ZAL REGERING MEERWAARDEN OP AANDELEN ANDERS GAAN BELASTEN?
De jongste weken hebben de acties van de fiscus om meerwaarden op aandelen flinker te gaan belasten, de fiscale wereld beroerd. Zowel wat betreft de personenbelasting als wat betreft de vennootschapsbelasting staan meerwaarden op aandelen blijkbaar onder vuur, weliswaar binnen het huidige fiscale stelsel. De vraag is dan ook relevant of de regering wetswijzigingen plant rond de belastbaarheid van meerwaarden. Zal deze ploeg de meerwaarden op aandelen strenger aanpakken? In de Kamercommissie voor Financiën en Begroting werd daar vorige week over geïnterpelleerd.In de kamercommissie voor Financiën en Begroting werden onlangs twee recente evoluties in de fiscaliteit besproken. De minister van Financiën werd zowel door de oppositie als door een regeringspartij op de rooster gelegd (Beknopt Verslag C095 van 25.1.2000). Twee zaken kwamen daarbij aan bod: de hervorming van de personenbelasting en de recente evoluties inzake meerwaarden op aandelen.
Hervorming
Wat de nakende belastinghervorming betreft, werd aan
de minister gevraagd hoe de hervorming er zal uit zien en wanneer ze een feit
zal zijn. De minister beperkt zich echter tot wat in het regeerakkoord staat
(krant van 16/7/99). De regering wil een verhoging van de belastbare minima.
Daarnaast uiteraard een herschikking van de baremas met (misschien) een
vermindering van hun aantal.Verder is ook een fiscaal neutrale behandeling van
elke samenlevingsvorm voorzien. Tot slot plant de regering een hergroepering van
de aftrekposten. Naast de klassieke beroepskosten komen er tevens aftrekposten
met andere doeleinden. Vermoedelijk wordt daarmee een aantal groene initiatieven
bedoeld.
Als timing bij dit alles stelt de minister dat hij bij het begin van
het volgende werkjaar een ontwerp zal indienen. In de herfst van dit jaar dus.
Bedoeling zou zijn de hervorming te doen ingaan vanaf 1 januari 2002. De
kostprijs van het plan is nog niet bekend. De minister verwijst enkel naar het
plan dat op het einde van vorig jaar werd goedgekeurd (Wet houdende fiscale en
diverse bepalingen van 24.12.1999, B.S. 31.12.1999, Ed. 2). De kosten daarvan
worden geraamd op 80 miljard frank.
Maar in de wandelgangen wordt steeds
gesteld dat het een ingrijpende verandering zal zijn. De tarieven zullen naar
verluidt drastisch worden verlaagd. Nu hebben we immers tarieven die tot 55
procent gaan. Tel daar de gemeentebelasting en de crisisbelasting bij, dan komt
men al snel tot een marginale belastingvoet van 60 procent. Dat is veel te hoog.
Dat moet dus omlaag. Eenieder beaamt dat. Maar hoe gaat men het gat dat daardoor
ontstaat vullen? Dat is een prangende vraag. Dat daarbij gedacht wordt aan de
herschikking van de aftrekposten in de personenbelasting, is de logica zelf.
Sinds de vorige grote hervorming (Wet 07.12.1988) is dat een uiterst complexe
materie geworden. Mooi voorbeeld daarvan zijn de art. 1451 tot 14523 W.I.B.
1992. Wat nu uiteindelijk bestaat rond de vermindering voor het
langetermijnsparen en de verhoogde vermindering voor het bouwsparen is toch
bijzonder complex geworden. Dat was aanvankelijk bij de Wet van 07.12.1988 niet
zo. Maar door de vele correcties is dit nu een kluwen geworden van jewelste.
Ongetwijfeld goed bedoeld. Maar deze complexiteit is voor een gewone
belastingplichtige een brug te ver. Vereenvoudiging is een noodzaak.
Meerwaarden
Naast de hervorming van de personenbelasting kwam in
de kamercommissie ook de heibel aan bod die recent is ontstaan rond meerwaarden
op aandelen. Op basis van het beginsel van het boekhoudrechtelijk getrouw beeld
heeft de fiscus de natrekking bij een opstalgever van een gebouw belast als
voordeel alle aard. Hetzelfde gebeurde bij de inbreng van aandelen in een
vennootschap beneden de marktwaarde.
