FOUT IN JAARREKENING, BELASTING TERUG?

In jaarrekeningen komen fouten voor. Niet alleen in die van Parmaland. Als daardoor de winst te hoog is, kan dan de teveel betaalde belasting teruggevorderd worden? De rechtbank te Leuven besliste voor een garagist dat het kan.

Een garage die tevens een tankstation uitbaat, verandert in 1996 van extern boekhouder. De nieuwe boekhouder stelt vast dat de oude de omzet van de vennootschap systematisch verkeerd berekende. Voor de jaren 1990 tot 1994 werden de tankbeurten met een betaalkaart van FINA volledig beschouwd als omzet. Van dat bedrag mocht de vennootschap maar één derde houden. De rest ging rechtstreeks naar FINA. De vorige boekhouder had de volledige som als omzet beschouwd, blijkbaar zonder rekening te houden met de afgestane som. Dus had de vennootschap niet enkel teveel vennootschapsbelasting betaald, maar ook teveel B.T.W. Eenmaal de fout ontdekt, besloot de vennootschap de jaarrekeningen van 1990 tot 1995 aan te passen aan de realiteit en opnieuw voor te leggen aan de algemene vergadering. Dat gebeurde in mei 1996. Die keurde de nieuwe jaarrekeningen goed zodat de vennootschap deze verbeterde jaarrekeningen meteen neerlegde bij de Nationale Bank van België. Om de teveel betaalde belasting terug te krijgen, werd een bezwaarschrift ingediend. Daarin werd een ambtshalve ontheffing gevraagd voor de teveel betaalde belasting. De fiscus kan immers ambtshalve ontheffing geven voor de overbelasting die voortvloeit uit onder meer materiële vergissingen op voorwaarde dat de overbelasting door de administratie werd vastgesteld of door de belastingplichtige werd meegedeeld vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd (art. 376 W.I.B. 1992). Voor de B.T.W. werd wat teveel betaald was, teruggevraagd aan de administratie. Die maakte geen probleem en stortte de teveel betaalde B.T.W. aan de vennootschap terug.

Maar de gewestelijke directeur wou niet volgen om ook de teveel betaalde vennootschapsbelasting terug te geven. Voor de jaren 1990 en 1991 wou hij dat niet doen omdat voor die jaren de vennootschap met verlies werkte. Dus werd voor die twee boekjaren geen belasting gevestigd. Van overbelasting kan dan ook geen sprake zijn. Voor de overige jaren zegt de directeur dat de fiscus het bestaan van de systematische fout in de jaarrekening niet betwist. Maar de fout is volgens de directeur geen reken- of schrijffout of een andere grove vergissing. Het is een berekeningsfout. Een verkeerde inschatting van de omzet verwezenlijkt bij de verkoop aan particulieren. Gezien een goedgekeurde jaarrekening enkel kan gewijzigd worden bij een materiële vergissing en niet bij een berekeningsfout, was de eerst goedgekeurde jaarrekening meteen bindend. Ze kon achteraf niet meer gewijzigd worden.

Geen beleidsbeslissing

De garagist is het daar natuurlijk niet mee eens. Hij voert aan dat hij te goeder trouw is en dat de foutieve berekening van de omzet door haar vorige boekhouder bezwaarlijk het gevolg is van een verstandelijke of bewuste handeling. De vennootschap is dus niet teruggekomen op een beleidsbeslissing. Dat zou wel het geval zijn als in de verbeterde jaarrekening om minder belasting te betalen bijvoorbeeld de vrachtwagens sneller zouden afgeschreven worden. Dat is een bewuste verandering van een waarderingsregel. Geen materiële vergissing.

De rechtbank verwijst naar de rechtsleer (Rb. Leuven, 17 oktober 2003, De Fiscale Koerier, 2003/618). Een vennootschap mag vergissingen in haar jaarrekening rechtzetten. Ze moet wel aantonen dat het daarbij om een loutere vergissing ging en dat ze niet de uitdrukking was van een eerder genomen beslissing. Beslissingen zijn immers steeds definitief, ook al blijken ze achteraf onoordeelkundig of lichtzinnig te zijn. De rechtbank vindt de beslissing van de directeur dan ook fout. De vennootschap heeft voldoende bewezen dat het om een echte vergissing gaat. Elke verrichting moet correct geregistreerd worden. Een foutieve registratie of de weglating daarvan kunnen dan meestal niet toegeschreven worden aan een bewuste keuze van de ondernemer. Wettelijk is er immers bij een boeking geen keuze. Wettelijk mag enkel de juiste boeking gebeuren. De fiscus voerde ook nog aan dat de boekhouding van de belastingplichtige niet bewijskrachtig was omdat de dagontvangsten niet op ieder ogenblik konden vastgesteld worden. De rechtbank vindt dat geen argument. Integendeel. Door dat feit wordt het nog aannemelijker dat zo materiële vergissingen in de boekhouding sluipen.

Voor de jaren 1990 en 1991 lost de rechtbank de zaak pragmatisch op. Principieel volgt zij de fiscus. Als er geen aanslag is, kan daar ook geen ontheffing op komen. Maar voor die jaren was er een fiscaal verrekenbaar verlies. Dus verhoogt de fiscus dat verlies voor die jaren. Die worden dan verrekenbaar in de volgende jaren waar wel vennootschapsbelasting werd gevestigd.

Conclusie bij het hele verhaal: een berekeningsfout kan zeer zeker een materiële vergissing zijn.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 5 februari 2004.