DE KRACHT VAN EEN STILLE HANDELSVENNOOTSCHAP

Om winsten van de ene vennootschap naar de andere door te sluizen worden massaal al dat niet correcte facturen uitgeschreven. Maar de fiscus kan aan de vennootschap die de kost boekte vragen te bewijzen dat zij die kost maakte om beroepsinkomsten te behalen of te behouden. Bij de stille handelsvennootschap ligt dat anders.

Stel dat een softwarebouwer een nieuw boekhoudprogramma wil schrijven. Omdat hij het werk niet alleen de baas kan, vraagt hij bijstand van een bevriend softwarebedrijf. Dat bedrijf besluit zelf ook kapitaal en arbeid in te zetten. Als beloning zal dat ter hulp geroepen softwarebedrijf een deel van de winst krijgen. Dergelijke samenwerking kan vele juridische vormen aannemen. In de praktijk wordt daarbij soms gekozen voor een tijdelijke handelsvennootschap (TV) of een stille handelsvennootschap (SV). Beide zijn vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid. Bij de SV neemt één of meer personen een belang in de verrichtingen van één of meer anderen die in eigen naam optreden (art. 48 W.Venn.). Een TV voert geen gemeenschappelijke naam en heeft één of meer bepaalde handelsverrichtingen tot doel (art. 47 W.Venn.). Het grote verschil met een SV is dat alle vennoten van de TV bekend zijn aan de partijen die met haar handelen. Bij een SV is dat net niet het geval. De koper van het nieuwe boekhoudpakket weet niet dat het bevriend softwarebedrijf de “stille” deelgenoot is in het pakket en een stuk van de winst binnenrijft.

De fiscale behandeling van deze beide vennootschapsvormen is bijzonder. Fiscaal geldt in beginsel de transparantie. Juist omdat de rechtspersoonlijkheid ontbreekt, wordt niet de SV of TV belast, maar hun vennoten. Stel dat de twee softwarebedrijven afspreken de winst te delen op basis van een 60/40 verhouding. Dan zal de winst van de SV belast worden in hoofde van de beide softwarebedrijven, elk voor hun afgesproken deel.

20 artsen

In de personenbelasting volgt deze regel uit artikel 29 W.I.B. 1992. In burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die winst of baten verkrijgen, wordt die als winst of baat van de vennoten aangemerkt. Eind van de jaren tachtig ontdekten een aantal artsen specialisten deze wel bijzondere vennootschapsvorm. In 1988 werd een SV opgericht tussen 20 vennoten voor de duur van 20 jaar. Doel van de vennootschap was het opzetten van onroerend goed constructies. Bedoeling was in aanvang flink te investeren om daar op termijn de vruchten van te plukken. Vandaar dat de SV in aanvang enkel verliezen boekt. Elk van de artsen past de transparantie toe en neemt het proportioneel deel van het geleden verlies op als aftrekpost in de personenbelasting. Zo wordt door dat verlies telkens een belangrijk deel van hun in principe belastbare baat uit hun artsenpraktijk vrijgesteld van belasting. De fiscus wil van die aftrek niet weten. Die stelt dat de SV gesimuleerd is. Het hele opzet van de SV is het creëren van verliezen om die in mindering te kunnen brengen van de inkomsten in de personenbelasting. De artsen hebben en hadden niet de bedoeling ooit echte beroepsinkomsten uit de vennootschap te halen. De vennootschap had dus enkel tot doel aftrekbare verliezen te creëren. De SV heeft bijgevolg geen winst- maar een verliesoogmerk. Zo’n vennootschap met verliesdoeleinden is dan ook nietig. De belastingplichtigen stapten met dit dispuut naar de rechtbank van eerste aanleg te Brugge (Rb. Brugge, 28 april en 13 mei 2003). Die gaf de artsen gelijk. Het is niet omdat de vennootschap in de eerste jaren geen winst behaalt, dat dit voor de toekomst uit te sluiten valt. Intussen is de wetgever terecht opgetreden tegen deze praktijken. Op vandaag zijn verliezen van een SV of TV in principe niet meer aftrekbaar van de inkomsten van hun leden (art. 80 W.I.B. 1992).

Als deze techniek in de personenbelasting tot het verleden behoort, is dat niet het geval binnen de vennootschapsbelasting. Soms wil een vennootschap een deel van de winst doorschuiven naar een andere vennootschap. In een klassiek schema gebeurt dat door het onderling versturen van facturen. Maar op facturen is zondermeer het artikel van de beroepskosten van toepassing. De vennootschap die een stuk van de winst zo doorschuift als kost, moet aantonen dat zij deze kosten heeft gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden (art. 49 W.I.B. 1992). Dat is niet altijd even gemakkelijk aan te tonen. Als de twee vennootschappen een SV oprichten, zoals onze softwarebouwers, zullen zij elk hun deel van de winst rechtstreeks in resultaat boeken. De afstand van een deel van de winst is voor haar geen beroepskost. De afstand van de winst is de uitvoering van een vennootschapscontract. Dat houdt een verdeling van winst uit. Niet van het doorrekenen van kosten. Wat niet belet dat de fiscus dit niet mag toetsen. Maar het belasten van de doorgeschoven winst bij de gekende in plaats van bij de stille vennoot zal voor de fiscus niet gemakkelijk zijn.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 15 januari 2004.