Wanneer, inzake de personenbelasting, de
aandelen behoren tot het privé-patrimonium van de belastingplichtige, zijn de
meerwaarden die hierop worden gerealiseerd in principe niet belastbaar.
Uitzondering hierop vormen artikel 90, 1, W.I.B. 1992 (occasionele winst of
baten) en 90, 9, W.I.B. 1992 (meerwaarden op aandelen op belangrijke
deelnemingen). In die gevallen worden die meerwaarden belast als een divers
inkomen tegen 33, respectievelijk 16,5 procent (art. 171 W.I.B. 1992). Wanneer
de aandelen zijn belegd in de beroepswerkzaamheid, zijn de gewone regels inzake
de belasting van meerwaarden hierop van toepassing. Met dien verstande dat
artikel 45, W.I.B. 1992 bepaalde specifieke vrijstellingsregels bevat in geval
van een fusie, een splitsing of het aannemen van andere rechtsvorm.
In de
vennootschapsbelasting geldt als regel dat de meerwaarden op aandelen bekomen
door binnenlandse vennootschappen, in de regel vrijgesteld zijn van enige
belasting. Op voorwaarde dat de aandelen zelf in aanmerking komen voor een
aftrek als definitief belastbaar inkomen (zie art. 192, 1 W.I.B. 1992). De
minister voegt hier evenwel aan toe dat de fiscale behandeling van deze
meerwaarden ook moet worden beoordeeld in het licht van de verhouding
boekhoudrecht versus fiscaal recht. Daarbij verwijst de minister impliciet naar
de actie van de administratie in een dossier van een beursgenoteerde
vennootschap. Hij citeert daarbij het arrest van 20 februari 1997 van het Hof
van Cassatie (F.J.F. nr 97/526) dat de primauteit van het boekhoudrecht op het
fiscaal recht bevestigt, behoudens expliciete afwijking van de fiscale wet. In
dit arrest poneert het Hof als beginsel dat bij gebrek aan een uitdrukkelijke
afwijking van de fiscale regels, de belastbare winst wordt vastgesteld
overeenkomstig de boekhoudregels. Uit dit antwoord valt dus af te leiden dat de
minister de actie van zijn administratie steunt.
Zowel meerderheids- als
oppositiepartijen vroegen de minister wat hij van plan is met het fiscale
stelsel van de meerwaarden op aandelen.
De minister antwoordde: Ik heb geen
intenties inzake een verandering van de fiscaliteit op meerwaarden. Het
regeerakkoord zegt daarover niets. Als het dus van de bevoegde minister afhangt,
lijkt het er op dat aan de meerwaarden op aandelen niets zal wijzigen tijdens
deze regeerperiode. Dus noch de personenbelasting noch de vennootschapsbelasting
zouden op dat vlak aangepast worden. De woorden van minister Reynders zijn
evenwel zorgvuldig gekozen. Hij heeft die intentie niet. Andere regeringsleden
misschien wel. En het is nooit uitgesloten dat een andere minister Financiën zou
gaan bestieren. Maar wel duidelijk is dat de minister stelt dat het
regeerakkoord omtrent de aanpassing van de meerwaarden niets zegt. Dat geeft
toch een indicatie.
Op het einde van de vorige regeerperiode toverde het
toenmalige kabinet-Di Rupo een algemeen systeem van belastbaarheid van
meerwaarden op aandelen in de personenbelasting uit zijn hoed. Dat kwam er
uiteindelijk niet. Velen vreesden de voorbije jaren ook dat de vrijstelling van
meerwaarden op aandelen (zie hoger) zou sneuvelen. De minister stelt dus dat,
als het van hem afhangt, daar niets van in huis komt. Maar hier moet wel aan
toegevoegd worden dat op het einde van het antwoord op de interpellatie de
minister de sibillijnse zin uitsprak: In dit stadium zou ik niet willen
vooruitlopen op de inhoud van de fiscale hervorming die is aangekondigd door de
regering. Dus enig voorbehoud is toch op zijn plaats. Politiek bedrijven is
blijkbaar warm en koud tegelijk blazen.
Het blijft dus koffiedik kijken. Eén
ding lijkt wel zeker. De administratie lijkt resoluut te zijn in haar intentie
om de meerwaarden op aandelen strenger aan te pakken. Weliswaar binnen het
bestaande wettelijk kader. En daarover is het laatste woord nog niet gezegd en
geschreven.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 3 februari 2000.