FISCALE AMNESTIE BESTAAT AL JAREN IN FISCALIBUS

De kersverse bewindsploeg wil veel doen. Hun plannen beslaan maar liefst 68 bladzijden met als titel “Een creatief en solidair België: zuurstof voor het land”. Eén van de aangekondigde maatregelen is fiscale amnestie. Of zoals ze het in Nederland zo mooi noemen “het groot pardon”. Maar in België bestaat binnen het Wetboek Inkomstenbelastingen al jaren een automatische fiscale amnestie. Als de berouwvolle belastingplichtige dat spontaan komt opbiechten bij de fiscus, wordt daar zelfs géén boete op geïnd. Een merkwaardig verhaal.

Tijdens de regeringsonderhandelingen is door menig deelnemer aangekondigd dat België een fiscale amnestie zou invoeren om de stoute Belgen toe te laten hun zwart en grijs geld uit het buitenland terug te halen en onder de eigen kerktoren te parkeren. Meteen brak een discussie uit hoe de maatregel zou noemen. Het mocht geen “fiscale amnestie” worden vanuit rode hoek. Het zou “fiscale repatriëring” worden. Wat doet denken aan de getormenteerde toerist die met een of ander opgelopen gebrek teruggebracht wordt door de vakantieverzekeraars naar het thuisland. In het definitieve regeerakkoord wordt evenwel geen van beide termen expliciet gebruikt. Het gaat om “een eenmalige operatie”.

Het groot pardon

De nieuwe regering neemt de invoering van de spaarrichtlijn, voorzien vanaf 01.01.2005, als motivatie voor deze eenmalige operatie. Vanaf dat ogenblik zullen alle lidstaten van de Europese Unie informatie uitwisselen omtrent de in die lidstaten geplaatste kapitalen van ingezetenen van andere lidstaten. Dus een “geheime rekening” aanhouden in het kleine Luxemburg of in Nederland zal dus niet meer kunnen. Die landen zullen dat spontaan melden aan de Belgische fiscus. De onderhandelaars stellen vast dat op basis van deze nieuwe richtlijn, een neiging zal bestaan bij de Belgen om de kapitalen die niet aan de fiscus werden aangegeven terug te repatriëren naar België. In navolging van een aantal andere landen zoals Duitsland, lijkt het de nieuwe bewindsploeg opportuun een éénmalige operatie op te starten. Die zou lopen tot de invoering van de spaarrichtlijn. Dus tot 31.12.2004. De kapitaalbezitters zouden tot op die datum hun toestand op een spontane manier met de fiscus kunnen regulariseren. Daarbij zou een gunstiger regeling worden voorzien als het gerepatrieerde geld zou belegd worden in risicokapitaal. Wie dus zijn geld terughaalt en het hier op pakweg een spaarboek zet, zal dus meer “boete” moeten betalen dan wie dat belegt in risicodragend kapitaal.

Fiscaalrechtelijk zou de regeling zo worden uitgewerkt dat de via “het groot pardon” aangegeven bedragen zouden beschouwd worden als te hebben voldaan aan de fiscale verplichtingen. Het voorheen zwarte of grijze geld zal dus “dashwit” worden. Maar de kapitalen die voortvloeien uit criminele activiteiten zoals het witwassen van geld en de intussen alom bekende maar zo goed als ongrijpbare BTW carrousels, zullen uiteraard uitgesloten worden. Geld dat uit zo’n operaties komt zal nooit kunnen geregulariseerd worden. Om wie van de regeling gebruik wenst te maken aan te moedigen om het kapitaal te beleggen in risicodragend kapitaal, zullen bovendien de bijdragen van vennootschappen voor collectieve beleggingen naar omlaag gaan. Zo zullen instapkosten verlaagd worden of helemaal wegvallen zodat op dat vlak geen drempel meer zou bestaan. Terloops zegt Verhofstadt II dat zij samen met de invoering van de spaarrichtlijn ook zal nagaan of het stelsel van gedematerialiseerde effecten kan worden uitgebreid en hoe het gebruik van effecten aan toonder kan ontmoedigd worden.

