als de ontvanger van diensten bestemd voor het geheel van de groep om op die manier te ontsnappen aan de belastingheffing op deze diensten binnen de gemeenschap. In dergelijke constructie kunnen de dienstverleners dan factureren zonder B.T.W. Nog steeds volgens de memorie zal de fiscus met dit nieuw bewijsmiddel dergelijke opzetten beter kunnen bestrijden. Maar de vraag is of dit de plaag is. Voor die groep zal in de regel de B.T.W. aftrekbaar zijn, dus waarom zouden ze uitwijken naar een land buiten de Europese Unie? Vermoedelijk zal de bepaling vooral gebruikt worden in de non-profit sector. Die sector durft soms wel eens montages opzetten om recht op aftrek van B.T.W. te krijgen waarbij activiteiten in aparte entiteiten worden afgesplitst. Zonder die aparte entiteiten zou die afgesplitste activiteit geen recht op aftrek geven. Vraag is echter of de nieuwe bepaling op zo'n opzetten kan losgelaten worden.

De tekst van de anti-rechtsmisbruikbepaling zelf stemt volledig overeen met die in de andere wetboeken: "Aan de administratie kan niet worden tegengeworpen, de juridische kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte alsook aan afzonderlijke akten die een zelfde verrichting tot stand brengen, wanneer de administratie met toegelaten bewijsmiddelen vaststelt dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken, tenzij de belastingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt.". Het Hof van cassatie sprak zich onlangs uit over deze bepaling binnen de directe belastingen. Het Hof vindt dat enkel de kwalificatie van de akte niet tegenstelbaar is aan de fiscus. Als de fiscus herkwalificeert moeten de juridische gevolgen gerespecteerd worden. Wat betekent dat als een constructie bestaat uit één akte, de herkwalificatie moeilijk wordt. Een specifieke akte heeft zo goed als steeds eigen specifieke gevolgen. Een andere rechtsfiguur vinden die net dezelfde consequenties heeft, is vaak onmogelijk.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 15 december 2005.