HET ONTWERP WERKNEMERS- EN WINSTPARTICIPATIE

Eind juni werd door de regering aangekondigd dat zij een wetsontwerp zou indienen rond werknemersparticipatie. Toen werd aangekondigd dat de werknemersparticipatie twee vormen kan aannemen. Ofwel wordt het zogenaamde participatievoordeel in aandelen opgenomen. In dat geval zal de werknemer aandelen verwerven van de onderneming waarin hij werkt of van een andere vennootschap van de groep waartoe zijn onderneming vanuit consolidatieoogpunt toe behoort. Ofwel wordt het participatievoordeel opgenomen in cash. Deze optie laat de onderneming toe een extra geldelijke vergoeding te geven aan haar werknemers. Die principes staan nu uitgeschreven in een wetsontwerp dat 40 artikelen bevat. Het ontwerp van memorie van toelichting telt 44 bladzijden. Een ware turf dus.

De (para) fiscale behandeling die in het ontwerp is beschreven, klopt met wat bij de aankondiging van het plan was gesteld. Enkel op de winstparticipatie moet een inhouding gebeuren van een RSZ-solidariteitsbijdrage van 13,07 procent. Het bedrag daarvan komt perfect overeen met de RSZ-bijdrage van de werknemer op regulier loon. Op deelnames in het kapitaal is enkel een belasting verschuldigd van 15 procent. Op deelnames in de winst is naast de RSZ-solidariteitsbijdrage in principe 25 procent personenbelasting verschuldigd. Maar ook bij deelname in de winst waarbij de werknemer geld ontvangt, kan het lage tarief van 15 procent van toepassing zijn voor een KMO. Maar dan moet die KMO een investeringsspaarplan opzetten. Het ziet er naar uit dat bij een investeringsplan géén RSZ-solidariteitsbijdrage verschuldigd zal zijn. Aldus zou de (para) fiscale druk bij een investeringsplan precies gelijk zijn aan die bij deelname in het kapitaal.

Het hele plan is enkel van toepassing voor vennootschappen en instellingen of verenigingen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting of aan de belasting van niet-inwoners (bedoeld worden buitenlandse vennootschappen die in België een vaste inrichting hebben). Meteen valt op dat natuurlijke personen uit de boot vallen. Een eenmanszaak zal geen gebruik kunnen maken van werknemersparticipatie. Wie er dus gebruik wil van maken, moet een vennootschap hebben. Anderzijds kunnen enkel werknemers deelnemen aan de werknemersparticipatie. Het ontwerp definieert een werknemer als een persoon die tegen loon arbeid verricht onder het gezag van een ander persoon. Een zelfstandig werkend vennoot, bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap zal dus niet kunnen profiteren van het participatieplan.

Alle werknemers

De werkgever moet het initiatief nemen voor de werknemersparticipatie. Maar het plan mag op geen enkele wijze ingevoerd worden ter vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen in natura of om het even welk voordeel of aanvulling daarvan. De voorwaarden en modaliteiten worden dus op initiatief van de werkgever ingevoerd. Maar daarbij dient het advies van de ondernemingsraad ingewonnen te worden. Is die er niet, dan moet het comité voor preventie en bescherming op het werk dat advies geven. Heeft de vennootschap ook dat comité niet, dan zal de vakbondsafvaardiging adviseren. Bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging, wat in tal van KMO’s het geval is, worden de werknemers rechtstreeks door middel van aanplakking op de hoogte gebracht en moet dus geen voorafgaand formeel advies ingewonnen worden. Binnen 15 dagen te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving, houdt de werkgever een bijzonder register ter beschikking van de werknemers waarin zij hun opmerkingen kunnen optekenen. Bij het verstrijken van deze termijn zendt de werkgever het register ter inzage aan de door de Koning aangewezen ambtenaar. Deze ambtenaar moet dan de standpunten pogen te verzoenen voor zover er onenigheid zou bestaan.