Zwart of grijs geld

Wat nu te denken van deze maatregel? In fiscalibus bestaat een duidelijk onderscheid tussen zwart en grijs buitenlands geld. Bij zwart geld is het startgeld nooit aangegeven door de bezitter ervan in enige aangifte in de personenbelasting. Dat is dus geld dat “in het zwart” is verdiend en meteen op een buitenlandse bankrekening is gezet. Uiteraard zijn de interesten of dividenden die het geld heeft opgebracht, ook zo zwart als de kolen. Op die dividenden en interesten is de roerende voorheffing of een gelijkaardige personenbelasting niet betaald. Grijs geld is een ander paar mouwen. De hoofdsom of het beginbedrag is daarbij telkens netjes aangegeven in de Belgische personenbelasting. Maar dat geld is versast naar het buitenland. Daar bracht het dividenden en interest op die niet de Belgische roerende voorheffing ondergingen, zodat het startbedrag wit is en de opbrengsten zwart zijn. Zo ontstaat grijs geld. In het prille begin is het wit, maar naarmate het langer in het buitenland vertoeft, wordt het grijzer en grijzer. Denk voor zo’n geval maar aan de brave loontrekkende die zijn officieel verdiend geld op een spaarboekje in Nederland ging stellen om zo niet de extra roerende voorheffing te moeten betalen op zijn toch al zo hard belaste bezoldigingen.

Maar het merkwaardige is nu dat volledig zwart geld, door verjaring grijs geld wordt. Zonder fiscale amnestie wordt zo’n geld dus toch voor een groot stuk officieel binnen de regels van het huidige Wetboek Inkomstenbelastingen (W.I.B. 1992). Dus vanaf een bepaald ogenblik wordt het grijs. Maar ook bij grijs geld, dus in het geval van de brave loontrekkende, zal de kleur door het verstrijken van een aantal jaren niet meer grijzer en grijzer gaan kleuren. De zwarte opbrengsten (interesten en dividenden) zullen door verjaring ook witte opbrengsten worden. Hoe komt dat nu? In het W.I.B. 1992 is de normale controletermijn drie (aanslag)jaren (art. 354, eerste lid W.I.B. 1992). Wat betekent dat de fiscus in 2003 het inkomstenjaar 1999 niet meer kan controleren. Tenzij het om fraude zou gaan. In dat geval is de controletermijn verlengd tot vijf (aanslag)jaren. Fraude wordt gedefinieerd als een inbreuk op de bepalingen van het W.I.B. 1992 of van ter uitvoering ervan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden (art. 354, tweede lid W.I.B. 1992). Dat betekent dus dat fraude gepleegd in 1998 ook verjaard is. Maar daar houdt het niet op. Fraude bewijzen is voor de fiscus niet altijd gemakkelijk. Vandaar dat aparte verjaringstermijnen ingebouwd zijn in specifieke gevallen zodat de fiscus de fraude in zo’n geval niet eerst moet aantonen.

Zeven

Twee van de vier speciale verjaringstermijnen zijn nu net van toepassing bij “automatische” fiscale amnestie. De belasting of de aanvullende belasting mag worden gevestigd als bewijskrachtige gegevens uitwijzen dat belastbare inkomsten niet werden aangegeven in de loop van één der vijf jaren vóór het jaar waarin de Administratie kennis krijgt van die gegevens (art. 358, § 1, 4° W.I.B. 1992). Opnieuw vijf aanslagjaren. Maar het jaar van vaststelling telt nu niet mee. Met deze termijn geraakt de fiscus in 2003 nog tot in 1997. De fiscus krijgt kennis van zo’n bewijskrachtig gegeven in 2003, dan mag hij vijf aanslagjaren teruggaan zonder 2003 te moeten meetellen. De aftelling gebeurt dus vanaf aanslagjaar 2002. Vijf terug betekent dan aanslagjaar 1998. Wat verwijst naar inkomstenjaar 1997.

