BTW-AANGIFTEN: PERIODICITEIT

Naar aanleiding van het Koninklijk Besluit dd. 05.12.1995 (B.S. 09.12.1994) is heel wat onduidelijkheid ontstaan rond de keuze voor maand- en kwartaalaangiften inzake BTW. Dit nieuwe KB vindt zijn grondslag in het feit dat de Italiaanse staat veroordeeld werd door het Europees Hof van Justitie omdat Italië voorschotten BTW opeiste die daarom niet noodzakelijk voortkwamen uit belastbare handelingen.

België kende een gelijkaardig systeem, zowel voor maand- als kwartaalaangiften. Bij de maandaangiften werd eenmalig een forfaitair voorschot gevraagd. Voor de maandaangifte van november diende onmiddellijk een voorschot voor december betaald te worden dat overeenstemde met het resultaat van de aangifte voor de maand november. Bij de kwartaalaangifte is het systeem genoegzaam bekend waarbij voor de tweede en derde maand van elk kwartaal een voorschot verschuldigd is ten belope van een derde van de vorige kwartaalaangifte.

Vermits de Italiaanse staat juist vóór het opvragen van forfaitaire voorschotten werd veroordeeld, kreeg ook de Belgische fiskus enige schrik. Aanvankelijk werd door het BTW-Hoofdbestuur een aangepaste regeling uitgewerkt, zowel voor de maand- als de kwartaalaangiften. Daarbij zou de belastingplichtige mogen kiezen; ofwel het doorstorten van de effektief verschuldigde BTW, ofwel het storten van forfaitaire voorschotten. Dit werd uiteindelijk enkel doorgevoerd bij de maandaangiften. Daar geeft men u de keuze om het voorschot te betalen zoals van oudsher, of om enkel de BTW door te storten die verschuldigd is op de handelingen tussen 1 tot 20 december.

Bij de kwartaalaangiften werd een zelfde systeem aanvankelijk voorgesteld. Maar deze regeling haalde het niet. Via het reeds geciteerde Koninklijk Besluit werd de maandaangifte de regel. Een belastingplichtige mag, voor zover zijn omzet de 20 miljoen niet overschrijdt, vrijwillig nog wel kiezen voor kwartaalaangiften. Maar dan mag hij niet komen klagen wanneer hij daarbij forfaitaire voorschotten moet gaan betalen. Hij kan kiezen voor het systeem waarbij hij dat niet moet doen, met name de maandaangiften.

Naar aanleiding van dat Koninklijk Besluit zijn nogal wat verkeerde konklusies de wereld ingestuurd. Voortaan zou een belastingplichtige zonder meer kunnen overschakelen van de kwartaal- naar de maandaangiften. Bovendien werd soms wel gesteld dat indien de belastingplichtige zijn voorschotten inzake kwartaalaangifte niet zou betalen, hij automatisch op maandaangiften zou gesteld worden. Beide veronderstellingen blijken fout.

In een parlementaire vraag gesteld door volksvertegenwoordiger De Clippele op 30.01.1995 inzake deze problematiek, antwoordt de minister het volgende:
'De belastingplichtige die in de loop van het jaar 1994 onderworpen was aan de regeling van indiening van BTW-kwartaalaangiften, behoudt ambtshalve de regeling voor 1995, behalve wanneer hij uiterlijk op 31.12.1994 het BTW-kontrolekantoor waarvan hij afhangt, uitdrukkelijk heeft ingelicht dat hij niet meer aan de voorwaarden voldoet om van die regeling te kunnen genieten. Vanaf 01.01.1995 wordt hij dan aan de regeling van de maandaangiften onderworpen. Bij gebreke aan de hiervoor bedoelde uitdrukkelijke informatie, behoudt de belastingplichtige voor 1995 ambtshalve de regeling van indienen van BTW-kwartaalaangiften.'

De minister kondigt ook aan dat de aangifte van aanvang van werkzaamheid, bedoeld in artikel 53, eerste lid, 1_ WBTW in deze zin zal aangepast worden (vraag nr. 1.397 van de heer De Clippele van 30.01.1995. Vragen en Antwoorden, Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, gewone zitting 1994-1995, nr. 144, 13.03.1995, pagina 15.399 - 15.400).

Rest nog de vraag of BTW-belastingplichtigen die hun voorschotten in het kader van de BTW-aangifte niet betalen, automatisch zullen verplicht worden maandaangiftes in te dienen? Ook op deze vraag is het antwoord ontkennend. Navraag bij het Hoofdbestuur BTW leert dat dit niet de bedoeling is.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 6 april 1995.