IN EEN AANTAL GEVALLEN KAN DE BELASTINGPLICHTIGE AAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN EEN VOORAFGAAN SCHRIFTELIJK AKKOORD VRAGEN
Fusies zijn van deze tijd. Maar ook splitsingen komen nog regelmatig voor. In het ene geval is het de bedoeling het patrimonium van de groep te herstructureren, andere hebben als objectief risicovol vermogen te scheiden van zo goed als risicoloos bezit. In nog andere gevallen willen de ouders de vaak moeilijke erfopvolging regelen. Dergelijke verrichtingen moeten echter aan rechtmatige financiële of economische behoeften voldoen om door de fiscus aanvaard te worden. Of de fiscus dat zal aanvaarden, kan de belastingplichtige op voorhand vragen. Recent werd het tweede rapport van de commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden gepubliceerd.In een aantal gevallen kan de belastingplichtige aan het ministerie van Financiën een voorafgaand schriftelijk akkoord vragen. Art. 345, § 1 W.I.B. 1992 somt de gevallen op waarin dergelijk akkoord kan gevraagd worden. Zo kan een belastingplichtige vragen of een inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid of van de algemeenheid van goederen wel degelijk beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften (art. 46, § 1, eerste lid, 2° W.I.B. 1992). Tevens kan gevraagd worden of de juridische kwalificatie van een akte in het kader van de anti-rechtsmisbruikbepaling beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften (art. 344, § 2 W.I.B. 1992). Ook bij fusies en splitsingen kan dergelijk akkoord gevraagd worden (art. 211, § 1, eerste lid W.I.B. 1992).
Meerdere belastingplichtigen hebben dergelijke vragen al gesteld. Aan de nummering van de beslissingen te zien, zouden al minstens 318 vragen aan de daartoe in het leven geroepen commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden gesteld zijn. Het probleem daarbij is dat deze vragen met de door de fiscus genomen beslissing niet systematisch worden gepubliceerd. Op zich merkwaardig. Dergelijke zaken kunnen toch niet in besloten kring blijven. In het belang van alle belastingplichtigen zouden zij op regelmatige tijdstippen integraal moeten gepubliceerd worden. Dat dit niet gebeurt, roept alleen maar vragen op. Waarom doet men dat niet? Zouden er redenen kunnen zijn om dat niet te doen? Feit is wel dat voor een tweede keer sinds de totstandkoming in 1993 een aantal beslissingen kort worden samengevat (Bull. Bel., nr. 789, p. 87-100). Wel ontbreekt een overzicht met aantallen per onderwerp en de genomen beslissing. Nu worden enkel een aantal beslissingen kort weergegeven. Het verbetert er dus niet op. Een greep uit de vrijgegeven beslissingen die betrekking hebben op fusies en splitsingen.
Fusie
Een eerste geval gaat over een fusie tussen twee holdingvennootschappen. Eén van die vennootschappen heeft echter ook een industriële activiteit die via de techniek van een inbreng van een tak van werkzaamheid wordt ingebracht in een derde vennootschap van de groep die reeds industriële activiteiten verzorgt (Ci.COM/043). Aan de commissie werd gevraagd of deze operatie beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. De aanvrager motiveerde de operatie door te stellen dat het de bedoeling was zowel holding- als industriële activiteiten te centraliseren en tot een vereenvoudiging van de bestaande groepsstructuur te komen. De commissie besluit haar akkoord aan deze operatie te geven. Een logische beslissing. Met fusies heeft de commissie veelal geen probleem.
Splitsingen
Het probleem ligt niet zelden bij splitsingen. In een eerste geval wordt een bestaande vennootschap gesplitst in drie nieuwe vennootschappen (Ci.COM/051). Volgens de aanvrager is de motivatie daartoe te vinden in een kostenbeheersing, spreiding van het economisch risico en continuïteit van de vennootschap ondermeer qua management en bestuur. Ook in dit geval beslist de commissie dat de voorgestelde splitsing beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Van belang is hier dat de aanvrager vermoedelijk enkel interne redenen voor de splitsing heeft aangereikt. Zoals reeds vroeger bleek, gaat de commissie er van uit dat het moet gaan om financiële of economische behoeften van de vennootschap zelf en niet van haar aandeelhouders. Tevens zal de fiscus er op letten dat het opzet rechtmatig is. Met andere woorden: een splitsing organiseren om goede stukken te scheiden van slechte, kan volgens haar niet.
