IS ENKEL NETTO MEERWAARDE AANDELEN VRIJGESTELD?

Meerwaarden op aandelen zullen wel altijd voor beroering blijven zorgen zolang ze vrijgesteld blijven van vennootschapsbelasting. Al jaren woedt de discussie tussen fiscus en belastingplichtige of nu de bruto of netto meerwaarde vrijgesteld is van vennootschapsbelasting. Maar wat zegt het boekhoudrecht?

Eind vorig jaar vroeg volksvertegenwoordigster Trees PIETERS of de fiscus bij het standpunt blijft dat enkel de netto meerwaarde op aandelen, dus na aftrek van de kosten, vrijgesteld wordt (QRVA 51 026, p. 3979). Stel dat een meerwaarde op aandelen wordt behaald van 100 en dat de vennootschap om deze meerwaarde te realiseren 10 verkoopkosten heeft gedragen. Dat kan bijvoorbeeld de kost zijn van de “investment banker” die de verkoop begeleidde. De fiscus zal in zo’n geval enkel de 90 vrijstellen. Wat tot gevolg heeft dat de vennootschap de 10 kosten niet in mindering kan brengen van haar andere belastbare opbrengsten of geen fiscaal overdraagbaar verlies kan opbouwen. Maar is dit standpunt wel juist? De minister antwoordde op de vraag van Trees PIETERS dat zijn administratie bij haar standpunt blijft omdat er nog geen eensluidende rechtspraak bestaat. Dus blijft de fiscus vooruit marcheren met een stelling die minstens voor discussie vatbaar is. Zowel de rechtbank van eerste aanleg als het hof van beroep te Antwerpen spraken zich al uit voor de bruto vrijstelling. Ook Bergen is die mening toegedaan. De rechtbank te Namen en te Leuven gaven de fiscus gelijk.

De fiscus bouwt zijn redenering op vanuit de definitie van wat een meerwaarde is. Volgens de wet is de verwezenlijkte meerwaarde gelijk aan het positieve verschil tussen de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de vervreemding van het goed en de aanschaffings- of beleggingswaarde ervan verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen (art. 43 W.I.B. 1992). In zijn commentaar bij de vrijgestelde meerwaarden in de personenbelasting stelt de fiscus dat de "verkoopwaarde" de nettoprijs is na aftrek van de aan de verkoop inherente bijzondere kosten (makelaarslonen, commissielonen, belastingen; zie Com.I.B. 1992, 44/58). Maar dat is een interpretatie die blijkbaar enkel geldt voor de vrijgestelde meerwaarden in de personenbelasting (uitgedrukte niet verwezenlijkte en monetaire meerwaarden). Bij de algemene definitie van meerwaarde zegt de fiscus expliciet dat bij een verkoop de verkoopwaarde zondermeer gelijk is aan de verkoopprijs (Com.I.B. 1992, 43/2). Maar er is meer. De term “verkoopwaarde” komt uit het Registratiewetboek (art. 46 W.Reg.). Dat is de prijs waarop mag gerekend worden bij een normale verkoop onder normale omstandigheden voorbereid. Het is nu juist typisch dat de fiscus niet aanvaardt dat voor de heffing van de registratierechten de kosten van de verkoop in mindering komen van de bruto verkoopprijs.

Maar deze discussie mag niet los gezien worden van de boekhoudkundige benadering van een en ander. Vandaar dat volksvertegenwoordigster Dalila DOUIFI reeds midden vorig jaar aan de minister van Economie de vraag stelde hoe de bijkomende kosten voor het behalen van een meerwaarde boekhoudrechtelijk moeten behandeld worden. Moeten die in mindering van de meerwaarde of moeten zij apart als kost verwerkt worden? Deze vraag diende al beantwoord te zijn in september 2003. Maar tot op vandaag heeft de minister het antwoord nog niet gegeven. Dat antwoord lijkt alvast eenvoudig. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (C.B.N.) heeft deze vraag in 1983 al beantwoord. De Commissie heeft er toen op gewezen dat de wettelijke bepalingen niet uitdrukkelijk handelen over de bijkomende kosten bij verkoop maar dat in het schema van de resultatenrekening de kosten worden onderverdeeld naar hun aard en dat de compensatie tussen opbrengsten en kosten uitdrukkelijk is verboden (Advies C.B.N., 135/1). Artikel 25, § 2 K.B. W.Venn. stelt immers dat compensatie tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen voorzien door de wet. De meerwaarde moet dus als opbrengst los van de kost geboekt worden. De C.B.N. stelde in haar advies dat als het gaat om de vervreemding van vaste activa, het aangewezen is de bij de vervreemding van deze activa gemaakte kosten te boeken onder de post "andere uitzonderlijke kosten". Het resultaat van de vervreemding wordt immers ook onder de uitzonderlijke resultaten geboekt.

Conclusie bij dit alles is dat zowel vanuit de definitie van de term “verkoopwaarde” als door de wijze van boeking, de meerwaarde niet mag verminderd worden met de gemaakte kosten. Die kosten blijven aftrekbaar van de overige belastbare beroepsinkomsten of mogen als fiscaal verlies in rekening gebracht worden in volgende belastbare tijdperken waarin fiscale winst wordt behaald. Of om het te zeggen met de woorden van het hof van beroep te Antwerpen: de door de vennootschap boekhoudkundig correct verwerkte kosten zijn bijgevolg ook fiscaal aftrekbaar in het jaar dat ze door de vennootschap werden gedragen of betaald (Antwerpen, 3 april 2001, Fisc. Act., 2002/15).

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 13 mei 2004.