CIRCULAIRE NOTIONELE INTEREST VISEERT DOUBLE DIP

De circulaire opent met een waarschuwing. De stabiliteit en de duurzaamheid van de notionele intrestaftrek hangen af van de wijze waarop ondernemingen de maatregel gebruiken. Ze moeten agressieve planning via constructies om de aftrekmogelijkheden louter kunstmatig op te vijzelen vermijden.

Vooreerst stelt de fiscus dat de hij constructies kan toetsen op hun al dan niet gesimuleerde karakter. Simulatie wil zeggen dat tegenover de fiscus een akte wordt voorgehouden die in werkelijkheid door de stellers ervan niet is bedoeld. Om de veinzing te bewijzen, moet de fiscus aantonen dat de partijen niet alle juridische gevolgen van de overeenkomsten die ze opmaakten, hebben aanvaard. Is dat bewezen, dan mag de fiscus de werkelijke overeenkomst belasten. Maar de circulaire geeft geen opsomming van welke notionele-aftrekconstructies kunnen worden geviseerd met simulatie. Wel zou in een later stadium een inventaris van vonnissen en arresten volgen.

twee keer aftrek

De circulaire reikt een rechtstreeks middel aan om de 'double dip' te bestrijden. In zijn elementairste vorm houdt die in dat een aftrek twee keer wordt georganiseerd. Neem een moedervennootschap of holding M met een dochter D. D doet een investering. Daar is een bankkrediet voor nodig. In het gewone leven gaat D een lening aan bij een bank. Zo kan D de betaalde intrest fiscaal in mindering brengen. Evenwel zou de moeder M de banklening kunnen vragen, en het bekomen geld via een kapitaalverhoging naar de dochter doorsluizen. Moeder M kan zo de intrest als beroepskosten aftrekken en dochter D geniet dan de notionele intrestaftrek. Zo wordt boven op de intrestaftrek ook de aftrek voor risicokapitaal versierd: de 'double dip'.

De fiscus erkent dat de intresten van leningen die een vennootschap aangaat om aandelen te verwerven of kapitaal te vormen in een andere vennootschap, in principe aftrekbaar zijn als beroepskosten. De fiscus stipt echter twee gevallen aan die daarop een uitzondering vormen.

maatschappelijk doel

Uitgaven die geen verband houden met het maatschappelijke doel van de vennootschap zijn niet aftrekbaar als beroepskosten. Uit Cassatierechtspraak volgt inderdaad dat als een vennootschap aandelen verwerft in een andere vennootschap zonder dat deze activiteit deel uitmaakt van haar maatschappelijk doel, de kosten van deze operatie fiscaal mogen worden geweigerd.

Daarnaast stelt de fiscus dat intresten evenmin aftrekbaar zijn als de betrokken leningen zijn aangegaan voor de financiering van verrichtingen die geen positief nettoresultaat vóór belasting, maar alleen een belastingvoordeel kunnen voortbrengen. De fiscus verwijst daarbij naar een arrest van 1999 van het hof van beroep in Luik. Het ging om een optieverhaal waarbij de betrokken vennootschap een transactie met verlies organiseerde met Walt Disney-aandelen. Door de gekoppelde belastingbesparing (vrijstelling meerwaarden op aandelen) verdiende de vennootschap echter een bijzonder mooi belastingvoordeel. Daarnaast verwijst de administratie naar een arrest van 2001 van het hof in Bergen, waar een gelijkaardige optieconstructie werd gemonteerd. Ook daar besliste het hof dat de constructie was opgezet met als enige doel een belastbaar inkomen om te zetten in een belastingvrije meerwaarde om zo een belastingvermindering uit de brand te redden. De kosten uitsluitend gemaakt met het oog op het verminderen van de belastingschuld hebben aldus geen beroepskarakter volgens het hof. Met die stelling geeft de fiscus aan dat, ook al behoort het kapitaliseren van een vennootschap tot het doel, de fiscus de intrestaftrek bij de moeder M kan weigeren omdat die enkel uit was op het versieren van een extra belastingaftrek bij haar dochter D.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 13 mei 2008.