HERVORMING PERSONENBELASTING IN CIJFERS

De voorbije weken werd in vier bijdragen de belangrijkste wijzigingen binnen de hervorming van de personenbelasting uiteengezet. In deze bijdrage wordt als slot een poging ondernomen om de belastingverlaging in cijfers te duiden voor middeninkomens. Daaruit blijkt dat de besparing het hoogst zal zijn voor gezinnen met één beroepsinkomen. In het uitgewerkte voorbeeld voelen zij het grootste effect van de hervorming.

De Wet van 10.08.2001 houdende hervorming van de personenbelasting (B.S., 20.09.2001, Ed. 1) wijzigt het wetboek ingrijpend. De belangrijkste wijziging is uiteraard dat in het nu bestaande barema de twee toptarieven van 52,50 en 55 procent worden geschrapt. Daarnaast worden ook de schijven van 30 procent en vooral 40 procent verbreed. Dit heeft als gevolg dat belastingplichtigen met een lager of middeninkomen langer in de lagere tariefschijven blijven. Dat zou moeten impliceren dat voor die inkomens de procentuele besparing het grootst zou moeten zijn. Maar van meet af aan moet duidelijk gesteld worden dat het meten van het effect van de hervorming van de personenbelasting geen sinecure is. Tal van maatregelen doorkuisen elkaar. Stellen dat enkel de lagere en middeninkomens voordeel hebben is trouwens onjuist. Als een belastingplichtige een hoog inkomen heeft (boven de 42.810 euro), kan hij uiteraard een mooi cadeau krijgen. Het tarief daalt immers van 52,5 en/of 55 procent naar 50 procent. Maar typisch aan deze belastinghervorming is dat zo goed als alle maatregelen uitgesmeerd worden over vier aanslagjaren. Schoorvoetend wordt de start gegeven met enkele summiere wijzigingen voor aanslagjaar 2002. De volle kracht van de hervorming komt er pas vanaf aanslagjaar 2005. Het feit dat het in fragmenten verloopt, is natuurlijk te wijten aan budgettaire problemen. De hoogste twee tarieven worden verlaagd tot 52 procent vanaf aanslagjaar 2003. De middentarieven worden een eerste keer verbreed voor aanslagjaar 2004. In datzelfde aanslagjaar wordt het hoogste tarief tot 50 pct. teruggebracht. Uiteindelijk zal in aanslagjaar 2005 nogmaals een verbreding van de tariefschijven gebeuren zodat vanaf dan de definitieve tarieven bestaan (voor meer details: zie krant 20.10.2001). Opvallend is wel dat meteen begonnen wordt met het neerhalen van het hoogste tarief.

Voorbeelden

Het geven van algemeen beeld is niet gemakkelijk omdat verschillende maatregelen tezelfdertijd kunnen werken. Zo moet in een aantal gevallen rekening gehouden worden met belastingplichtigen die een activiteitsinkomen hebben dat ligt tussen 150.000 en 650.000 BEF. Zij krijgen immers het terugbetaalbaar belastingkrediet (zie krant 27.10.2001). Om nu het effect te berekenen van de hervorming zijn een aantal veronderstellingen ingebouwd. De situatie voor drie gevallen wordt berekend. Telkens wordt verondersteld dat de belastingplichtige(n) enkel beroepsinkomen heeft. Een eerste geval is dat van een alleenverdiener die aldus een belastbaar inkomen (art. 6 W.I.B. 1992) heeft van 25.000 euro. Het tweede geval is dat van een gezin met één inkomen van 25.000 euro (de echtgenoot of echtgenote heeft geen eigen beroepsinkomen). Het laatste geval is dat van een gezin met twee verdieners. De ene partner heeft een inkomen van 25.000 euro en de andere van 17.000 euro. De basisberekening is die van toepassing voor aanslagjaar 2002. Daarnaast wordt meteen de definitieve situatie berekend voor aanslagjaar 2005. Voor dat aanslagjaar werden de tarieven geïndexeerd op basis van de indexatiecoëfficiënt voor aanslagjaar 2002, met name 1,1513. Zo wordt eenzelfde indexatie toegepast zowel op de tarieven van aanslagjaar 2002 als op de tarieven van aanslagjaar 2005. De verschillen die ontstaan door indexatie tussen de aanslagjaren 2002 en 2005 worden op die wijze geëlimineerd. In geen van de gekozen gevallen zijn extra belastingvrije sommen opgenomen zoals voor kinderen ten laste. De enige belastingvrije som die verrekend is die voor alleenstaanden en echtgenoten (vanaf aanslagjaar 2005 gelijkgeschakeld per belastingplichtige). Dezelfde (geïndexeerde) bedragen voor 2002 werden gehanteerd voor beide gevallen. In het tweede voorbeeld (gezin met één inkomen) is rekening gehouden met de werking van het huwelijksquotiënt (art. 87 W.I.B. 1992). Het werd in deze beperkt tot 30 procent (25.000 x 0.3). Het terugbetaalbaar belastingkrediet is niet van toepassing in het derde voorbeeld omdat het veronderstelde geïndexeerde maximumbedrag voor aanslagjaar 2005 16.279,38 euro is (14.140 x 1,1513). Het activiteitsinkomen van "partner 2" ligt hoger.