En dat loopt blijkbaar spaak in het volgend geval. Een vennootschap zou gesplitst worden in twee nieuwe vennootschappen (Ci.COM/035). De belastingplichtige stelt onomwonden dat dit gebeurt om het risicoloze patrimonium dat bestaat uit terreinen en gebouwen af te zonderen van de exploitatie die intrinsiek stukken risicovoller is. Bij de aldus te creëren patrimoniumvennootschap zou tevens een inbreng van privé onroerende goederen geschieden (die behoorden aan de aandeelhouders) om zo de gebouwen samen te voegen die gebruikt worden voor de bedrijfsuitbating. Daarbij wordt expliciet vermeld dat deze methode tot gevolg heeft dat bij een overlijden van pa en/of ma de eigendom van de onroerende goederen niet verdeeld wordt. Enkel de aandelen zullen verdeeld worden. Er ontstaat aldus geen onverdeeldheid. Zo is de kans stukken groter dat het onroerend patrimonium, blijkbaar noodzakelijk voor de exploitatie, samen blijft. Als slotreden wordt aangegeven dat het creëren van de twee vennootschappen het opvolgingsprobleem oplost. De dochter wenst de onderneming niet verder te zetten. Zij kan alsdan de patrimoniumvennootschap krijgen. De ijverige zoon die wel wil voortdoen, zal de exploitatievennootschap krijgen.
Met deze verrichting heeft de commissie voorspelbaar de grootste moeite. Ze is van oordeel dat de feitelijke omstandigheden erop wijzen dat een en ander enkel tot doel heeft de gebouwen, de beleggingen en de liquide middelen te onttrekken aan de exploitatievennootschap. Daardoor wordt de positie van die vennootschap verzwakt. Meer: de operatie heeft hoofdzakelijk tot doel de risicovolle bestanddelen te scheiden van de niet-risicodragende. Wat de erfopvolging betreft, vervalt de commissie in de oude argumentatie: dit is een persoonlijk behoefte en geen behoefte van de vennootschap zelf. De fiscus geeft in deze dus geen akkoord. Zoals reeds gesteld is dit geen nieuwe stelling van de commissie. Erfopvolging is geen reden voor splitsing. Bovendien zou één vennootschap significant verzwakt uit de splisting komen, wat niet rechtmatig is.
Successie
Bij een gelijkaardige vraag blijft de commissie haar akkoord weigeren (Ci.COM/247). Motivatie van deze splitsing was een verbrokkeling van het kapitaal te vermijden door een toekomstige successieverdeling die slechts belangenconflicten doet ontstaan en een hinderpaal vormt voor een goed bedrijfsbeleid. De fiscus merkt vooreerst op dat kapitaalverbrokkeling een algemeen probleem is van familiale vennootschappen. Meer fundamenteel stelt de fiscus dat een blokkering van het beheer hypothetisch is. Met andere woorden: de kans dat dit kan gebeuren is niet voldoende om te leiden tot een rechtmatige financiële of economische behoefte voor de vennootschap zelf. Daarmee lijkt de fiscus aan te geven dat zijn beoordeling anders zou zijn indien deze blokkering effectief zou zijn. In dat geval kan het immers in het belang van de vennootschap zijn de kibbelende partijen uit elkaar te halen via de splitsingstechniek.
Vastgoedprojecten
In een ander geval ging het om splitsingen van twee vennootschappen die een gemeenschappelijke moeder hebben. Opgegeven reden van de splitsing bestond in het hergroeperen van onroerende goederen op basis van hun ligging, aard en aanwendingsmogelijkheden met het oog op hun realisatie als afzonderlijke vastgoedprojecten. Aldus wenste deze groep afzonderlijke profit-centra te bekomen per vastgoedproject die zich onafhankelijk van elkaar verder zullen ontwikkelen. Zo zal de exploitatie en efficiëntie worden verhoogd. In dit geval geeft de commissie wel haar voorafgaand akkoord. Hiermee lijkt de commissie zich te verzoenen met de opzet van "single purpose" vennootschappen per vastgoedproject. De techniek van de splitsing om aldus bijvoorbeeld een BEVAK (BEleggingsvennootschap met VAst Kapitaal) op te zetten, wordt dus als een rechtmatige financiële of economische behoefte beschouwd.
De standpunten binnen de commissie zijn dus niet gewijzigd. Erfopvolging blijft taboe. Ook het afsplitsen van risicovol van in beginsel risicoloos vermogen is geen rechtmatige financiële of economische behoefte. Wel lijkt de fiscus aan te geven dat bij een effectieve onbestuurbaarheid door onenigheid tussen de aandeelhouders een positief akkoord zou kunnen. Kortom, de visie van de veel te vroeg overleden vroegere voorzitter van de commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, Marcel PORRE, die vorige zaterdag ten grave werd gedragen, blijft onverkort overeind.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 11 juni 1999.