DE WERKELIJKE AUTOKOSTEN TOCH FISCAAL AFTREKBAAR?

Wij Belgen hebben iets met auto’s. Niet voor niets zouden wij het meest aantal Mercedessen per 1.000 inwoners hebben. Maar de werkelijke kosten van die dure auto’s kunnen niet altijd fiscaal in mindering gebracht worden. Voor woon-werk verkeer geldt een forfait per kilometer van 0,15 EUR. Maar wat als een ziekenhuisarts thuis consultaties doet en elke dag naar het ziekenhuis rijdt? Is de verplaatsing van thuis naar het ziekenhuis woon-werk verkeer of verkeer tussen twee plaatsen van tewerkstelling? De fiscus kiest voor het eerste. Het Hof te Luik voor het tweede.

Rijdt een bedrijfsleider of werknemer met zijn personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling, dan wordt de in mindering te brengen beroepskost forfaitair bepaald op 0,15 EUR per afgelegde kilometer. Wat ook de kostprijs van de auto is, of hij diesel of benzine nodig heeft, al dan niet al afgeschreven is, … doet er allemaal niet toe. Per afgelegde kilometer krijgt de belastingplichtige een forfaitaire aftrek van 0,15 EUR. Om dat forfait te krijgen, moet hij wel zijn werkelijke kosten bewijzen zodat het recht op de forfaitaire kostenaftrek vervalt. Stel dat een werknemer of bedrijfsleider op 50 kilometer enkel van zijn plaats van tewerkstelling woont en 220 keer per jaar het traject huis-werk-huis doet met zijn of haar personenwagen. In dat geval zal die pendelaar 3.300 EUR kostenaftrek krijgen voor het gebruik van zijn personenwagen bij het woon-werk verkeer. De werknemer moet dan wel even nagaan of het wettelijk forfait bepaald op basis van zijn belastbaar inkomen niet hoger ligt. In dat geval heeft hij immers geen belang bij het bewijzen van zijn werkelijke afgelegde kilometers. Maar een werknemer kan voor aanslagjaar 2003 maximaal een wettelijk forfait krijgen van 2.950 EUR. Zijn belastbare bezoldiging moet dan als loontrekkende minstens 54.776,66 EUR bedragen. Voor bedrijfsleiders moet dat zelfs 59.000 EUR zijn. Stel dat onze belastingplichtige een belastbare wedde heeft van 35.000 EUR, dan doet hij zich sowieso profijt met het bewijzen van zijn verplaatsingskosten.

Woon-werk

De aanrekening van 0,15 EUR per afgelegde kilometer geldt enkel voor het woon-werk verkeer. Voor de andere beroepsmatige kilometers mogen de werkelijke kosten berekend worden. Uiteraard in verhouding met de totaal afgelegde kilometers met het voertuig. Stel dat de belastingplichtige 25.000 kilometer per jaar aflegt. Daarvan zijn 5.000 zuivere privé kilometers (op zondagmorgen om koeken rijden), 12.000 woon-werk verkeer en 8.000 andere beroepsmatige verplaatsingen (bezoek van klanten), dan zal deze werknemer voor 12.000 kilometer het forfait van 0,15 EUR per kilometer krijgen. Voor de andere beroepsmatige kilometers zal hij steeds 8/25 van de totale verbruikte benzine, de afschrijvingskost, de onderhoudskosten, de verkeersbelasting, … in rekening kunnen brengen. Weliswaar beperkt tot 75 procent (behalve voor brandstof, mobilofoon en interesten op een financiering die elk volledig aftrekbaar blijven). Cruciaal is dus te weten wat onder woon-werk verkeer moet verstaan worden. Voor een werknemer is dat elke verplaatsing waarbij de belastingplichtige zich van zijn woonplaats naar een vaste plaats van tewerkstelling begeeft om er zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen en terug. Het traject dat hiervoor in aanmerking komt, is niet noodzakelijk het kortste, doch wel datgene dat gelet op de afstand, de verkeersdrukte, de aard van de weg en de duur van de verplaatsingen als normaal kan worden beschouwd. Maar als steeds een iets langere weg wordt genomen om de kinderen naar school te voeren, zal de meerafstand beschouwd worden als een omweg gedaan om privé-redenen die niet als woon-werkverkeer geldt. Die kilometers behoren dan tot de categorie privé verplaatsingen. Voor zelfstandigen zoals bedrijfsleiders wordt onder woon-werkverkeer verstaan de verplaatsingen die zij doen tussen hun woonplaats en de vaste plaats waar zij hun beroepswerkzaamheid uitoefenen of van waaruit zij hun beroepswerkzaamheid organiseren, leiden of besturen (fabriek, werkplaats, kantoor, praktijk enz.). (Com.I.B. 1992, nr. 66/6)