Omschrijving

Alleenstaande

Eén inkomen

Twee inkomens

AJ 2002

AJ 2005

AJ 2002

AJ 2005

AJ 2002

AJ 2005

Man

Vrouw

Partner 1

Partner 2

Man

Vrouw

Partner 1

Partner 2

Belastbaar inkomen

25 000.00

25 000.00

25 000.00

25 000.00

25 000.00

17 000.00

25 000.00

17 000.00

Huwelijksquotiënt

17 500.00

7 500.00

17 500.00

7 500.00

Belastingvrije som

5 350.00

5 350.00

4 240.00

4 240.00

5 350.00

5 350.00

4 240.00

4 240.00

5 350.00

5 350.00

Basis berekening

19 650.00

19 650.00

13 260.00

3 260.00

12 150.00

2 150.00

20 760.00

12 760.00

19 650.00

11 650.00

Belastingen (*)

. Eerste schijf

305.00

304.54

582.50

582.50

304.54

304.54

582.50

582.50

304.54

304.54

. Tweede schijf

642.00

834.12

642.00

279.00

834.12

279.55

642.00

642.00

834.12

834.12

. Derde schijf

1 484.00

2 491.41

1 484.00

3 260.58

1 484.00

1 484.00

2 491.41

3 060.58

. Vierde schijf

5 661.00

4 240.31

2 286.00

5 661.00

2 061.00

4 240.31

4 994.50

861.50

4 399.24

584.09

8 369.50

4 769.50

7 870.38

4 199.24

Totaal

8 092.00

7 870.38

5 856.00

4 983.33

13 139.00

12 069.62

Besparing

221.62

872.67

1 069.38

in procent

2.74

14.90

8.14

(*) Voor AJ 2002 zijn de schijven 6 570 (25%), 8 710 (30%), 12 420 (40%), 28 540 (45%), 42 810 (50%), 62 790 (52.5%); daarboven 55%

Voor AJ 2005 zijn de schijven 6 568.17 (25%), 9 348.56 (30%), 15 577.09 (40%), 28 552.24 (45%); daarboven 50%

Besluit

Uit de voorbeelden blijkt dat het gezin met één inkomen het meest zal besparen. De twee gekozen aanslagjaren geven een verschil van 14,90 procent. De besparing is al minder voor een gezin met twee verdieners. De besparing wordt verwaarloosbaar voor een alleenverdiener. Die laatste zal enkel kunnen genieten van de verbreding van de belastingschalen. De gezinnen kunnen genieten van zowel de verbreding van de belastingschalen als de gelijkschakeling van de belastingvrije som voor partners in gezinnen met het bedrag dat nu al geldt voor een alleenstaande. Vandaar dat de gezinnen een stuk beter scoren dan de alleenverdiener. Dat was trouwens ook het opzet van de hervorming: de gezinnen niet meer zo zwaar belasten. Dat het gezin met één inkomen meer bespaart dan het gezin met twee inkomens hoeft ook niet te verwonderen. Het gezin met één inkomen zal meer genieten van de verbreding van de belastingschalen als het gezin met twee verdieners gezien het lagere globale inkomen.

Eén ding valt alvast op. In de regeringsverklaring "De brug naar de eenentwintigste eeuw" staat te lezen dat de regering van plan was de belastingaangifte drastisch te vereenvoudigen. Van een vereenvoudiging van het wetboek is alleszins geen sprake. Het wordt nog maar eens complexer. Maar dat dit gepaard gaat met een belastingvermindering maakt veel goed. Alleen hopen dat de budgettaire ruimte wordt gevonden om ze te handhaven.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 17 november 2001.