COLLECTIEVE HOSPITALISATIEVERZEKERING NIET AFTREKBAAR

Een werkgever betaalt vaak sociale voordelen ten gunste van personeelsleden en bedrijfsleiders. De algemene regel bij sociale voordelen is dat deze niet belastbaar zijn bij de werknemer. Daar staat tegenover dat de kost om dat sociaal voordeel te geven niet aftrekbaar is bij de werkgever. De werkgever betaalt dus als het ware de belasting op het voordeel in de plaats van de werknemer. Aan minister REYNDERS werd gevraagd of deze regel ook geldt bij een hospitalisatieverzekering.

Sociale voordelen zijn onbelangrijke voordelen die met een uitgesproken sociaal oogmerk door de werkgever worden verstrekt met de bedoeling de betrekkingen tussen het personeel te verbeteren en om de binding van het personeel aan de onderneming te bevorderen (Com.IB. 1992, 38/24). Voor de werknemer is de vraag uiteraard of deze genoten voordelen in zijn hoofde belastbaar zijn als voordeel van alle aard. De werkgever zal willen weten of de kosten die hij maakt om het voordeel te verschaffen, fiscaal als beroepskost aftrekbaar zijn.

Werknemer

Het wetboek omschrijft welke sociale voordelen in hoofde van de werknemer niet belastbaar zijn (art. 38, eerste lid, 11° W.I.B. 1992). Het moet vooreerst gaan om voordelen die door de onderneming toegekend worden aan haar werknemers of bedrijfsleiders of hun rechtverkrijgenden. Meteen mag duidelijk zijn dat sociale voordelen niet enkel kunnen toegekend worden aan werknemers, maar ook aan (zelfstandige) bedrijfsleiders. Een bestuurder of een zaakvoerder kan evenzeer van sociale voordelen genieten. Het wetboek erkent drie categorieën sociale voordelen. Het moet ofwel gaan om voordelen waarvoor het wegens de wijze van toekenning niet mogelijk is het door iedere verkrijger werkelijk verkregen bedrag vast te stellen. Neem als voorbeeld de kosteloze bedeling van soep, koffie, thee, bier of frisdranken tijdens de werkuren. Wie wat drinkt zal niet te achterhalen zijn. De werkgever zal enkel het totale bedrag kennen. Een tweede soort sociale voordelen zijn voordelen die, alhoewel individualiseerbaar, niet de aard van een werkelijke bezoldiging hebben. Denk maar het occasioneel gebruik door een werknemer of bedrijfsleider van de accommodatie van de onderneming voor sport, cultuur of vrijetijdsbesteding. Tot slot kwalificeert de wet ook geringe voordelen of gelegenheidsgeschenken bij gebeurtenissen die niet rechtstreeks in verband staan met de beroepswerkzaamheid als vrijgestelde sociale voordelen. Klassiek voorbeeld is hier het geschenk bij een geboorte of een huwelijk. Valt het toegekende voordeel onder één van de drie categorieën, dan is dat voordeel vrijgesteld bij de werknemer. Hij zal er dus niet op belast worden.

Werkgever

De vraag rest hoe het bij de werkgever zit. Is de uitgave die hij doet om een sociaal voordeel te verstrekken, een fiscaal aftrekbare beroepskost? Met het wetboek in de hand moet op die vraag "neen" geantwoord worden (art. 53, 14° W.I.B. 1992). Het typische aan sociale voordelen is dus dat zij niet belastbaar zijn bij de werknemer. Ter compensatie zijn zij niet aftrekbaar bij de werkgever.

Maar in weerwil van deze wettelijke bepaling heeft de fiscus een beperkte lijst gepubliceerd van sociale voordelen die toch aftrekbaar zijn in hoofde van de werkgever (Com.IB. 1992, 53/214). Een paar voorbeelden: gezelschapsreizen voor het personeel van ten hoogste één dag en de kosteloze verstrekking van soep, koffie, thee, bier of frisdranken tijdens de werkuren. Dit zijn dus de "top" sociale voordelen: niet belastbaar bij de werknemer én aftrekbaar bij de werkgever.

Hospitalisatie

Aan minister REYNDERS werd nu gevraagd hoe het zit met de premies die een werkgever betaalt in het kader van een collectieve verzekering van het type "hospitalisatie" of "gezondheidszorgen" (QRVA, Kamer, 2001-2002, nr. 104, blz. 12148). De minister antwoordt in lijn met de commentaar van de fiscus (zie Com.IB. 1992, 53/203). Indien dergelijke verzekering alleen tussenkomsten in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld ernstige ziekte, heelkundige ingreep, ongeval) voorziet, zijn deze tussenkomsten als sociaal voordeel vrijgesteld in hoofde van de werknemer. De werknemer zal dus op de waarde van het genoten voordeel geen belasting moeten betalen. Maar de werkgever zal de betaalde premie aan de verzekeringsmaatschappij niet als beroepskost kunnen aftrekken. Hij zal deze kost moeten inschrijven bij de verworpen uitgaven in zijn aangifte.

Maar om van dit gunstige stelsel te kunnen genieten mag de collectieve verzekering enkel uitzonderlijke hulp vergoeden. Wanneer is een hulp nu uitzonderlijk? REYNDERS stelt eerst dat het uitzonderlijk karakter van de tussenkomsten waarin het contract voorziet, slechts aan de hand van feitelijke gegevens kan worden beoordeeld. Maar de minister laat uitschijnen dat zelfs in het geval enkel opnamen in het ziekenhuis zouden gedekt worden, dat niet voldoende is om zondermeer te stellen dat het om uitzonderlijke tussenkomsten gaat. Blijkbaar is niet elke ziekenhuisopname uitzonderlijk. Stel dat de polis voorziet in het systematisch terugbetalen van al of een gedeelte van de uitgaven die de tussenkomsten van de ziekenfondsen overschrijden. In dat geval kan dat voordeel niet als een fiscaal sociaal voordeel worden beschouwd. Maar stel dat de polis enkel zware ziekte, medische kosten na een ongeval of een chirurgische ingreep dekt, dan zullen de effectieve tussenkomsten niet belastbaar zijn als voordeel van alle aard bij de werknemer. Conform de uiteengezette regels zal de kost van de verzekeringsovereenkomst niet fiscaal aftrekbaar zijn.

Het moet wel om een collectieve polis gaan. De bijdrage van de werkgever in de betaling van de premie voor een individuele polis die het personeelslid zelf heeft gesloten, moet dus bij het personeelslid als een belastbare bezoldiging worden aangemerkt. In dat geval zal de door de werkgever betaalde premie bij hem fiscaal wel als beroepskost in aanmerking komen. Het is immers in dat geval een in natura betaalde bezoldiging aan de betrokken werknemer. Maar in zo goed als alle gevallen zal de werkgever deze gevolgen willen vermijden. Hij zal de ingevoerde hospitalisatieverzekering willen voorstellen als een extra voordeel voor de werknemer. Zonder dat het hem iets kost. Als de werknemer er zondermeer op belast wordt, is dat voor hem geen pluspunt. De minister stelt wel dat niet alle personeelsleden aan de collectieve hospitalisatieverzekering moeten deelnemen opdat de betaalde premie niet belastbaar zou zijn. De omstandigheid dat enkel premies worden betaald voor diegenen, die kenbaar maken dat zij willen genieten van de voorwaarden van een verzekering (de zogenaamde individuele collectieve verzekering), voor zover die aan alle personeelsleden of aan een bepaalde categorie van het personeel wordt aangeboden, doet op zich echter geen afbreuk aan het collectief karakter van deze verzekering.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 18 januari 2002.