AFSCHRIJVEN IN JAAR VAN VERVREEMDING MAG WEL

De vraag of een immaterieel of materieel vast actief nog mag afgeschreven worden in het jaar van vervreemding wordt door onze hoven en rechtbanken steevast met een “ja” beantwoord. Maar de fiscus blijft vasthouden aan een “njet”. Hij zag zijn kans schoon om dat nog eens in de verf te zetten in de Memorie van Toelichting bij de hervorming van de vennootschapsbelasting. Maar de rechtbank van Antwerpen blijft dit fout vinden.

Als een immaterieel of materieel vast actief wordt vervreemd, realiseert een onderneming een meer- of minderwaarde. Het fiscale wetboek definieert een verwezenlijkte meerwaarde als “het positieve verschil tussen eensdeels de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de vervreemding van het goed en anderdeels de aanschaffings- of beleggingswaarde ervan verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen” (art. 43 W.I.B. 1992). Neem volgend voorbeeld. Een vennootschap kocht een bedrijfsvoertuig aan voor 1000 in het jaar 2000. De vrachtwagen wordt afgeschreven lineair op vijf jaar. Midden 2003 wordt hij verkocht voor 500. Op het eerste gezicht is de gerealiseerde meerwaarde 100 [500 – (1000 – 600 afschrijvingen voor 2000, 2001 en 2002)]. Maar een sluwe belastingplichtige zal de meerwaarde anders bepalen. Die zal gedurende het jaar van vervreemding nogmaals pro rata temporis afschrijven. Dus zal hij nog een halve lineaire afschrijving boeken in 2003. Wat de meerwaarde doet uitkomen op 150.

Meerwaardeberekening

Deze aanpak werpt in fiscalibus zijn vruchten af. Sommige meerwaarden zijn vrijgesteld zoals meerwaarden op bedrijfsvoertuigen (art. 44bis W.I.B. 1992). Die meerwaarden zijn in de regel helemaal vrijgesteld (van toepassing op de meerwaarden vanaf 01.01.2000 voor zover de datum van de verwezenlijking ten vroegste behoort tot het belastbare tijdperk van aanslagjaar 2001; KB 03.04.2003, B.S., 30.04.2003). Als de vennootschap nog 50 afschrijving boekt in 2003, zal haar meerwaarde 50 hoger liggen. Die is dan extra vrijgesteld wat een belastingbesparing oplevert van in principe 17 (50 x 0,3399). Door een simpele boeking kan dus geld verdiend worden. Maar ook bij de gespreide taxatie voorzien in art. 47 W.I.B. 1992 kan dit lucratief zijn. Ook in de personenbelasting kan zo’n boeking een mooie belastingbesparing opleveren.

Maar de waard is het niet eens met pro rata afschrijvingen in het jaar van vervreemding. De fiscus vindt dat in dat jaar niet meer kan afgeschreven worden. De Administratie wil zo de extra belastingbesparing in de kiem smoren. Die stelling wordt nog eens herhaald in de Memorie van Toelichting bij de hervorming van de vennootschapsbelasting. Bij een niet fiscale KMO wordt de eerste afschrijvingsannuďteit ten aanzien van tijdens het boekjaar verkregen of tot stand gebrachte vaste activa vanaf aanslagjaar 2004 slechts als beroepskosten aangemerkt in verhouding tot het gedeelte van het boekjaar waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht (art. 196, § 2, 1° W.I.B. 1992). Dat wil zeggen dat een niet fiscale KMO in het jaar van aanschaffing van een immaterieel of materieel vast actief met beperkte levensduur (de regel geldt niet voor oprichtingskosten) dag op dag moet afschrijven. Is een actief aangekocht op 01.12.2003 dan kan dat in het boekjaar 2003 afgeschreven worden voor 31/365sten. In de geciteerde Memorie van Toelichting zegt de fiscus dat deze regel niets verandert aan de afschrijvingsregels in het jaar van vervreemding. Het bedrag van de verwezenlijkte meerwaarde is derhalve volgens de memorie nog steeds gelijk aan het positieve verschil tussen, eensdeels, de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de vervreemding van het goed en, anderdeels, de aanschaffings- of beleggingswaarde ervan verminderd met de “voorheen” fiscaal aangenomen afschrijvingen. Derhalve zou bij voortduur, voor het vaststellen van de verwezenlijkte meerwaarde, tijdens het boekjaar waarin het betreffend vast actief wordt vervreemd, geen pro rata temporis afschrijving in aanmerking mogen worden genomen. (DOC 50 1918/001, p. 39) Om de niet afschrijving in het jaar van vervreemding te motiveren, verwijst de fiscus steevast naar het woord “voorheen” in de wettekst. Daarmee zou de wetgever bedoelen: in vorige boekjaren of inkomstenjaren.

Hoven en rechtbanken

Maar onze hoven en rechtbanken zijn het daar niet mee eens. De trits arresten is intussen al indrukwekkend: Luik, 24 mei 1995, F.J.F., No. 95/153; Antwerpen, 25 maart 1996, F.J.F., No. 96/117 en Gent, 24 februari 1999, T.F.R., 1999, 629. Nu komt daar een klaar vonnis van de rechtbank te Antwerpen bij (Rb. Antwerpen, 2 oktober 2002, F.J.F., No. 2003/104). De rechtbank weerlegt zeer precies het argument van de fiscus rond het woordje “voorheen”. Een belastingplichtige is gerechtigd om goederen in het jaar van vervreemding af te schrijven. De rechtbank stelt dat de woorden “voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen” van art. 43 W.I.B. 1992 geen beperkingen opleggen aan dit recht. Het feit dat de goederen in de loop van het belastbaar tijdperk worden overgedragen, impliceert immers niet dat geen daadwerkelijke waardevermindering van deze goederen kan opgetreden zijn in de periode tot aan de vervreemding ervan.

Dat de fiscus, die heel goed op de hoogte is van al deze arresten en vonnissen, toch de memorie van toelichting misbruikt om zijn standpunt nog eens te ventileren, moet hem kwalijk genomen worden. Soms krijgt men dezer dagen de indruk dat de fiscus in weerwil van de standpunten van de rechterlijke macht, toch zijn teruggefloten stelling blijft volgen. Dat is tegen wat Montesqieux bedoelde met de scheiding der machten. Als de uitvoerende macht standpunten van de rechterlijke macht niet wil volgen, tot wat dient dan de scheiding der machten? Als een scheidsrechter een speler een rode kaart geeft, moet die van het veld. Dat zijn de regels.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 20 juni 2003.