ROERENDE VOORHEFFING OP LIQUIDATIEBONI TOCH RETRO-ACTIEF?

Elke Belg is gehouden zijn Staatsblad dagelijks te lezen. Dat zal velen vorige dinsdag zuur opgebroken zijn. Het Ministerie van Financiën publiceerde immers een bericht waarbij een roerende voorheffing wordt ingevoerd op de liquidatiebonus, de inkoop eigen aandelen en het scheidingsaandeel met terugwerkende kracht tot 01.01.2002. Dat is in flagrante tegenstelling met fundamentele juridische principes en met wat de minister van Financiën eerder herhaaldelijk aankondigde. Een Kafkaiaans verhaal. Vraag is of het Parlement bereid zal zijn zo’n maatregel manu militari goed te keuren.

Het plan van de regering om de vennootschapsbelasting te hervormen is intussen gemeengoed geworden. De tarieven moeten omlaag, maar budgettair moet het een nuloperatie worden. Het gat dat daardoor ontstaat, moet dichtgereden worden door nieuwe maatregelen uit te werken die extra belasting kunnen binnenrijven. Eén van de compenserende maatregelen die de regering plant, is de invoering van een roerende voorheffing van tien procent op de inkomsten betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen of bij verkrijging van eigen aandelen door vennootschappen. De minister van Financiën had vroeger beloofd niet te raken aan de vrijstelling van roerende voorheffing op deze uitkeringen (zie krant van 07.04.2000). Maar gezien de ambitieuze plannen van de regering rond de verlaging van de tarieven en de investeringsreserve was de invoering van een roerende voorheffing op deze uitkeringen blijkbaar onvermijdelijk. Deze maatregel treft praktisch enkel natuurlijke personen. Voor vennootschappen zullen deze uitkeringen immers in de regel gekwalificeerd worden als "definitief belaste inkomsten (DBI)" (art. 202 W.I.B. 1992). Krijgt een vennootschap dergelijke uitkering van een "dochter", dan zal zij op de eventuele meerwaarde die zij daarbij realiseert 1,70 procent vennootschapsbelasting betalen (de DBI is vrijgesteld voor 95 procent; 5 procent wordt dus belast aan het nieuwe tarief van 33,99 procent). Een natuurlijk persoon zal op de uitkeringen 10 procent betalen.

0 procent

Om dit principe in voeren in het wetboek wordt een nieuwe afzonderlijke categorie van dividenden gecreëerd (binnen art. 18 W.I.B. 1992). Het tarief van 10 procent zelf zal ingeschreven worden in art. 269, eerste lid, W.I.B. 1992. Het zal aangevuld worden met een 2°bis dat erin voorziet dat het tarief van de roerende voorheffing wordt vastgesteld op 10 procent voor de dividenden die worden aangemerkt als inkomsten betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen of bij verkrijging van eigen aandelen door vennootschappen (dit ten belope van het gedeelte waarop de artikelen 186, 187 of 209 W.I.B. 1992 of gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht). Meteen is duidelijk dat dit tarief ook zal gelden bij uitkeringen vanuit buitenlandse vennootschappen aan natuurlijke personen die in België hun woonplaats of zetel van hun fortuin hebben gevestigd.

Heeft een vennootschap in vereffening 1000 liquiditeiten die op het passief van de balans gefinancierd zijn met 100 fiscaal kapitaal en 900 belaste reserves, dan zal bij uitkering van de liquiditeiten aan een natuurlijk persoon, op 900 een belasting volgen van 90 in hoofde van die natuurlijke persoon. Hoeveel de aandeelhouder voor de aandelen heeft betaald, is onbelangrijk. Heeft hij er 1000 voor betaald, dan nog zal hij netto maar 910 ontvangen en mist hij 90. Die gaan op in roerende voorheffing die een binnenlandse vennootschap bij de bron zal moeten inhouden. Met andere woorden: de vennootschap zal aan de aandeelhouder 910 uitbetalen en 90 storten aan de ontvanger der directe belastingen.

Terugwerkende kracht

De vraag was uiteraard of deze maatregel met terugwerkende kracht zou ingevoerd worden. Minister REYNDERS werd daaromtrent eind vorig jaar geïnterpelleerd in de Kamercommissie voor de Financiën en de Begroting (zie krant 16.11.2001). Een volksvertegenwoordiger vroeg aan de minister of de invoering zou gebeuren met het "day of announcement" principe. De minister stelde toen dat het niet de bedoeling was om retroactief te werken, zelfs niet voor liquidatiebonussen of andere maatregelen. Zoals al bleek uit de krant van 24.04.2002 bleef de minister en zijn kabinet dat steevast herhalen. Zelfs na het Palmzondagconclaaf. Dit zou pas vanaf 01.01.2003 in werking treden.

Maar in het Staatsblad van vorige dinsdag wordt het "day of announcement" resoluut gebruikt: "Het voorontwerp voorziet in de toepassing van deze bepalingen in ontwerp op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld, of als zodanig zijn aan te merken vanaf 1 januari 2002 en in zoverre, wanneer het verrichtingen betreft als bedoeld in artikel 209, W.I.B. 92, de vereffening niet is afgesloten vóór 25 maart 2002.". Een ongelooflijke retroactiviteit. Voor een inkoop eigen aandelen en de uitkering van een scheidingsaandeel is het simpel. Als die zijn gebeurd vanaf 01.01.2002 is daarop met terugwerkende kracht de 10 procent van toepassing.

