PLAN TOT INVOERING VAN EEN FISCALE RULING 'INFO-KAP'

Onze afscheidnemende minister van Financiën wil op de valreep in fiscalibus nog een verfrissende nieuwe mogelijkheid inbouwen voor buitenlandse groepen die overwegen zich in België te vestigen. De inspiratie daartoe heeft hij bij onze noordenburen gevonden. Deze kluif zou normaliter moeten voorkomen op de laatste ministerraad waar minister Maystadt zal op aanwezig zijn.In Angelsaksische landen bestaat een duidelijk verschil tussen het boekhoudrecht en het fiscaal recht. Beide rechten zijn autonoom. Zo bestaat in die landen enerzijds de economische jaarrekening en anderzijds de fiscale jaarrekening. In beide kunnen andere waarderingsregels gebruikt worden. Naar Belgisch model bestaat dit niet. De regel is hier dat het boekhoudrecht primeert op het fiscale recht, tenzij het fiscale recht daar expliciet van afwijkt. Bijgevolg wordt de belastbare winst in België, behoudens uitdrukkelijke afwijking door de fiscale wet, vastgesteld overeenkomstig de regels van het boekhoudrecht (Cass., 20 februari 1997, Bulletin der Belastingen, nr. 777, december 1997, blz. 2740).

Op dit ogenblik bestaan in Nederland gevallen waarin voor de toepassing van het intern belastingrecht moet worden aangenomen dat in een vennootschap een inbreng is gebeurd zonder dat een storting op aandelen heeft plaatsgevonden. Zulk een geval doet zich voor indien een moedermaatschappij enkel op grond van de moeder-dochterrelatie aan haar dochter een voordeel in geld of goederen doet toekomen. Om het anders uit te drukken: zo'n voordeel zou de moeder onder gelijke omstandigheden niet aan een van haar onafhankelijke ondernemingen hebben verschaft. In dat geval wordt door de dochter een voordeel genoten dat zijn oorzaak uitsluitend vindt in de interne verhouding tussen de dochter en haar aandeelhouders. Dit wordt in Nederland beschouwd als een fiscaalrechtelijke inbreng van kapitaal die zich dus op geen enkele wijze op gemeenrechtelijk vlak uit. Men spreekt in dergelijk geval van informeel kapitaal. (HR 3 april 1957, nr. 13.084, BNB 1957/165). Het kapitaal dat aldus enkel ingeschreven wordt in de fiscale balans kan bijgevolg fiscaal afgeschreven worden. Dus die dochter schrijft in dat geval iets af wat in de economische jaarrekening niet eens is geboekt.

De regering wil nu dit idee invoeren in de Belgische fiscale praktijk. Maar enkel voor groepen die zich in België willen vestigen. Op grond van art. 24, eerste lid, 4 en het tweede lid WIB 1992 zou het potentieel aan groei dat door de buitenlandse vennootschap kosteloos wordt ingebracht bij haar Belgische dochteronderneming beschouwd worden als een onderwaardering van de activa van die dochter. Om hetzelfde effect van detaxatie te bekomen als in Nederland, moet dan de in België ontstane omzet door het potentieel aan groei dat ter beschikking wordt gesteld van de dochteronderneming, op een of andere wijze geactiveerd worden als verdoken reserve bij de dochter op de eerste dag van de eerste belastbare periode. De dochter kan dan het informele kapitaal jaarlijks fiscaal afschrijven. Daarbij wordt gedacht aan het afschrijvingsritme dat de fiscus hanteert voor goodwill, met name tien tot twaalf jaar. Uiteraard zal het systeem zo in elkaar zitten dat deze verdoken reserve niet eerst wordt belast, maar enkel in de begintoestand van dat eerste jaar wordt vermeld, zodat meteen de detaxatie volgt zonder dat ooit een taxatie heeft plaatsgevonden.

Voorstel

Het als verdoken reserve in aanmerking te nemen cijfer zou bepaald worden op 5 procent van de omzet die aan de Belgische vestiging van de moeder wordt toebedeeld. Om die omzet en dus het voordeel te bepalen, zal in eerste instantie een schatting gebeuren door de investeerder onder de controle van de fiscus. Blijkt later dat de geschatte vooruitzichten niet werden behaald, dan zal een aanpassing in min dienen te gebeuren. Informeel kapitaal zou aldus ook in België kunnen als een buitenlandse onderneming het potentieel aan groei ter beschikking stelt van haar Belgische dochter. De in België gerealiseerde omzet gedurende het eerste belastbare tijdperk zou voor 5 procent niet belast worden.

Op de ministerrad van 5 december 1997 werd beslist dat de minister van Financiën werk kon maken van individuele voorafgaande akkoorden om het investeringsklimaat te bevorderen. Het plan van de regering zou er nu in bestaan dat dergelijke potentiële buitenlandse investeerders rond de hoogte van de verdoken reserve een ruling zouden kunnen sluiten met de minister van Financiën. Om dit te doen, zal zo goed als zeker verwezen worden naar art. 9 van het 'Organiek besluyt van het bestuer van 's lands middelen' (18 maart 1831). Daar krijgt de minister immers de bevoegdheid overeenkomsten te bekrachtigen tussen de administratie en de belastingplichtigen wanneer zij door de wetten toegelaten zijn.

Een en ander zou dus en dat zonder enige wetswijziging dergelijke akkoorden tot het afschrijven van een verdoken reserve worden gegeven. Vermoedelijk zal de voltallige ministerraad zich daaromtrent expliciet uitspreken. Maar het is zeer de vraag of dit alles kan. De eerste vraag daarbij is of het huidige wetboek van de inkomstenbelastingen informeel kapitaal kan erkennen. Het geciteerde artikel wordt immers steeds gebruikt om de belastbare basis zonder meer te verhogen (eindtoestand). Maar als het kan, zullen velen zich haasten om te stellen dat precies op basis van art. 24 WIB 1992 informeel kapitaal in dit land kan en niet beperkt moet blijven tot het nu door de regering geviseerde geval. Dat daarbij regelrechte conflicten kunnen ontstaan met art. 26 WIB 1992 rond abnormale of goedgunstige voordelen, leidt geen twijfel. Indien gewerkt wordt met informeel kapitaal tussen twee Belgische vennootschappen, zal de moeder dan wel belast worden op het voordeel? Immers, komt in dat geval het door de moeder verstrekte voordeel bij de dochter niet in aanmerking voor het bepalen van haar belastbare inkomsten? Bij dit alles hebben we het zelfs nog niet gehad over mogelijke grondwettelijke bezwaren.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 18 juni 1998.