NIEUWE BOEKHOUDREGELS HEBBEN GEVOLGEN VOOR COMMERCIËLE VZW'S

Vanaf dit jaar is de nieuwe boekhoudrechtelijke regeling voor vzw's voluit van toepassing. Daardoor zal de fiscus een klaardere kijk krijgen op commerciële vzw's. Die moeten immers onderworpen worden aan de vennootschapsbelasting. Maar hoe ver in het verleden kan de fiscus teruggaan om behaalde winsten van een vzw toch nog te belasten?

De algemene regel is dat elke vzw een vereenvoudigde boekhouding moet voeren die tenminste betrekking heeft op de mutaties in contant geld of op de bankrekeningen, in overeenstemming met een door de Koning vastgesteld model. Daarnaast moet een vzw jaarlijks een vereenvoudigde jaarrekening opmaken. Die bestaat uit twee delen. Een staat met de bezittingen en schulden van de vzw en een staat die de ontvangsten en uitgaven van het afgelopen werkingsjaar samenvat. Een vzw moet een echte jaarrekening opmaken als ze meer dan één van drie criteria overschrijdt: 5 voltijdse werknemers, 250.000 EUR ontvangsten andere dan uitzonderlijke ontvangsten en een balanstotaal van 1.000.000 EUR.

Nu elke vzw minstens een staat zal moeten opmaken, heeft de fiscus van meet af aan gesteld dat hij de controles op de vzw's zal opvoeren. Een vzw moet geen belasting betalen op haar batig saldo. Binnen de rechtspersonenbelasting zijn immers maar een zeer beperkt aantal inkomsten belastbaar (art. 221 en 223 W.I.B. 1992) waarbij telkens een afzonderlijk tarief geldt. Maar voor zover de vereniging inkomsten zou halen uit andere bronnen dan deze die de wet opsomt, moet daar géén belasting op betaald worden. Vandaar dat ondernemers zich soms laten verleiden om een onderneming uit te baten in de vorm van een vzw. In de wetenschap dat de vennootschapsbelasting nu 33,99 procent bedraagt, scheelt dat een flinke slok op de borrel.

Maar het spreekt voor zich dat de wetgever de onderworpenheid aan de bijzonder aanlokkelijke rechtspersonenbelasting niet alleen laat afhangen van het kiezen voor de vzw. Wil een vzw onderworpen worden aan de rechtspersonenbelasting, dan mag zij geen onderneming exploiteren en zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard (art. 220, 3° W.I.B. 1992). Is dat wel het geval, dan wordt de vzw toch onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Door de nieuwe boekhoudregels voor vzw's zal de fiscus nu een klaardere kijk krijgen op het reilen en zeilen binnen de vzw's. Als de aangiftes in de rechtspersonenbelasting volgend jaar bij de fiscus zullen toekomen, zal daar de al dan niet vereenvoudigde jaarrekening bijzitten. Het is dan de bedoeling dat de controleurs nagaan of de vzw's in de feiten geen onderneming zijn en dus moeten belast worden binnen de vennootschapsbelasting.

Drie jaar

Maar wat gebeurt met het verleden als een vzw door de fiscus uit de rechtspersonenbelasting wordt gehaald en belast wordt binnen de vennootschapsbelasting? De voor de hand liggende vraag is daarbij hoeveel jaren de fiscus kan teruggaan. De algemene regel is drie aanslagjaren. Wat betekent dat als de fiscus in 2006 een vzw naar de vennootschapsbelasting haalt, hij dat kan doen vanaf het boekjaar 2003. De drie wordt vijf jaar in geval van inbreuk op de bepalingen van het wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden. Als de fiscus kan aantonen dat een ondernemer moedwillig een vzw oprichtte om zo de vennootschapsbelasting te vermijden, kan hij in 2006 nog terugkeren naar boekjaar 2001. Twee jaar langer dus. De vraag is echter of daarmee de kous af is. Stel dat een ondernemer uit onwetendheid, dus niet moedwillig, in 2000 een vzw oprichtte die in de feiten niets anders dan een commerciële onderneming is. Tijdens de jaren 2000 tot 2002 behaalde hij 20.000 EUR batig saldo. Voor de periode 2003 tot 2005 werd 10.000 EUR winst gemaakt. In dit geval zal de fiscus de 10.000 EUR vanaf 2003 probleemloos kunnen onderwerpen aan de vennootschapsbelasting van in principe 33,99 procent. Maar mag de fiscus dat ook nog doen voor de 20.000 EUR winsten? Die staan immers nog op de balans van de vzw op 01.01.2003? Met andere woorden: kan de fiscus ondanks de geldende verjaringstermijnen, toch nog de winsten behaald vóór 2003 belasten?

Deze vraag werd onlangs schriftelijk gesteld aan minister Didier REYNDERS (QRVA 51 114, p. 21922). De minister antwoordt dat de winsten die voortkomen uit verrichtingen die door een vzw werden verwezenlijkt tijdens de periode waaraan zij aan de rechtspersonenbelasting was onderworpen, belaste reserves vormen op de eerste dag van het belastbare tijdperk tijdens hetwelk de vzw voor het eerst aan de vennootschapsbelasting onderworpen is. Wat betekent dat de minister met zoveel woorden stelt dat in ons voorbeeld de fiscus de 20.000 EUR winsten die behaald zijn tussen 2000 en 2002, niet meer kan belasten. Zij zullen het karakter krijgen van reeds belaste reserves binnen de vzw. Alhoewel op die 20.000 EUR nooit belasting is betaald, wordt voor fiscale doeleinden dus toch aangenomen dat ze belast zijn. Datzelfde geldt volgens de minister ook voor bestaande voorzieningen voor risico's en kosten die werden aangelegd tijdens de periode dat de vzw onderworpen was aan de rechtspersonenbelasting. Wat voordelig is. Neem aan dat een vzw een principiële voorziening treft voor het opgebouwd sociaal passief. Deze voorziening is in de vennootschapsbelasting in de regel niet toegestaan. Dus zou ze moeten verworpen worden eenmaal de vzw belast wordt in de vennootschapsbelasting. Maar de minister erkent dat het om belaste reserves gaat. Keerzijde van de medaille is dat de verliezen geleden in de periode dat de vzw aan de rechtspersonenbelasting onderworpen was, niet meer kunnen worden afgetrokken van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 13 april 2006.