VRUCHTGEBRUIK VAN 10 JAAR TE KORT

Vruchtgebruik is een recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder de verplichting de zaak zelf in stand te houden. Dit stuk uit het burgerlijk wetboek heeft niet weinig belastingplichtigen ertoe aangezet een fiscaal mooie constructie op te zetten. Maar de rechtbank te Brugge ziet dat niet zitten bij een vruchtgebruik beperkt tot 10 jaar.

Neem een echtpaar dat op het punt staat een bestaand pand te kopen. Zelf kopen ze de blote eigendom. Hun vennootschap koopt het vruchtgebruik voor een bepaalde periode. Niet zelden is dat in de praktijk 15 jaar. Als de volle eigendom van het pand 100 is, zegt de fiscus in een recente “ruling” dat de vennootschap in dat geval 80 moet betalen en de blote eigenaar 20 (krant 10.06.2004). De vennootschap kan het vruchtgebruik afschrijven over de looptijd. Zo slaagt het echtpaar er in de 80 kosten van de aankoop van het pand ten laste te leggen van de vennootschap.

Zo’n geval werd onlangs behandeld door de rechtbank te Brugge (Rb. Brugge, 22 juni 2004, nog niet gepubliceerd). Enig verschil bestond er in dat het vruchtgebruik maar een looptijd van 10 jaar had. Wat dus 5 jaar korter is dan in de “ruling” van de fiscus. De controleur ziet deze constructie niet zitten. Die stelt dat de enige reden waarom de constructie is opgebouwd, van fiscale aard is. Partijen hebben gekozen hun vennootschap het vruchtgebruik te laten kopen om alzo een pak kosten van zich af te schuiven. Als het enige motief van fiscale aard is en de belastingplichtige dus geen rechtmatige economische of financiële behoefte kan voorleggen, mag de fiscus artikel 344, § 1 W.I.B. 1992 toepassen. Dat artikel laat de fiscus toe de juridische kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte alsook aan afzonderlijke akten die een zelfde verrichting tot stand brengen, te wijzigen. Vandaar dat de controleur het vruchtgebruik herkwalificeerde in een aankoop van de volle eigendom door het echtpaar gevolgd door een verhuring voor 10 jaar aan hun vennootschap. Daarmee vangt de fiscus meteen twee vliegen. De 80 procent die de vennootschap betaalde voor het vruchtgebruik wordt nu belast als huur bij het echtpaar. Maar als een bestuurder een pand verhuurt aan een vennootschap waar hij die functie uitoefent, mag de huurprijs niet meer bedragen dan 5,75 keer het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen. Is dat wel het geval, dan wordt het “overdreven” deel belast als beroepsinkomsten met hoge belastingen en dito sociale bijdragen.

De belastingplichtigen zijn het daar niet mee eens en stappen naar de rechtbank. De rechter stelt dat een juridische kwalificatie het resultaat is van een logische redenering waarbij vertrokken wordt van objectieve feiten. Die zijn volgens de rechter dat het echtpaar het beschikkingsrecht als blote eigenaar (het recht de appartementen te verkopen) krijgt van de appartementen en de vennootschap 10 jaar lang het genotsrecht heeft. Deze objectieve feiten kunnen volgens de rechter evengoed in een verwerving in volle eigendom door het echtpaar met vervolgens verhuring aan de vennootschap gegoten worden. De rechtbank stelt dat het echtpaar juist voor een vruchtgebruik koos om de belasting als beroepsinkomen op de “overdreven” huur te vermijden. De rechter erkent wel dat er juridische verschillen bestaan tussen vruchtgebruik en huur. Maar binnen de korte looptijd van het vruchtgebruik (10 jaar) zijn die verschillen te verwaarlozen.

Meest belaste weg

Straffe taal. Volledig in tegenstrijd met de voorbereidende werken en arresten van het Hof van Beroep te Gent. Een herkwalificatie kan enkel als de door de partijen gestelde akte(n) op verschillende manieren juridisch kunnen worden gekwalificeerd. Bij een herkwalificatie moet de juridische realiteit die de belastingplichtige tot stand heeft gebracht, worden gerespecteerd. Uitsluitend de juridische kwalificatie van de akte mag worden gewijzigd. Niet de inhoud en de gevolgen van de door de belastingplichtige gekozen akte. Alle feitelijke en juridische gevolgen van de verwezenlijkte akte moeten worden geëerbiedigd. De rechter erkent de verschillen, maar veegt die van tafel enkel en alleen omdat het vruchtgebruik te kort zou zijn. Dit kan niet. Huur en vruchtgebruik verschillen wezenlijk. Zo kan op een vruchtgebruik een hypotheek genomen worden, op een huur niet. Dat het vruchtgebruik maar een korte looptijd heeft, doet daar niets van af. Het vonnis is trouwens op een ander vlak merkwaardig. De rechter lijkt aan te nemen dat hij voor “de meest belaste weg” mag kiezen bij zijn herkwalificatie. Als het echtpaar niet had gekozen voor een vruchtgebruikconstructie, zou ze simpel de appartementen aangekocht en rechtstreeks verhuurd hebben. De belastbare basis wordt aldus simpel overgelaten aan de fiscus al naargelang diens inzicht en aldus in realiteit volgens een discretionaire beoordeling. Volgens de grondwet kunnen belastingen enkel ingevolge een wet. Vandaar dat een Antwerpse rechter aan het Arbitragehof heeft gevraagd of artikel 344, § 1 W.I.B. 1992 de grondwet niet schendt. Het echtpaar heeft intussen beroep aangetekend tegen dit vonnis.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 30 september 2004.