AFSCHRIJVINGEN OP GRATIS VERKREGEN ACTIVA: BOEKEN OF NIET?

Het advies 126/17 van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (C.B.N.) rond “Bepaling van de aanschaffingswaarde van activa verkregen onder bezwarende titel of om niet” blijft onze volksvertegenwoordigers bekoren. In het laatste Bulletin Vragen en Antwoorden van de Kamer worden door de minister REYNDERS twee schriftelijke vragen daaromtrent behandeld. Kunnen afschrijvingen geboekt worden op (gedeeltelijk) gratis verkregen activa en wanneer zal de fiscus zijn standpunt met betrekking tot dat advies vrijgeven?

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (C.B.N.) heeft eind 2001 een advies gegeven rond de aanschaffingswaarde van activa verkregen onder bezwarende titel of om niet (Advies 126/17). In het Belgisch boekhoudrecht moeten alle activabestanddelen in de regel geboekt worden tegen aanschaffingswaarde onder aftrek van de afschrijvingen en waardeverminderingen (art. 35, eerste lid K.B. W.Venn.). De C.B.N. bevestigt in het advies dat principe. Maar in twee gevallen vindt de C.B.N. dat van deze algemene regel moet afgeweken worden.

Twee gevallen

Wat moet gebeuren als een actief gratis (om niet) wordt verkregen? Bij het gratis verkrijgen van een actief moet volgens de C.B.N. niet geredeneerd worden in termen van historische kostprijs (in dat geval nul), wel in termen van vermogenstoename. Dus moet een onderneming, onderworpen aan de boekhoudwet, een resultaat erkennen op het ogenblik van de verkrijging. Neem het geval van een opstalgever die bij het beëindigen van een opstalrecht gratis het gebouw verwerft van de opstalhouder. De werkelijke waarde van het gebouw is 1000. Dan zal de opstalgever in zijn jaarrekening van dat boekjaar het gebouw activeren voor 1000 (debet) en als tegenpost een (uitzonderlijk) resultaat erkennen van 1000 (credit). Die 1000 winst zal dan in de regel belast worden. De Commissie past hetzelfde principe toe bij een vermomde schenking.

Maar wat bij een actief dat te goedkoop wordt gekocht? Neem opnieuw een gebouw. De werkelijke waarde is 1000. Maar het wordt verkocht voor 200. Voor welk bedrag moet de onderneming dat gebouw bij aanschaf boeken? Voor 1000 of voor 200? De Commissie herhaalt dat de partijen bij een verkrijging onder bezwarende titel principieel vrij zijn om de prijs te bepalen. Maar als een belangrijk onevenwicht in de wederzijdse prestaties erop wijzen dat partijen bewust een (gedeeltelijke) vermogensverschuiving om niet hebben beoogd en deze hebben ingebouwd in een overeenkomst onder bezwarende titel, een resultaat moet erkend worden van 800. Dus: het gebouw moet geboekt worden voor 1000. In dit geval zal evenzeer deze 800 principieel belast worden. Opdat er sprake zou zijn van een verkrijging gedeeltelijk om niet, dienen wel principieel twee kenmerken voorhanden te zijn. Enerzijds een belangrijk onevenwicht in de waarde van de wederkerige prestaties (objectief element). Anderzijds de wil van de éne partij om de andere te bevoordelen (subjectief element).

Het Hof van Cassatie lijkt het intussen met dit advies eens bij de vergoedende verkrijging om niet met de opstallen op het einde van een recht van opstal in hoofde van de opstalgever (Cass., 18 mei 2001, F.J.F., No. 2001/219). In het geval van Artwork Systems lijkt de rechter het daar ook eens mee te zijn (Gent, 14 november 2002; zie krant 22.11.2002). Maar tegen dit C.B.N. advies loopt een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State. Wat niet wegneemt dat onze volksvertegenwoordigers met de zaak begaan blijven.

Afschrijvingen

De vorige minister van Financiën, Jean-Jacques VISEUR, vroeg aan de huidige minister van Financiën, of de belastingplichtige mag afschrijven op het volgens het C.B.N. advies geactiveerde (gedeeltelijk) kosteloos verkregen actief, voor zover het uiteraard een actief met beperkte gebruiksduur is (QRVA 50 154, p. 19732). Volgens de vraagsteller mag dat. Daartoe verwijst hij naar een oud Cassatiearrest (Cass., 4 november 1955, Pas., 1956, 1, 208). In dat arrest ging het om de vraag of een geërfd actief kan afgeschreven worden. Cassatie stelde toen dat de waarde van de investering waarop de afschrijvingen gebaseerd zijn, niet inhoudt dat de verkrijging van de in het bedrijf van de belastingplichtige geïnvesteerde goederen noodzakelijkerwijze onder bezwarende titel moet zijn gebeurd om de afschrijving mogelijk te maken. Een geërfd goed kan dus worden afgeschreven. Naar analogie vraagt de volksvertegenwoordiger of dit ook kan bij een (gedeeltelijk) gratis verkregen actief met beperkte gebruiksduur. Minister REYNDERS verwijst enkel naar zijn antwoord op een mondelinge vraag van Yves LETERME. De minister zei toen dat het juist omwille van de procedure die voor de Raad van State loopt het geen zin heeft dat hij op fiscaal gebied een bepaald standpunt zou innemen (CRIV 50 COM 749, p. 14). Maar neem nu het geval van het Cassatiearrest rond het recht van opstal. In dat geval leidt het geen twijfel dat op de gebouwen die door natrekking door de belastingplichtige worden verworven, in hoofde van de opstalgever afschrijvingen mogelijk zijn. Immers, een materieel vast actief met beperkte levensduur is boekhoudrechtelijk afschrijfbaar (art. 64, § 1 K.B. W.Venn). Deze bepaling werkt in fiscalibus probleemloos door. Een mooie verwijzing naar het Cassatiearrest van 1955 (toen de boekhoudwet nog niet bestond) was niet nodig.

Yves LETERME zelf dringt via een schriftelijke vraag voor de vierde keer aan op een standpunt in deze van de fiscus (QRVA 50 154, p. 19737). De volksvertegenwoordiger wijst er op dat het ingesteld annulatieberoep bij de Raad van State de werking van deze adviezen tijdens de procedure niet schorst. Maar ook hier verwijst REYNDERS naar zijn onthoudend antwoord. Dat de minister van Financiën over eieren loopt in deze, kan begrepen worden. Maar intussen gebruikt de fiscus in het veld wel dit advies te pas en te onpas. Belastingplichtigen worden dus terdege geconfronteerd met de gevolgen ervan. Is het dan niet logisch dat de fiscus in afwachting van de behandeling ten gronde door de Raad van State een houding zou innemen “onder voorbehoud van wat de hoven en de rechtbanken in deze gevallen zullen beslissen”? Het is intussen een publiek geheim dat het hoofdbestuur de inwerkingtreding van dit C.B.N. advies wou regelen met een aparte circulaire zoals dat in het verleden nog wel gebeurde. In dat geval zou het niet retroactief gewerkt hebben. Vraag is nu of zo’n circulaire er ooit nog komt als de Raad van State het advies niet vernietigt. Vanuit het veld leidt het trouwens geen twijfel dat de fiscus dit advies volgt en gretig gebruik maakt van het adagium dat het boekhoudrecht primeert op de fiscale wet als de fiscale wet er niet expliciet van afwijkt. Het lijkt er dus op dat tal van belastingplichtigen zullen moeten wachten op de mening van de Raad van State.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 21 februari 2003.