ZIJN KOSTEN BUITENLANDSE CONGRESSEN AFTREKBAAR?

In deze moderne tijden staat het buiten kijf dat bijblijven in het vak dat men bedrijft belangrijk is. Dat weten diegenen die van het overbrengen van kennis hun beroep hebben gemaakt. Aanvankelijk werd die overdracht georganiseerd via papier. Wat later werden ook talrijke seminaries en congressen ingericht. Artsen waren hierin pioniers. Voor hen werden en worden nog steeds bijscholingen georganiseerd op idyllische locaties. De vraag is echter of de uitgaven die de arts daartoe doet, ook voor de fiscus aftrekbare beroepskosten zijn. Het hof in Bergen heeft daar recent een antwoord moeten op geven.

Centraal in de fiscale aftrekbaarheid van gemaakte kosten staat art. 49 W.I.B. 1992. Dat artikel stelt dat de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, in aanmerking komen om fiscaal aftrekbaar te zijn. De uitgaven dienen dus een noodzakelijk verband te vertonen met de uitoefening van het beroep, zonder dat de fiscus de opportuniteit van de kosten kan en mag beoordelen. Enkel indien hij kan aantonen dat de uitgaven voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid niet noodzakelijk zijn (art. 51, 1 W.I.B. 1992) of op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen (art. 53, 10 W.I.B. 1992), kan de administratie de aftrek weigeren.

Opportuniteit

Dit betekent dat de fiscus de opportuniteit zelf niet mag beoordelen, maar dat hij wel het bedrijfskarakter en de redelijkheid van de uitgaven mag beoordelen. De grens bepalen waar opportuniteit begint en waar die eindigt, is steeds een feitenkwestie. Maar dat de fiscus de opportuniteit van een beroepsuitgave niet mag beoordelen, staat als een paal boven water. Indien een onderneming een krediet aangaat om een investering te financieren, dan betekent de intrest van dat krediet fiscaal aftrekbare beroepskosten, ook al beschikt de onderneming over voldoende eigen middelen om de investering contant te betalen (Gent, 2 december 1980, J.D.F., 1983, 55). Zo mag een belastingplichtige gerust thuis gaan eten en de daartoe gedane verplaatsing in mindering brengen als beroepskosten, ook al kon hij op het werk een middagmaal gebruiken (V & A Senaat, 02.08.1988, nr. 13, p. 546). De administratie mag zich dus niet mengen in het beleid dat de belastingplichtige in zijn zaken voert (zie ook DILLEN, L., Jaarboek personenbelasting, nr. 5170 e.v.).
Deze problematiek komt ook ten volle aan bod bij het fiscaal in rekening brengen van kosten van congressen, lessen en seminaries. Deze kosten zijn fiscaal aftrekbare beroepskosten op voorwaarde dat deze kosten rechtstreeks en noodzakelijk verband houden met de beroepswerkzaamheid die de betrokkene uitoefent op het tijdstip waarop die cursussen, stages of seminaries worden gevolgd. Maar vaak wordt het volgen van die lessen gekoppeld aan het verblijf in een of ander exotisch land. Twee dingen staan daarbij vast: er wordt wel degelijk opleiding gegeven en de locatie is vaak bijzonder aantrekkelijk. Het aangename wordt aan het noodzakelijke gekoppeld. Stel dat het inschrijvingsgeld van een congres voor een arts 10.000 frank beloopt en de verplaatsing naar het mondaine oord samen met de verblijfskosten 20.000 frank kost. Wat is dan fiscaal aftrekbaar als beroepskosten in hoofde van de deelnemende arts?

