LAGE VOORHEFFING BLIJFT BEHOUDEN NA KAPITAALVERHOGING MET RESERVES

Heel wat ik-bvba's die maar één vennoot hebben, moeten uiterlijk op 02.08.2005 hun gestort kapitaal verhogen tot minimum 12.400 EUR. De bijkomende 6.200 EUR wordt niet steeds in geld gestort. Soms gebeurt dat door een inbreng in natura van een schuldvordering of het incorporeren van belaste reserves. Wordt de roerende voorheffing op dividenduitkeringen dan meteen 25 procent in plaats van 15 procent? De fiscus en minister REYNDERS vinden van niet.

Dividenduitkeringen zijn dure operaties. Een dividend is geboekte winst die wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. Op de winst die in aanmerking komt voor dividenduitkering, moet eerst de normale vennootschapsbelasting betaald worden. Vanaf aanslagjaar 2004 is dat maximaal 33,99 procent. Wie een winst vóór belastingen behaalt van 100, dient daarop dus 33,99 vennootschapsbelasting te betalen. Als de vennootschap dan de resterende 66,01 wil uitkeren aan een aandeelhouder natuurlijk persoon, dient de vennootschap op het uit te keren bedrag, roerende voorheffing in te houden. Die bedraagt voor dividenden in principe 25 procent (art. 269, eerste lid, 2° W.I.B. 1992). Als een vennootschap de winst na belasting van 66,01 wil uitkeren, moet ze daarop eerst 16,50 roerende voorheffing inhouden en meteen betalen aan de fiscus. De aandeelhouder ontvangt dan netto 49,51. Al bij al een behoorlijke belasting van alles samen 50,49 procent. Niet weinig. De aandeelhouder moet dan wel de ontvangen 49,51 niet meer aangeven in zijn aangifte in de personenbelasting. Als de roerende voorheffing betaald is op het dividend, moet verder geen belasting betaald worden. Maar dat is een magere troost.

Dividenduitkeringen worden dus zwaar belast. Vandaar dat de wetgever een aantal wettelijke initiatieven heeft genomen om een dividenduitkering wat aantrekkelijker te maken. Het fameuze K.B. 15 begin de jaren 80 was daar een schitterend voorbeeld van. Op een uitgekeerd dividend diende helemaal geen vennootschapsbelasting betaald te worden. Dus dat scheelde een serieuze slok op de borrel. Maar dat systeem bestaat al lang niet meer. Midden de jaren negentig voerde de toenmalige regering wel een roerende voorheffingtarief in op dividenden van 15 procent (art. 269, derde lid W.I.B. 1992). Tien procent lager dan het normale tarief. Maar om dat lagere tarief te krijgen, moeten een aantal strikte voorwaarden gevolgd worden. Wat KMO vennootschappen betreft, moet het gaan om dividenden op aandelen die, vanaf hun uitgifte ofwel op naam zijn ofwel in België in open bewaargeving zijn gegeven. Bovendien dienen die aandelen uitgegeven te zijn vanaf 01.01.1994 ter vertegenwoordiging van maatschappelijk kapitaal dat overeenstemt met inbrengen in geld. Tevens mogen de aandelen waarop de dividenden betrekking hebben geen enkel voorrecht krijgen in vergelijking met de andere door de vennootschap uitgegeven aandelen. Aan de nieuwe aandelen een bevoorrecht dividend toekennen of een hoger dividend laten genieten dan de "oude" aandelen, is dus uit den boze. Als vennootschappen na 31.12.1993 hun kapitaal verminderen, worden de doorgevoerde kapitaalverhogingen slechts in aanmerking genomen in de mate dat zij meer bedragen dan die kapitaalverminderingen. Zo wordt vermeden dat de vennootschappen eerst hun kapitaal verhogen om op dat nieuwe kapitaal het lage tarief te krijgen om meteen daarna een kapitaalvermindering door te voeren van het "oude" kapitaal. Zo zou enkel kapitaal overblijven dat van het lage tarief zou genieten. Deze regel geldt evenwel niet als de kapitaalverminderingen beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Dat is onder meer het geval als de kapitaalverminderingen worden gebruikt om verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren of om onbeschikbare reserves aan te leggen.

Schuldvordering

In deze hele regeling valt op dat het in elk geval moet gaan om kapitaal dat volstort is in geld. Kapitaal gevormd door incorporatie van andere bestanddelen van het eigen vermogen zoals reserves met uitgifte van nieuwe aandelen, komen duidelijk niét in aanmerking voor het lagere roerende voorheffingtarief. Maar komt kapitaal gevormd door een inbreng in natura in aanmerking voor het verlaagde roerende voorheffingtarief? Een inbreng in natura is immers bij uitstek geen inbreng in geld. In zijn commentaar bouwt de fiscus een mooie tolerantie in. Aandelen die voortkomen uit de omzetting van een schuldvordering (ongeacht de vorm ervan) worden aangemerkt als aandelen ter vertegenwoordiging van een inbreng in geld (Com.I.B., 261/103). Wat betekent dat de volstorting van kapitaal door een simpele overboeking van een schuld van de vennootschap aan de vennoot, in aanmerking kan komen. Ook een inbreng in natura komt in aanmerking. Maar dan moet de inbreng in natura betrekking hebben op de omzetting in kapitaal van een lening in geld van een vennoot aan de vennootschap. Is het bijvoorbeeld een inbreng in natura van een gebouwd onroerend goed, dan zal dat kapitaal niet in aanmerking komen. Dus wie de 6.200 EUR bijkomend kapitaal geeft via zo'n overboeking of inbreng in natura van een schuldvordering, zal kunnen blijven genieten van het verlaagd tarief van 15 procent.

Reserves

Vorige week voegde minister REYNDERS daar een mooie uitzondering aan toe. Hoe zit het als nu als die 6.200 EUR extra volstort kapitaal wordt gevormd door reserves te incorporeren? Reserves zijn niets anders dan niet uitgekeerde winsten uit het verleden. Dus dat is geen inbreng in geld. De minister vindt dat in zo'n geval de toepassing van het verlaagd tarief van 15 procent roerende voorheffing behouden blijft op voorwaarde dat de kapitaalverhoging gebeurt zonder uitgifte van nieuwe aandelen (CRIV 51 COM 532). Logisch, vermits fiscaal reserves, reserves blijven. Ook al zitten ze in kapitaal. Deze redenering geldt dus mutatis mutandis ook voor de verhoging van het kapitaal van bvba's tot 18.600 EUR om hun statuten aan te passen aan de nieuwe euro bedragen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 24 maart 2005.