Enkel "goede" werknemers tot het plan toelaten, kan niet. Alle betrokken werknemers dienen de mogelijkheid te hebben aan het participatieplan deel te nemen. In de voorwaarden van het plan kan wel staan dat enkel werknemers kunnen toetreden die een bepaalde anciënniteit hebben binnen het bedrijf. Maar de maximum termijn daarvoor is in het ontwerp vastgelegd op één jaar. Al wie een jaar binnen het bedrijf werkt, moet dus kunnen toetreden tot het plan. Niet enkel op de minimum anciënniteit staat een maximum. Uiteraard ook op het maximum van de deelname in kapitaal of winst. Het totaal bedrag van deelnames in het kapitaal en in de winst mag, bij afsluiting van het betreffende boekjaar, een van volgende limieten niet overschrijden: 10 procent van de totale bruto loonmassa en 20 procent van de winst van het boekjaar. Beide plafonds moeten cumulatief nageleefd worden. In de ondernemingen waar de loonmassa hoog is in verhouding tot de winst, zal het tweede plafond sneller bereikt worden dan het eerste. Het omgekeerde zal zich regelmatig voordoen in de ondernemingen waar de winst hoog is in verhouding tot de loonmassa. Maakt de onderneming deel uit van een groep, dan moeten deze cijfers op geconsolideerde basis bekeken worden.

Stand still

De aandelen die de werknemer in het kader van het plan ontvangt zijn niet meteen beschikbaar. Er moet verplicht een onbeschikbaarheidsperiode ingebouwd worden. Die "stand still" periode mag niet minder dan twee jaar en meer dan vijf jaar bedragen. De onbeschikbaarheidsperiode neemt vroegtijdig een einde in geval van ontslag of pensionering, in geval van zijn overlijden alsook bij openbaar bod van aankoop of omwisseling in kapitaaldeelnames of bij overplaatsing van de werknemers naar de niet verbonden onderneming.

Om de kapitaalparticipatie te organiseren voorziet het ontwerp in de mogelijkheid een coöperatieve participatievennootschap op te richten. Deze vennootschap zal alsdan de deelnames in het kapitaal bezitten en beheren die door de werknemers werden ingebracht. Maar dit is geen verplichting. Het ontwerp voorziet die mogelijkheid voor de ondernemingen die dat interessant vinden.

KMO’s

Voor de KMO kan binnen de participatie in de winst geopteerd worden voor een investeringsspaarplan. Als een KMO zo’n plan inbouwt, kan zij alsdan genieten van het tarief van 15 procent in plaats van 25 procent. Met een investeringsplan is de para fiscale kost van een deelname in winst precies gelijk aan de kost van een deelname in aandelen. Een mooie mogelijkheid. In dat geval wordt de toegekende winst door de werknemers onmiddellijk opnieuw ter beschikking gesteld van de onderneming via een niet achtergestelde lening die onder een afzonderlijke rubriek van de schulden van de onderneming wordt geboekt. Die lening moet terugbetaald worden na het verstrijken van een vooraf bepaalde periode die, in overeenstemming met de aandelenparticipatie, niet kleiner mag zijn dan twee jaar en langer dan vijf jaar. De onderneming moet jaarlijks wel een interest betalen op de uitgeleende bedragen. Het geld dat de onderneming als lening terug ontvangt van haar werknemers, moet ze dan besteden aan investeringen in vaste activa zoals deze gedefinieerd zijn in de boekhoudwetgeving.

Om te bepalen wat een KMO is, wordt een beroep gedaan op de bestaande definitie in de boekhoudwet. Zonder alle franjes daarvan te geven, komt het er in de praktijk meestal op neer dat ondernemingen die geen 250 mln. BEF omzet én geen 125 mln. BEF balanstotaal hebben, boekhoudrechtelijk als KMO worden beschouwd. Grote ondernemingen die niet aan deze criteria voldoen kunnen dus geen investeringsplan invoeren om te genieten van het lage fiscale tarief van 15 procent. Zij zullen dus op deelname in de winst steeds het tarief van 25 procent moeten betalen.

Wat als de onbeschikbaarheidperiode van minimum twee tot maximum vijf jaar niet wordt nageleefd bij zowel de aandelenparticipatie als het investeringsspaarplan? Wel dan voorziet het ontwerp in een aanvullende belasting ten laste van de werknemers van 10 procent.

Besluit

Het ontwerp dat nu voorligt verdient alle lof. Maar laten we vooral eerlijk blijven in deze hele materie. De fiscale en sociale druk op de lonen is en blijft in dit land nog steeds veel te hoog. De werknemersparticipatie wordt door zowel deze als de vorige regering gebruikt als doekje voor het bloeden. Het zondermeer drastisch afbouwen van de sociale zekerheidsbijdragen is voor zo goed als alle partijen niet mogelijk. Dus gaat men aan de weg timmeren via de omweg van de werknemersparticipatie. Zelfs als deze werknemersparticipatie wordt opgenomen in aandelen van de onderneming, zal de zeggenschap van de werknemers samen op de algemene vergadering van de vennoots.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 17 november 2000.