ZIJN INTERESTEN VAN AANDELENKREDIETEN AFTREKBAAR?

Binnen de vennootschapsbelasting bestaat een vrijstelling voor gerealiseerde meerwaarden op aandelen. Vaak gaan vennootschappen leningen aan om aandelen te kopen in de hoop ze te verkopen met een mooie bonus. Zijn de interesten van die leningen fiscaal aftrekbaar? De rechtbank te Brussel vindt van wel.

Een Belgische vennootschap S maakt deel uit van een Franse groep met als moeder SNGI. S verkoopt eind 1996 al haar activa met inbegrip van het handelsfonds en passiva aan een andere Belgische vennootschap. Daarbij realiseert de vennootschap een meerwaarde van 2,5 mln. EUR. S kiest daarbij niet voor een belastingvrije inbreng van een algemeenheid van goederen, maar stelt de meerwaarde zondermeer belastbaar. Dus ziet het er naar uit dat S belasting zal moeten betalen op een winst van 2,5 mln. BEF. Maar dat wil S nu juist vermijden. Daartoe koopt S van SNGI een aandelenpakket van de Franse vennootschap F voor een aanschaffingsprijs van 54 mln. EUR. Om die aankoop te betalen aan SNGI gaat S een lening aan bij een Luxemburgse vennootschap. Pittig detail is dat de Luxemburgse vennootschap die lening kan geven omdat SNGI haar die middelen voorschiet. S verkoopt vrij snel de aandelen F aan een vennootschap met zetel op hetzelfde adres als SNGI. De moedervennootschap SNGI is zowel verkoper van de aandelen F als onrechtstreeks verschaffer van het krediet om die aandelenaankoop te financieren. De rol van SNGI is dus cruciaal in deze hele operatie. De aandelen F worden nog geen jaar later met een mooie meerwaarde van 1,5 mln. EUR verkocht. Intussen diende S wel 2,5 mln. EUR interest te betalen op de lening die zij van de Luxemburgse vennootschap kreeg. De fiscale situatie van S was daardoor opgeklaard. De meerwaarde op de verkoop van het netto actief bedroeg 2,5 mln. EUR. Bij die winst kwam de meerwaarde van 1,5 mln. EUR op de verkoop van de aandelen F. Maar de gerealiseerde meerwaarde op aandelen F van 1,5 mln. EUR is vrijgesteld van belasting gezien artikel 192, § 1, eerste lid W.I.B. 1992. Dus rest nog een belastbaar bedrag van 2,5 mln. EUR. Maar die belastbare basis wordt weggeveegd door de betaalde interest aan de Luxemburgse vennootschap voor het aandelenkrediet. S meent dus géén belasting te moeten betalen.

Maar BBI Luik ziet dat helemaal niet zitten. De aan- en verkoop van de aandelen F is door de moedervennootschap SNGI opgezet. De groep SNGI heeft aldus een louter interne verkoop en aankoop van aandelen F opgezet om een belastbare basis bij haar Belgische dochter ongedaan te maken. De Franse fiscus helpt de BBI niet een klein beetje bij het bewijzen dat het allemaal opgezet spel is. Die attesteren dat de prijzen bij het verhandelen van de aandelen louter intern zijn bepaald, zonder voorafgaandelijke onderhandelingen of enig contract. De prijs van de aandelen is volgens de Franse fiscus trouwens niet in functie van de waarde van het netto actief van de vennootschap bepaald, maar in functie van de fiscale noden. Op basis van die redenering en stukken weigert BBI Luik de interestaftrek van de lening verkregen van de Luxemburgse vennootschap. Interesten die betaald worden om een vrijgestelde meerwaarde op aandelen te behalen, zijn volgens de BBI niet aftrekbaar. De BBI neemt daarbij mee in overweging dat de interestkost (2,5 mln. EUR) beduidend hoger ligt dan de behaalde meerwaarde op de aandelen S (1,5 mln. EUR).

Gunstig vonnis

Belastingplichtige en BBI vinden elkaar op geen enkel punt. Dus wordt de hele zaak getaxeerd. S legt haar lot in handen van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel (Rb. Brussel, 2 september 2002, F.J.F., No. 2003/189). De grote vraag is of interesten aftrekbaar zijn op leningen die in wezen het behalen van een vrijgestelde meerwaarde op aandelen tot doel hebben. De rechtbank beantwoordt die vraag met een duidelijke “ja”. Zelfs als kredietnemer (S) zich heeft gefinancierd via een verplichte lening bij de verkoper van de aandelen (SNGI). Het feit dat het bedrag van de aftrekbare interesten groter is dan het bedrag van de vrijgestelde gerealiseerde meerwaarde bij de latere verkoop van de aandelen, speelt daarbij geen rol. Uitgaven die werden gedaan om vrijgestelde inkomsten te verwerven of te behouden, zijn niet uitgesloten als fiscaal aftrekbare beroepskost.

De rechtbank velt hier dus een gunstig vonnis. Niet enkel bevestigt zij de aftrekbaarheid van intresten op leningen op aandelen. Ondanks het feit dat in het centrale artikel van het fiscaal wetboek staat dat kosten enkel aftrekbaar zijn als zij zijn gedaan of gedragen “om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden”. Die passus belet dus niet dat kosten gemaakt voor het behalen van een meerwaarde op aandelen aftrekbaar zouden zijn. De rechtbank te Antwerpen hield er ook zo’n redenering op na voor verkoopkosten bij het behalen van een meerwaarde (Rb. Antwerpen, 6 januari 2003, F.J.F., 2003/188). Namen denkt er anders over. De verkoopkosten van de aandelen moeten in aftrek worden gebracht van de vrijgestelde meerwaarde (Rb. Namen, 19 juni 2002, F.J.F., No. 2002/255). De fiscus ging in beroep tegen het Brusselse vonnis.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 8 januari 2004.