VLAAMSE REGERING MAAKT "LANGST LEEFT AL" VOOR GEZINSWONING POPULAIR

De Vlaamse Regering heeft een ontwerp van decreet goedgekeurd om de successierechten op de gezinswoning ongedaan te maken ten voordele van de langstlevende partner. Maar het is nog maar de vraag hoe de situatie zal bekeken worden als een stuk van de woning bedrijfsmatig wordt aangewend.

Bezit een koppel samen een gezinswoning, dan wordt dat in de regel minstens voor een deel vererfd als één van beiden overlijdt. Voor een gehuwd koppel met kinderen zijn bij zo'n overlijden in principe twee scenario's mogelijk indien er geen testament bestaat. Is het koppel getrouwd zonder huwelijkscontract, dan zullen de kinderen door de werking van het burgerlijke recht de helft van de gezinswoning in blote eigendom verwerven. De weduwnaar of weduwe zal dan het vruchtgebruik op die helft krijgen. Wat betekent dat de langstlevende echtgenoot het genot van het goed behoudt. Naast de verwerving van het vruchtgebruik op de helft van de gezinswoning blijft hij of zij onverkort volle eigenaar van zijn of haar helft. Op die wijze zorgt het Burgerlijk Wetboek er voor dat de langstlevende onbezorgd kan verder leven in de gezinswoning. Maar nogal wat koppels zijn getrouwd met een huwelijkscontract. Heel wat bepalingen van het huwelijksvermogensrecht zijn immers suppletief. Wat betekent dat een koppel andere regels kan afspreken dan deze die in het Burgerlijk Wetboek staan. Een populaire clausule is de "langst leeft al" clausule. Dat betekent dat de ene partner bij overlijden zijn hele hebben en houden overmaakt aan de langstlevende. Zo kunnen de kinderen geen stokken in de wielen steken. De langstlevende kan verder onbezorgd beschikken over alles wat het koppel bezat.

In de situatie zonder huwelijkscontract zal de langstlevende aldus het vruchtgebruik op de helft van de woning erven. In het geval van de "langst leeft al" clausule zal hij of zij de volle eigendom op de helft van de woning verkrijgen. Op die verwerving moet volgens de krijtlijnen van de Wetboek Successie telkens belasting betaald worden. Stel dat de gezinswoning een verkoopwaarde heeft van 300.000 EUR. De man overlijdt op zijn zeventigste. De vrouw heeft dezelfde leeftijd en er is geen testament. Als de vrouw de helft van de woning in volle eigendom verwerft, zal op 150.000 EUR het volle successierecht moeten betaald worden. Hoeveel de belasting uiteindelijk zal bedragen, hangt af van hoe groot het netto onroerende aandeel is binnen de aangifte in de successie. Had het koppel enkel dat onroerend goed, dan zal op die 150.000 EUR een successierecht verschuldigd zijn van 10.500 EUR (op eerste schijf van 50.000 EUR moet 3 procent betaald worden, op het overige gedeelte 9 procent). Maar als het koppel samen voor meer dan 500.000 EUR onroerende goederen bezit, dan kan het tarief oplopen tot 27 procent.

In het geval de langstlevende enkel het vruchtgebruik verwerft van de helft van de gezinswoning, moet de langstlevende ook daarop successierecht betalen. Hoe de waarde van het vruchtgebruik in dat geval moet berekend worden vertrekkende van de 150.000 EUR, staat beschreven in het Wetboek Successie zelf (art. 21 W.Succ.). In het voorbeeld moet de 150.000 EUR verdeeld worden in 32 procent vruchtgebruik en 68 procent blote eigendom. Wat betekent dat de weduwe 1.440 EUR belasting zal moeten betalen (150.000 x 0,32 x 0,03). Als de beslissing van de Vlaamse regering als decreet wordt afgekondigd, zal in het voorbeeld de langstlevende echtgenote dus de 10.500 of 1.440 EUR niet moeten betalen. Respectievelijk de helft van de volle eigendom of het vruchtgebruik op de helft van de woning zal niet langer onderworpen worden aan het successierecht. Maar in het geval de kinderen meteen de blote eigendom verwerven, zullen zij wel successierecht moeten betalen op het deel dat zij erven (op 102.000 EUR zijnde 68 procent van de volle eigendom). Enkel de moeder krijgt belastingvrijstelling op haar verwerving van het vruchtgebruik. In het andere geval met toepassing van de "langst leeft al" clausule zullen de kinderen bij het overlijden van hun moeder uiteindelijk wel de volle pot moeten betalen op de verkoopwaarde van de gezinswoning op dat moment. Maar dat laatste geldt ook in het huidige stelsel. Juist door de maatregel van de regering wordt vermeden dat bij de "langst leeft al" clausule op de helft van de woning twee keer successierecht moet betaald worden: één keer bij overlijden vader en één keer bij overlijden moeder.

Bedrijfsmatig deel

Wat wordt nu verstaan onder de gezinswoning? In het ontwerp van decreet heeft de Vlaamse regering een definitie opgenomen. Een gezinswoning is de hoofdverblijfplaats van de erflater en zijn overlevende echtgenoot of samenwonende. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt daarbij een weerlegbaar vermoeden in van de samenwoning. Als gezinswoning wordt eveneens in aanmerking genomen de laatste gezinswoning van de echtgenoten of samenwonenden als aan het samenwonen een einde kwam door feitelijke scheiding. Dat geldt ook als dat samenzijn werd beëindigd door overmacht of door de verplaatsing van één of beide van de partners naar een rust- of verzorgingsinstelling.

Maar wat als de gezinswoning voor een deel bedrijfsmatig werd gebruikt als winkel voor de beroepsactiviteit van vader en/of moeder? Stel dat een bakker overlijdt en de woning niet enkel bestaat uit een privé gedeelte, maar ook uit de bakkerij zelf? Zal dan de vrijstelling toch gelden voor het gehele gebouw? Eenzelfde geval doet zich voor als een deel van de woning wordt verhuurd aan de vennootschap van vader en/of moeder. Denk aan een arts die zijn dokterspraktijk uitoefende in vennootschapsvorm. Het valt nog af te wachten wat in dat geval wordt beslist. Maar het ware te hopen dat de vrijstelling toch voor de gehele woning zal gelden. Hoewel in de praktijk problemen zullen blijven bestaan als pakweg een atelier weliswaar naast de gezinswoning is opgetrokken, maar er volledig los van staat. Misschien worden problemen vermeden door in het decreet een passus te schrijven die stelt dat de regeling geldt van zodra de woning hoofdzakelijk als privé woning wordt gebruikt.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 16 februari 2006.