Het spel met bewijskrachtige gegevens heeft al menig huisvader in de bomen gejaagd. Vader kocht zijn droomauto in 2002. In 2003 vraagt de fiscus hem waar hij al dat geld vandaan haalde. Vader toonde aan zijn controleur dan fier dat hij dat geld reeds had gespaard in 1997. Vader dacht dat de fiscus voor 1997 niet meer kon vragen waar dat geld vandaan kwam. Binnen de fraudetermijn niet. Maar de fiscus zal de openbaring van de bewuste spaarboek terecht beschouwen als een “bewijskrachtige gegeven”. Gevolg: de fiscus kan wél nog vragen naar de oorsprong van dat geld. Vader kon met zijn aangegeven inkomen van 1997 niet motiveren hoe zo’n som terechtkwam op de bewuste spaarboek. Evenmin kon hij aantonen dat het geld uit een herbelegging kwam of aan hem geschonken was. De pater familias kon dus niet anders dan toegeven dat het zwart geld was. De fiscus zal dan met zekerheid die som vooralsnog belasten binnen de personenbelasting. Met boete en zo goed als zeker een vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen. Vader zal dan pakweg 70 à 80 procent van dat gespaarde geld aan de fiscus moeten afstaan. Dus zit er in zo’n geval niets anders op dan de snelle Porsche te verkopen om het gros van het geld aan de fiscus te geven.

Een en ander leidt dus tot de regel dat de fiscus niet meer kan vragen naar de oorsprong van het geld na een tussentijd van zes jaar. Dus als het geld werd verdiend in 1997, zal de bevrijding volgen in 2004. Telkens zeven bijtellen dus.

KB Lux

Neem nu aan dat een belastingplichtige eind 1996 zwart geld in het buitenland plaatste voor een bedrag van 1 mln. EUR. De fiscus kan in 2003 niet meer vragen waar dat geld vandaan kwam. De zes tussenliggende jaren zijn immers verstreken. Wat hij wel kan, is de interest of het dividend nog belasten. Ook daar bestaat een specifieke verjaringstermijn voor. De belasting of de aanvullende belasting mag worden gevestigd als een controle of een onderzoek uitwijst dat die belastingplichtige de bepalingen van het W.I.B. 1992 of van ter uitvoering ervan genomen besluiten inzake roerende voorheffing heeft overtreden in de loop van één der vijf jaren vóór het jaar van de vaststelling van de inbreuk (art. 358, § 1, 1° W.I.B. 1992). Stel dat sinds 1996 het geld constant een interest opgebracht heeft van vijf procent. Dat geeft op zo’n som in 2003 een mooie 407.100,42 EUR [(1.000.000 x (1,05)7) - 1.000.000]. Die interest is verdiend van 1997 tot 2003. Maar gezien inzake roerende voorheffing het aanslagjaar samenvalt met het inkomstenjaar, kan de fiscus maar terug tot 1998. De interest sinds 1998 is in zo’n geval 357.100,42 EUR. Daarop moet de roerende voorheffing nog betaald worden van 15 procent op dat bedrag. Dat is 53.565,06 EUR. Dat bedrag zal de fiscus dus nog kunnen innen. De hoogste boete die de fiscus daar kan op toekennen is 50 procent (bij een onvolledige of onjuiste aangifte met het opzet de belasting te ontduiken conform art. 226, C K.B. W.I.B. 1992). Dus in totaal geeft dat 80.347,59 EUR. Op het totale bedrag (startgeld plus gekapitaliseerde interesten) van 1.407.100,42 geeft dat amper 5,71 procent boete. Dergelijke automatische fiscale amnestie operaties zijn massaal uitgevoerd ten tijde van de KB-Lux regularisaties. En daar zijn vele belastingplichtigen zelfs weggekomen met een boete van 10 à 20 procent. Niet eens de volle vijftig dus. Maar er is meer. In de commentaar van de fiscus is te lezen dat geen boete moet ingekohierd worden als de inkomsten spontaan zijn aangegeven door een berouwvolle belastingplichtige (Com.I.B. 444/8). In dat geval kost de regularisatie maar 3,81 procent. Dus wie spontaan te biecht gaat bij de fiscus, krijgt helemaal geen boete.