Bestaande job

In eerste instantie zal de fiscus nagaan of de gegeven cursus in rechtstreeks verband staat met de door de belastingplichtige uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Volgt de arts een opleiding tot een ander beroep, dan zullen de kosten daartoe niet fiscaal aftrekbaar zijn. De opleiding past dan immers niet in de op dat ogenblik door de arts uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Stel dat een huisarts een opleiding volgt tot systeembeheerder, dan is het duidelijk dat dit een ander beroep is zodat de kosten vermoedelijk niet zullen aanvaard worden door de fiscus als beroepskosten (zie ook art. 53, 1, in fine W.I.B. 1992).
Daarnaast zal moeten getoetst worden of de opleiding ingevolge de evolutie van de techniek voor de beroepswerkzaamheid noodzakelijk is. Zo kan een geneesheer de uitgaven voor een bijkomende studie in de medische psychologie aftrekken van zijn belastbaar inkomen, indien hij kan aantonen dat hij dank zij deze studie de service aan zijn patiënten verbetert en zodoende zijn bestaande inkomsten verzekerd ziet (Bergen, 20 januari 1982, Fiscale Wetgeving en Rechtsbronnen, nr. 8256362). Psychologie heeft elke arts immers nodig en bijleren kan altijd.
Maar stel dat een arts een cursus homeopathie gaat volgen, ook al gebruikte hij die techniek vóór het volgen van de opleiding niet in zijn praktijk. Ook in dat geval erkent de rechter dat dit aftrekbare beroepskosten zijn. Vermits hij door het volgen van deze cursus additionele technieken leert die hij tijdens zijn opleiding niet leerde en die hem de mogelijkheid bieden zijn patiënten verder te helpen, aanvaardde de rechter deze opleidingskosten. De fiscus had uiteraard geponeerd dat homeopathie een aparte discipline is en dat de arts aldus een nieuwe vorm van geneeskunde zou gaan beoefenen. Maar het hof ging daar niet op in. Homeopathie laat de arts toe zijn patiënten andere behandelingswijzen voor te schrijven (Luik, 26 oktober 1988, Fiscale Wetgeving en Rechtsbronnen, nr. 8855701). Een zelfde standpunt werd ingenomen voor een kinesitherapeut die een cursus osteopathie volgde. Het hof stelde dat het niet ging om een nieuw beroep, maar wel om een variant in hetzelfde beroep (Antwerpen, 30 maart 1993, Fiscale Wetgeving en Rechtsbronnen, nr.9351685).

Lissabon

Terug naar ons voorbeeld. Stel dat het effectief gaat om een bijscholing om de kennis in het vakgebied dat de arts als beroep uitoefent, aan te vullen met recente ontwikkelingen. Dan is het duidelijk dat het niet gaat om een cursus vreemd aan het beroep. Maar het probleem is nu dat de cursus residentieel wordt gegeven op een mondaine locatie. Zijn de verplaatsingskosten en de hotelkosten aftrekbare beroepskosten? Mag de fiscus stellen dat die lessen niet noodzakelijk in een duur hotel moeten gegeven worden op een verre locatie, maar dat deze evengoed hier te lande in een bescheiden locatie kunnen georganiseerd worden?
Het hof van beroep in Bergen kreeg onlangs dergelijke vraag te behandelen (Bergen, 15 januari 1999, F.J.F., No. 99/71). Het ging om een arts die zich ging bijscholen op seminaries ingericht in Lissabon en Marbella. Het hof stelt eerst vast dat het wel degelijk gaat om lessen die leiden tot het verwerven van bijkomende kennis in het kader van algemene geneeskunde. Door het volgen van die cursussen kan de arts zijn patiënten andere behandelingswijzen aanbieden. Vandaar dat het hof principieel stelt dat de uitgaven voor het bijwonen van deze lessen moeten beschouwd worden als aftrekbare beroepskosten. Tot daar geen probleem.
Het hof stelt echter dat een opleiding die doet denken aan een deugddoende vakantie in het buitenland, als een bijzonder geval moet beschouwd worden. Is dergelijke opleiding eerder een aanmoediging voor een vakantie in het buitenland, dan zijn enkel de inschrijvingskosten aftrekbaar met uitsluiting van de reis- en verblijfskosten. In het concrete geval van de betrokken arts was hij immers langer op de betrokken locatie gebleven dan de opleiding duurde. Vermoedelijk had hij de smaak van de streek te pakken.
Betekent dit nu dat alle kosten van een opleiding in een vakantieoord zullen beperkt worden tot de inschrijvingskosten? Vooreerst is voorzichtigheid geboden. Maar het feit dat de arts langer op de mooie locatie bleef dan strikt noodzakelijk voor de opleiding, lijkt een zeer belangrijk detail. Daarmee wordt aangegeven dat het wel degelijk de bedoeling was een stuk vakantie te koppelen aan het verwerven van wat kennis. Stel echter dat een onmiskenbaar belangrijk congres wordt georganiseerd in Monaco gedurende vijf volle dagen en de arts daar enkel verblijft tijdens de opleiding zelf, dan lijkt ons dit geen probleem te zijn. Tenzij hij uiteraard ook zijn vrouw meeneemt die anders nooit helpt in de praktijk, om nota te nemen In dat geval zal de fiscus niet zelden onterecht minstens de wenkbrauwen fronsen. Tenzij de echtgenote uiteraard ook arts is.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 25 augustus 1999.