B.T.W. CONTROLEUR MAG SNUFFELEN IN KASTEN

Binnen fiscalibus werd totnogtoe algemeen aangenomen dat de fiscus bij een controle geen zoekrecht heeft zodat hij niet mag op zoek gaan naar documenten in de beroepslokalen van de belastingplichtige. Maar het Hof van Cassatie nuanceert deze regel voor B.T.W. ambtenaren.

De BBI controleert in 1993 onaangekondigd een controle van een houtbedrijf. Ze vinden daarbij notaboekjes. In die notaboekjes staan een resem gegevens die aantonen dat het houtbedrijf fictieve facturen opstelde en sommige verkopen niet als omzet had aangegeven. Het lukte de BBI de notaboekjes te pakken te krijgen. Maar volgens de feiten zou het zo zijn dat de BBI zelf de boekjes uit de bureauladen haalde en daarna de secretaresse van de bedrijfsleider om uitleg vroegen. De notaboekjes werden dus niet door de belastingplichtige overhandigd aan de BBI. De BBI haalde ze zelf uit de bureauladen. Op basis van dit feit oordeelde zowel de raadkamer als de kamer van inbeschuldigingstelling dat de BBI ambtenaren geen zoekrecht hebben. Zij mogen enkel de stukken inzien die ze krijgen van de belastingplichtige.

De procureur-generaal vond het oordeel van de kamer van inbeschuldigingstelling niet terecht en stapte naar Cassatie (Cassatie, 16 december 2003, NJW, 2004, p. 738). Centrale vraag was uiteraard of de controleur kasten en schuiven mag opendoen en doorzoeken om er de documenten uit te halen waarvan hij of zij vindt dat ze nodig zijn om de belastingtoestand te onderzoeken? Om op die vraag een antwoord te geven, vertrekt het hof van art. 61, § 1, eerste lid W.B.T.W. Elke BTW-belastingplichtige moet de boeken, facturen en andere stukken, die hij conform de B.T.W. wetgeving moet bewaren, ter inzage voorleggen zodat de fiscus de juiste heffing van de belasting kan nagaan. Dit artikel, dat ook bestaat binnen het Wetboek Inkomstenbelastingen, laat dus enkel toe dat de fiscus de stukken die door de belastingplichtige worden overhandigd, controleert. Hij mag er zelf niet naar op zoek gaan. Maar daarmee is de kous niet af. In het B.T.W. wetboek staat nog een tweede artikel. Art. 63, eerste lid, 1° W.B.T.W. stelt dat elke B.T.W.-belastingplichtige aan de B.T.W. inspecteurs op elk tijdstip en zonder voorafgaande verwittiging, vrije toegang moet verlenen tot de ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend om hen in staat te stellen de boeken en stukken te onderzoeken die zich daar bevinden. Beide artikelen moeten volgens Cassatie afzonderlijk gelezen worden zodat de fiscus volgens het tweede artikel het recht heeft na te gaan welke boeken en stukken zich bevinden in de ruimte waar de activiteit wordt uitgeoefend alsook de boeken en stukken die zij aldaar aantreffen, te onderzoeken, zonder voorafgaand om de voorlegging van de stukken te moeten verzoeken. Meteen gooit Cassatie de stok in het hoenderhok. Totnogtoe werd zo goed als steeds aangenomen dat de fiscus enkel de boeken en stukken kon vragen aan de belastingplichtige. Gaf deze de stukken niet, dan kon de controleur ze zelf niet nemen. Nu wijzigt Cassatie deze stelling. In de wet staat dat de ambtenaren de vrije toegang hebben tot de ruimten waar de belastingplichtige zijn activiteit uitoefent. Die vrije toegang betekent dus volgens Cassatie dat de fiscus de hele inboedel mag doorzoeken. De facto krijgt de fiscus hier de mogelijkheid tot een huiszoeking in de bedrijfslokalen zonder dat daar een onderzoeksrechter aan te pas komt die als onafhankelijk rechter tussen overheid en burger oordeelt of dit middel wel noodzakelijk is. Een ambtenaar kan eigenmachtig beslissen tot een huiszoeking. Merkwaardig. Een arrest dat de controles grimmiger zal maken.

Maar de vraag is of deze regel ook geldt inzake de directe belastingen. Cassatie beantwoordt deze vraag ontkennend. Art. 319, eerste lid W.I.B. 1992 verleent aan de ambtenaren van de directe belastingen geen vrije toegang tot de beroepslokalen om de boeken en stukken te onderzoeken die zich daar bevinden. Inzake directe belastingen dient die vrije toegang enkel om de ambtenaren de mogelijkheid te geven de aard en de belangrijkheid van de werkzaamheden vast te stellen en het bestaan, de aard en de hoeveelheid na te zien van de voorraden en voorwerpen van alle aard welke die personen er bezitten of er uit enigen hoofde onder zich hebben, met inbegrip van de installaties en het rollend materieel. Dus met “voorwerpen van alle aard” worden geen boekhoudstukken bedoeld volgens Cassatie. Dat lijkt op het eerste gezicht goed nieuws. De mogelijkheid tot de facto huiszoeking zou dus beperkt zijn tot de B.T.W. Maar via art. 327 W.I.B. 1992 kunnen de ambtenaren van de directe belastingen aan hun collega’s van de B.T.W. alle in hun bezit zijnde inlichtingen vragen. Dus via deze omweg kan een controleur personenbelasting toch in het bezit komen van de stukken die zijn B.T.W. collega heeft bemachtigd via een zoektocht in de lokalen van de belastingplichtige.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 17 juni 2004.