Bij een vereffening is het wat complexer. Een vereffening wordt voorafgegaan door het ontbindingsbesluit van de vennootschap. Dan volgt de vereffeningsperiode. Gedurende die vereffeningsperiode moet de vereffenaar het actief ten gelde maken om de schulden te betalen. Zijn die betaald, dan wordt het restant uitgekeerd aan de aandeelhouders. De vereffenaar moet echter niet wachten tot op het einde om een uitkering te doen aan de aandeelhouders. Van zodra de vennootschap is ontbonden, mag hij een uitkering doen. Weliswaar op eigen risico. De fiscus kijkt voor de belastbaarheid van de liquidatiebonus naar het moment waarop die wordt toegekend of betaalbaar gesteld. Onder datum van toekenning of van betaalbaarstelling verstaat men de datum vanaf welke de verkrijger werkelijk over de inkomsten kan beschikken of ze kan opstrijken. Het feit dat het inkomen onmiddellijk kan worden geïnd, geeft aanleiding tot de belastingheffing. Toekenning vindt niet alleen plaats wanneer de verkrijger werkelijk over het inkomen kan beschikken of dit kan innen, doch eveneens wanneer het inkomen ingeschreven wordt op een ten voordele van de verkrijger geopende rekening. Zelfs indien die rekening onbeschikbaar is, mits de onbeschikbaarheid volgt uit een uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst met de verkrijger (Com.I.B. 1992, nr. 261/30 en 31). De boeking op de lopende rekening van de aandeelhouder is dus een toekenning.

01.01.2002

Drie gevallen kunnen nu onderscheiden worden. Is de vereffening gesloten uiterlijk op 24.03.2001, dan stelt zich geen enkel probleem. Alle uitkeringen van liquidatieboni zullen logischerwijs vóór die datum gebeurd zijn. De akte die de sluiting van de vereffening vaststelt, moet wel neergelegd worden ter griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen de vennootschap haar zetel heeft (art. 195, § 1, eerste lid in combinatie met art. 74, 5° W.Venn.). Is de vereffening gesloten vanaf 25.03.2002 of staat ze nog open, dan moeten twee gevallen onderscheiden worden. Zijn reeds liquidatieboni uitgekeerd vóór 01.01.2002 dan stelt zich ook geen probleem. Voor die uitkeringen geldt nog de vrijstelling van roerende voorheffing. Zijn ze echter uitgekeerd vanaf 01.01.2002, dan volgt belastbaarheid aan 10 procent.

Normaliter moet de roerende voorheffing betaald worden binnen de 15 dagen na de toekenning of betaalbaarstelling (art. 412, tweede lid W.I.B. 1992). Maar het voorontwerp bepaalt dat de roerende voorheffing met betrekking tot de inkomsten die vóór de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste betaalbaar is binnen de 15 dagen na de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad. Stel dat de wet pas in het Staatsblad verschijnt op 04.11.2002, dan zal de roerende voorheffing pas moeten gestort worden uiterlijk op 19.11.2002.

Dit is allemaal heel merkwaardig. Neem het voorbeeld van een vereffenaar die op 25.03.2002 zijn vereffening heeft gesloten. Hij hield uiteraard geen enkele roerende voorheffing in en keerde alles uit aan de aandeelhouders. De wet voorzag immers nog niet in een roerende voorheffing, het Staatsblad kondigde nog niets aan en de minister zelf bleef stellen dat het pas zou gelden vanaf 01.01.2003. Dus: waarom twijfelen. Maar nu zal die brave vereffenaar bij het lezen van zijn Staatsblad van vorige dinsdag onwel worden. Hij had 10 procent moeten inhouden … Stel dat hij naar zijn aandeelhouders loopt om de 10 procent vooralsnog terug te krijgen en dat die een "loop naar de maan" antwoord geven. Dat heeft die vereffenaar een probleem.

Deze wijze van invoering met een nooit geziene retroactiviteit is ongehoord. Tussen publicatie als bericht in het Staatsblad en de inwerkingtreding zit zelfs zo goed als 4 maand. Bovendien doet de regering net het omgekeerde van wat de minister van Financiën herhaaldelijk aankondigde. Wie dat bedacht heeft, kent geen enkel respect voor fundamentele (juridische) regels. Een belastingplichtige moet op het ogenblik dat hij een inkomen geniet weten hoe dat zal belast worden. Dat is de hoeksteen van een correcte fiscale behandeling. Nu wist hij dat niet. Dat is schandelijk. Uiteraard moet de wettekst die de retroactiviteit moet invoeren, nog gestemd worden. Welke volksvertegenwoordigers gaan dergelijk principe naast zich neerleggen? In het geval dit toch wet wordt, zal ongetwijfeld menig burger naar het Arbitragehof stappen. Het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel geen redelijk verband van evenredigheid bestaat (Arbitragehof, 13 juli 1989, nr. 21/89, B.S., 21.07.1989). Als dat geen soelaas kan brengen, biedt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) misschien een oplossing. Frans VANISTENDAEL stelde in zijn laatste editoriaal van A.F.T. dat chaos dreigt in de toepassing van sommige fiscale wetten. Hij gaat gelijk krijgen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 26 april 2002.