UITBREIDING BIJZONDERE AANSLAG VAN 309 PROCENT OP VERDOKEN WINSTEN

De bijzondere aanslag van art. 219 W.I.B. 1992 stelt de fiscus in staat sommige bestanddelen te belasten aan 309 procent. Deze sanctie is in het Wetboek Inkomstenbelastingen gekoppeld aan het niet verantwoorden van kosten via individuele fiches en samenvattende opgaven. De fiscus pastte dit artikel ook meermaals toe op verdoken meerwinsten. Niet altijd met succes. Om dat probleem op te lossen, wordt een wetswijziging behandeld in de kamercommissie voor Financiën.Een van de meest gevaarlijke bepalingen in de vennootschapsbelasting is ongetwijfeld het art. 219 W.I.B. 1992. In drie gevallen moet de belastingplichtige een fiche met samenvattende opgave maken. Doet hij dat niet, dan zijn deze kosten geen aftrekbare beroepskosten (art. 57 W.I.B. 1992) én kan de fiscus een bijzondere afzonderlijke aanslag vestigen ten belope van 309 procent van die kosten (art. 219 en 463bis, p. 1, 1 W.I.B. 1992). Als doekje voor het bloeden is de aanslag van 309 procent in tegenstelling tot de vennootschapsbelasting zelf, een aftrekbare beroepskost (art. 198, 1 W.I.B. 1992). Een magere troost.

Fiches

Dergelijke fiches moeten opgemaakt worden zodra de vennootschap bepaalde kosten maakt.

In eerste instantie gaat het om commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de verkrijgers beroepsinkomsten zijn. Klassiek voorbeeld is hier het ereloon betaald aan een advocaat. Dergelijke formaliteiten moeten ook vervuld worden voor bezoldigingen, pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen, betaald aan personeelsleden, aan gewezen personeelsleden of aan hun rechtverkrijgenden. Elke Belg kent die fiches wel. Zij zijn de basis om de aangifte in de personenbelasting in te vullen. Tot slot geldt de geschetste papiermolen ook voor vaste vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever. Denk daarbij maar aan de kilometervergoeding die menige werkgever betaalt.

Op deze regel staat de fiscus een belangrijke tolerantie toe. De aftrek van de betrokken kosten wordt toch toegestaan wanneer de belastingplichtige laattijdig de vereiste rechtvaardigingsstukken overlegt. Behoudens wanneer het laattijdig overleggen tot gevolg zou hebben dat de administratie de verkrijgers van die inkomsten niet meer binnen de wettelijke termijnen kan belasten (Com.I.B 1992 57/69). Stel nu dat de belastingplichtige vergeet dergelijke fiche op te maken voor een ereloon betaald aan zijn advocaat. De belastingplichtige haast zich de fiche en de samenvattende opgave (laattijdig) in te dienen. Neem aan dat voor zover de advocaat de inkomsten niet zelf zou hebben aangegeven, de fiscus hem nog tijdig kan belasten. In dat geval aanvaardt de administratie de beroepskosten. Maar bijkomend stelt de fiscus dat hij, ondanks de regularisatie, de bijzondere aanslag toch nog kan vestigen. Tenzij de bedrijfsleider toestaat dat het ereloon wordt toegevoegd aan zijn of haar eigen belastbaar inkomen, of dat de vennootschap ondanks de regularisatie de fiscus toelaat de kosten als beroepskosten te verwerpen, zodat deze uitgedrukt worden in het vermogen van de vennootschap (Com.I.B 1992 219/3, 4). Het argument dat in het voorbeeld de advocaat, zoals het hoort, netjes de inkomsten heeft aangegeven, speelt volgens het bestuur geen enkele rol. Dit artikel is toch wel heel streng. De wetgever verlegt het 'aangeven' van de inkomsten van de genieter naar de schuldenaar ervan.

Art. 219 W.I.B. 1992 is dan ook een gevaarlijke bepaling. Niet alleen wegens de hoogte van de bijzondere aanslag, maar ook omdat de fiscus met dat artikel in de hand toch belastingen kan binnenrijven, ook al is geen belastbaar resultaat voorhanden.

Verdoken winst

Maar daarmee is de kous niet af. De fiscus stelt dat de bijzondere aanslag van 309 procent ook van toepassing is op verdoken winsten, 'die niet onder de bestanddelen van de balans van de vennootschap worden teruggevonden, tenzij deze laatste aantoont dat die winsten werkelijk in haar vermogen zijn gebleven en zij, zo nodig haar boekhouding dienovereenkomstig aanpast' (Com.I.B 1992 219/2, eerste lid, 2). Neem bijvoorbeeld de winst op zwarte verkopen. Ook hier handhaaft de fiscus de al besproken tolerantie. De niet geboekte winsten moeten niet belast worden aan 309 procent, op voorwaarde dat die winst ofwel, met hun akkoord, als beroepsinkomsten van de bestuurders of vennoten wordt belast, ofwel door een aanpassing van de boekhouding, in het vermogen van de vennootschap wordt uitgedrukt (Com.I.B 1992 219/3, 4).

Maar hier wringt het schoentje. Onze hoven zijn het niet zonder meer eens met de fiscus. Het Hof van Cassatie stelt dat een drieledig bewijs moet geleverd worden (Cass., 26 mei 1994, F.J.F., No. 94/213). taan van de verdoken winst moet aangetoond worden, de verdoken meerwinst moet het vermogen van de vennootschap hebben verlaten en de verdoken meerwinst moet gediend hebben voor één of meer van de drie soorten kosten vermeld in art. 57 W.I.B. 1992. Een bewijslast die voor de fiscus een moeilijke route is.

Wetsontwerp

Reden genoeg dus om een wetswijziging voor te stellen. Via art. 19 van het Wetsontwerp houdende diverse Fiscale Bepalingen (Kamer, nr. 1949/1-98/99) zou aan het eerste lid van art. 219 W.I.B. 1992 worden toegevoegd dat deze afzonderlijke aanslag ook van toepassing is op verdoken meerwinsten, die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden. Deze nieuwe bepaling zou van toepassing worden vanaf aanslagjaar 1999 (art. 42, p. 2 ontwerp). Dan zou het bewijsprobleem van de fiscus van de baan zijn.

Maar de aanslag blijft bijzonder hoog. Waarom die 309 procent? Zeker in het geval van het niet opmaken van fiches is de straf erg zwaar. Waarom de straf niet beperken tot het geval dat de genieter van de beroepsinkomsten de inkomsten niet heeft aangegeven in zijn of haar aangifte. Dat 'zwarte' inkomsten niet kunnen, is een evident principe. Maar moet dat dan belast worden aan 309 procent? 100 procent is toch voldoende? Als de Belg een illegale villa bouwde, gaat men toch ook enkel de betrokken villa afbreken. En niet nog twee andere erbij.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 19 februari 1999.