Tien procent?

Door deze in het wetboek ingebouwde automatische amnestie, is nu de vraag wat de nieuwe bewindsploeg zal voorstellen als boete. Gaat die boete ook van toepassing zijn op het intussen door verjaring “wit” geworden startgeld en dito opbrengsten? Naar verluid zal de regering enkel geld dat reeds vijf jaar in het buitenland staat, toelaten tot het systeem. Dat lijkt logisch. Pas dan is de vijfjarige fraudetermijn verstreken. Dus het zal de amnestie niet gelden voor recent verdiend (korter dan vijf jaar) zwart geld. Maar de vraag is dan welk tarief zal gelden om de som te regulariseren. De voorzitter van de VLD sprak al openlijk over tien procent. Dat is dan een pak meer (bijna het drievoud) van wat verschuldigd is als van de in het wetboek ingebouwde verjaringstermijn spontaan gebruik wordt gemaakt. In ons voorbeeld werd trouwens gewerkt met een interest van vijf procent. Wat veel is in huidige marktomstandigheden. Dus in de praktijk zal het nog lager liggen. Wil de operatie slagen met tien procent als boetetarief, zal de nieuwe regering wel erg streng moeten optreden door de werking van de normale verjaringstermijnen op een of andere wijze buiten werking te stellen voor achteraf gerepatrieerde sommen waarop niet de boete van de “eenmalige operatie” is betaald.

Maar daarnaast bestaan nog andere problemen. Zal de fiscale repatriëring ook gelden als intussen dat geld is vererfd en niet is aangegeven in de aangifte van de nalatenschap? In het Wetboek Successie bestaat een lange verjaringstermijn. In geval van afwezigheid van aangifte, of van verzuim van goederen in de aangifte, treedt verjaring pas in na tien jaar te rekenen van de dag waarop de termijn voor het inleveren der aangifte verstreken is (art. 137, eerste lid, 3° W.Succ.). Stel dat de buitenlandse bankrekening in ons voorbeeld is geërfd van vader bij zijn overlijden in 1995, zal dan ook de spons worden geveegd voor de niet betaalde successierechten? Die zijn immers, zelfs in 2004, nog niet verjaard.

Blijft ten slotte nog de vraag of de fiscus die dossiers die gebruik maakten van “het groot pardon” niet extra zal controleren. Terloops: men zou dat de fiscus niet kwalijk kunnen nemen. Dat zou zelfs getuigen van een goed bestuur. Maar als de paarse regering geen garanties biedt dat dit niet zal gebeuren, zal menig spijtoptant twijfelen.

In elk geval is de fiscale amnestie een goede operatie. Hopelijk wordt ze massaal gebruikt. Maar dan moet wel één zaak ook geregeld worden: de tarieven van de personenbelasting moeten verder drastisch naar omlaag. Niet met een paar procenten, maar met een duik. De vlucht in het zwart kent vele redenen. Maar één ervan is ongetwijfeld de hoge tarieven in de personenbelasting. De vlucht in vennootschappen wordt precies daardoor al gestimuleerd bij heel wat ondernemers. Komt daarbij dat in het regeerakkoord staat dat de nieuwe bewindsploeg juist die vennootschapsvorming wil ontmoedigen. Niet door de tarieven in de personenbelasting drastisch te doen dalen. Maar wel door het vol te storten kapitaal voor éénpersoonsvennootschappen en/of de minimumbezoldiging uit te betalen aan de zaakvoerder van zulke vennootschappen te verhogen. Of hoe blauw en rood (soms) moeilijk te verzoenen zijn.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 12 juli 2003.