Vaste plaats van tewerkstelling

Wat is nu een "vaste plaats van tewerkstelling"? Of een plaats van tewerkstelling een vaste plaats van tewerkstelling is, zal zo goed als altijd een feitenkwestie zijn. Maar het feit alleen dat een werknemer zich niet gedurende een aantal opeenvolgende dagen naar een zelfde kantoor moet begeven, volstaat niet om te besluiten dat dit kantoor geen vaste plaats van tewerkstelling zou zijn. Maar wat als een belastingplichtige achtereenvolgens naar verschillende plaatsen van tewerkstelling rijdt? In dat geval is het forfait van 0,15 EUR per kilometer alleen van toepassing op de verplaatsingen tussen de woonplaats en de eerste plaats van tewerkstelling. De verdere verplaatsingen tussen de onderscheiden vaste plaatsen van tewerkstelling, kunnen op basis van de werkelijke kosten in rekening gebracht worden. (Com.I.B., nr. 66/9) Neem een arts die zijn kabinet heeft op een andere plaats dan zijn woonhuis. Stel dat hij ’s morgens eerst een paar patiënten bezoekt en dan consultaties doet in zijn kabinet. Naar de avond toe doet hij nog wat huisbezoeken en rijdt dan van de laatste patiënt naar zijn woonplaats. In zo’n geval zal die arts geen woon-werk verkeer hebben. Nooit rijdt hij rechtstreeks van bij hem thuis naar zijn kabinet of omgekeerd.

Maar wat als één vaste plaats van tewerkstelling samenvalt met de woonplaats? Neem het voorbeeld van een ziekenhuisarts die bij hem thuis consultaties doet. Als hij nu van bij hem thuis naar het ziekenhuis rijdt, is dat dan zuiver woon-werk verkeer waar enkel het forfait van 0,15 EUR mag op toegepast worden. Of mag hij die verplaatsing beschouwen als een beroepsmatige verplaatsing en dus de werkelijke beroepskosten verhoudingsgewijs aanrekenen?

Luik

De fiscus is de mening toegedaan dat als een belastingplichtige twee vaste plaatsen van tewerkstelling heeft waarvan één in zijn woonplaats, het forfait van 0,15 EUR per kilometer van toepassing is op de kosten die betrekking hebben op de verplaatsing tussen de woonplaats en de andere plaats van tewerkstelling. De Administratie besluit tot deze regel vermits naar haar mening in art. 66, § 4 W.I.B. alle verplaatsingen beoogd worden tussen de woonplaats en een plaats van tewerkstelling. Daarbij is het, nog steeds volgens de fiscus, zonder belang of de belastingplichtige in die woonplaats eveneens een beroepswerkzaamheid uitoefent. (Com.I.B., nr. 66/9.1).

Dergelijke casus werd vorig jaar voorgelegd aan het Hof van Beroep te Luik. Niet meteen het soepelste Hof. Dat Hof stelt dat het hier geen verplaatsingen tussen de woonplaats en tewerkstelling betreft, maar verplaatsingen tussen twee plaatsen van tewerkstelling. Het Hof motiveert deze stelling als volgt. De regel van 0,15 EUR per kilometer is een wettelijke beperking op art. 49 W.I.B. 1992. Dat is het centrale artikel dat definieert wat een fiscale beroepskost is. De uitzondering voor de kosten van woon-werk verkeer moet eng worden geïnterpreteerd. De algemene regel krijgt in zo’n geval voorrang op de uitzondering. Het Hof past dus het adagium "in dubio contra fiscum" toe. In het geval van twijfel moet de belastingplichtige het voordeel van die twijfel krijgen. (Luik, 13 september 2001, F.J.F., No. 2002/39) De geciteerde commentaar van de fiscus is dus voor het Hof te Luik fout.

Dit is een arrest met verre gevolgen. Hoeveel artsen hebben de maatschappelijke zetel van hun vennootschap niet bij hen thuis? Als dat een vaste plaats van tewerkstelling is, betekent dit dat voortaan al hun beroepsverplaatsingen tegen de werkelijke kosten kunnen aangerekend worden. Hetzelfde geldt voor bestuurders met een managementvennootschap die ook thuis werken. Het is onduidelijk of de Administratie tegen dit arrest een voorziening in Cassatie heeft ingeleid.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 24 mei 2002.