WAT MET NIEUWE VERJARINGSTERMIJNEN BIJ VEREFFENDE VENNOOTSCHAPPEN?

Verjaringstermijnen zijn voor elke belastingplichtige belangrijk. Vanaf een bepaald moment moet de fiscus zich neerleggen bij de ingediende aangifte inkomstenbelastingen. Eind vorig jaar heeft de programmawet de verjaringstermijnen uitgebreid voor vennootschappen die niet boekhouden per kalenderjaar. Die regels zijn duidelijk. Maar de vraag blijft hoe die moeten geïnterpreteerd worden bij het sluiten van de vereffening bij ontbonden vennootschappen. De vennootschappen die in hun normale leven hun boekhouding voerden per kalenderjaar lijken daar als winnaar uit te komen. De nieuwe verlengde termijn zou voor hen niet van toepassing zijn.

In de directe belastingen bestaan twee soorten aanslagtermijnen: de algemene en de bijzondere. In de programmawet van 24.12.2002 (B.S., 31.12.2002) werden de normale termijnen verlengd voor vennootschappen. De basistekst luidt nu: “Bij niet-aangifte, bij laattijdige overlegging van aangifte, of wanneer de verschuldigde belasting hoger is dan de belasting met betrekking tot de belastbare inkomsten en de andere gegevens vermeld in de daartoe bestemde rubrieken van een aangifteformulier … mag de belasting of de aanvullende belasting … worden gevestigd gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de belasting is verschuldigd. Wanneer voor de toepassing van de vennootschapsbelasting … de belastingplichtige anders dan per kalenderjaar boekhoudt, wordt de termijn van drie jaar verlengd met eenzelfde tijdperk als dat welke is verlopen tussen 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en de datum van afsluiting van het boekjaar in de loop van hetzelfde jaar.” (art. 354, eerste lid W.I.B. 1992). Met deze passus wou de fiscus het spelen met de einde boekjaar datum een halt toeroepen. Voortaan is het zo dat een belastbaar tijdperk van een vennootschap maar verjaart dag op dag drie jaar na de einde boekjaar datum. Dat was al zo voor boekjaren die samenvallen met het kalenderjaar. Dat wordt nu ook zo voor boekjaren die op een andere datum afsluiten. Een boekjaar dat eindigt op 31.12.2002 blijft verjaren op 31.12.2005. Een boekjaar dat afsluit op 30.06.2002 verjaart voortaan niet meer op 31.12.2004, maar op 30.06.2005. Dag op dag drie jaar later.

Naast de driejarige termijn bevat de normale termijn een vijfjarige termijn in het geval van fraude. In dat geval wordt de driejarige termijn verlengd met twee jaar in geval van inbreuk op de bepalingen van het wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden (art. 354, tweede lid W.I.B. 1992). In dat geval verjaart een boekjaar dat sluit op 31.12.2002 maar op 31.12.2007. Het gebroken boekjaar dat eindigt op 30.06.2002 zal in fraudetermijn voortaan maar verjaren op 30.06.2007.

Per kalenderjaar

Bij de bepaling van deze nieuwe verjaringstermijnen kunnen echter een aantal problemen opduiken. Dat lijkt vooral het geval te zijn bij vereffende vennootschappen. Als een vennootschap wordt opgedoekt, moet eerst door een algemene vergadering tot de ontbinding van de vennootschap besloten worden. Is de vennootschap een BVBA, NV, Comm.VA of CVBA dat moet die ontbinding trouwens authentiek, dus notarieel, verleden worden. Eenmaal de vennootschap is ontbonden, moet de vereffenaar(s) in de regel alle activa ten gelde maken om de schulden te betalen. Wat dan overblijft, wordt verdeeld onder de aandeelhouders. Is dat allemaal gebeurd, dan wordt de vereffening gesloten en bestaat de vennootschap niet meer. De sluiting van de vereffening is een belangrijke gebeurtenis. Zij moet trouwens netjes gepubliceerd worden in de Bijlage tot het Belgisch Staatsblad (art. 195 W.Venn.).

Tijdens de vereffeningperiode, blijven die vennootschappen onderworpen aan de normale regels van de vennootschapsbelasting. Geen enkele specifieke bepaling wordt ingevoerd. Het belastbaar resultaat van de vennootschap wordt op net dezelfde wijze berekend als bij een vennootschap in volle leven. Dus ook voor het laatste (meestal verkorte) boekjaar waarin de vereffening wordt gesloten en de vennootschap ophoudt te bestaan. De vraag is nu wanneer dat laatste jaar van de vereffening verjaart. Laat ons starten met het meest voor de hand liggende geval. Een vennootschap die boekhoudt per kalenderjaar sluit zijn vereffening op 30.11.2003. De regels die in uitvoering van de wet zijn bepaald om het belastbare tijdperk te bepalen geven duidelijkheid rond het belastbare tijdperk. Met betrekking tot belastingplichtigen voor wie de gronden voor belastbaarheid slechts na 1 januari aanwezig zijn of vóór 31 december zijn weggevallen, stemt het belastbare tijdperk overeen met het gedeelte van het jaar waarin die gronden aanwezig zijn geweest (art. 203, eerste lid K.B. W.I.B. 1992). De wettekst is dus heel duidelijk: in ons voorbeeld is het belastbare tijdperk dat van 01.01.2003 tot 30.11.2003. De fiscus zal dus een aangifte toesturen aan die belastingplichtige vennootschap voor het aanslagjaar 2003. In het jargon van de fiscus noemt zo’n aangifte “aanslagjaar 2003 speciaal”. Wanneer verjaart dan het belastbaar tijdperk dat loopt van 01.01.2003 tot 30.11.2003? Twee antwoorden liggen voor de hand: dag op dag drie jaar later op 30.11.2006 of toch nog op 31.12.2005 zoals dat onbetwistbaar het geval zou geweest zijn vóór de nieuwe wettelijke bepaling. Belangrijk om op deze vraag te antwoorden is de passus “de belastingplichtige anders dan per kalenderjaar boekhoudt” binnen de nieuwe wettekst. In ons voorbeeld gaat het om een vennootschap die haar boekhouding steeds voerde per kalenderjaar. Enkel voor het laatste jaar heeft zij een verkort boekjaar gezien ze ophoudt te bestaan op 30.11.2003. Dus hier kan ernstig gesteld worden dat deze vennootschap zondermeer boekhoudt per kalenderjaar zodat de bijzondere uitbreiding van de aanslagtermijn die voorkomt in de nieuwe wettelijke bepaling niet van toepassing is en alles dus bij het oude blijft. Het is alsof de vennootschap sterft op 30.11.2003 zoals het uitvoeringsbesluit trouwens voorziet: “belastingplichtigen voor wie de gronden voor belastbaarheid slechts na 1 januari aanwezig zijn of vóór 31 december zijn weggevallen”. Dus zal de verjaringstermijn in zo’n geval nog kunnen berekend worden op de oude wijze: in aanslagjaren. Dit laatste verkorte boekjaar van de vennootschap verjaart op 31.12.2005. Net zoals vroeger dus.

Gebroken boekjaren

Moeilijker wordt het wanneer we een vennootschap nemen met een gebroken boekjaar. Neem als voorbeeld een boekjaar dat telkens loopt van 01.07 tot 30.06. Ook daar wordt de vereffening gesloten op 30.11.2003. Dus loopt het laatste belastbare tijdperk onbetwist van 01.07.2003 tot 30.11.2003. Wanneer verjaart dat nu? Eén ding is duidelijk. Voortbouwende op de eerste stelling boekhoudt deze vennootschap niet per kalenderjaar. Dus moet in dat geval de aanslagtermijn worden verlengd “met eenzelfde tijdperk als dat welke is verlopen tussen 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en de datum van afsluiting van het boekjaar in de loop van hetzelfde jaar”. Letterlijk toegepast: het aanslagjaar voor het laatste boekjaar van deze vennootschap is aanslagjaar 2003. Dat moet verlengd worden met een termijn van 11 maand (van 01.01.2003 tot 30.11.2003). Dus lijkt in eerste optie dat voor zo’n vennootschap de termijn van het allerlaatste boekjaar toch wordt uitgebreid tot 30.11.2006. Maar dat is ook hier geen uitgemaakte zaak. Het normale boekjaar in dat aanslagjaar is geëindigd op 30.06.2003. Als deze optie wordt genomen zou deze vereffening reeds verjaren op 30.06.2006. Alhoewel het ons voorkomt dat door de vermelding van “de datum van afsluiting van het boekjaar in de loop van hetzelfde jaar” de eerste optie de meest voor het handliggende lijkt.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 28 maart 2003.