DE COMPENSATIES VOOR DE NOTIONELE INTEREST-AFTREK

Intussen is genoegzaam bekend dat de regering een aftrek voor risicokapitaal of notionele interestaftrek invoert vanaf aanslagjaar 2007. Maar om het budget in evenwicht te houden, worden bestaande fiscale stimulansen afgeschaft. Een overzicht.

Deze notionele interestaftrek komt er grosso modo op neer dat vennootschappen een extra aftrek krijgen op basis van een gecorrigeerd eigen vermogen. Zo wordt de boekwaarde van bestanddelen die als belegging worden gehouden en die door de aard ervan niet bestemd zijn om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen, uitgesloten. Voor de hand liggende voorbeelden zijn juwelen, edele metalen en kunstwerken die de vennootschap passief bezit, zonder dat zij rechtstreeks of onrechtstreeks dienen voor het uitoefenen van een economische activiteit die door de vennootschap effectief wordt verricht. Maar dat zal uiteraard aanleiding geven tot flinke discussies. Als een vennootschap haar inkomhal versiert met een mooi kunstwerk of zo'n schilderij hangt in het bureau van de CEO, is het maar de vraag of de boekwaarde ervan in min moet van het eigen vermogen. In dat geval wordt dat schilderij toch minstens onrechtstreeks gebruikt voor het uitoefenen van een economische activiteit? Van dat eigen vermogen moeten ook onroerende goederen of andere zakelijke rechten afgetrokken worden die een zaakvoerder, bestuurder of vereffenaar van de vennootschap gebruikt. Die uitsluiting geldt ook als hun echtgeno(o)t(e) of hun kinderen (in de regel tot ze 18 zijn) het gebruik ervan hebben. Op die wijze verhindert de wetgever dat de aftrek voor risicokapitaal zou gelden voor dat deel van het eigen vermogen dat gebruikt wordt om een villa te bouwen met de vennootschap of pakweg een vruchtgebruik te financieren.

Drie jaar onbeschikbaar

Op dat gecorrigeerd eigen vermogen wordt de OLO interestvoet toegepast om zo een extra belastingkorting te becijferen. Stel dat die OLO op 31.12.2005 3,7 procent noteert en het gecorrigeerd eigen vermogen 100.000 EUR is, dan zal de vennootschap een extra aftrek op het belastbaar inkomen genieten van 3.700 EUR. Kleine vennootschappen krijgen daar 0,5 procent bovenop zodat de aftrek in het voorbeeld 4.200 EUR wordt. Heeft een vennootschap onvoldoende belastbaar inkomen om deze aftrek op te compenseren, dan wordt de voor dat belastbaar tijdperk niet verleende vrijstelling achtereenvolgens overgedragen op de winst van de zeven volgende jaren. Het bedrag van de notionele interestaftrek moet echter drie jaar lang op een afzonderlijke onbeschikbare rekening van het passief worden geboekt. Wat praktisch wil zeggen dat in ons voorbeeld de 3.700 EUR gedurende drie jaar nadat ze werd verkregen, niet in aanmerking mag komen om als dividend uitgekeerd te worden.

Compensaties

Maar om deze nieuwe fiscale stimulans mogelijk te maken, worden een aantal bestaande fiscale stimuli opgedoekt. Een KMO vennootschap kon bij een kapitaalverhoging met contant geld een belastingkrediet krijgen. Die extra aftrek bedroeg 7,5 procent van het in geld gestort kapitaal met een maximum van 19.850 EUR. Die aftrek verdwijnt met ingang van aanslagjaar 2007. Zondermeer logisch. Zoniet zou men voor een zelfde kapitaal tot tweemaal toe een aftrek kunnen genieten.

Erger is dat binnen de vennootschapsbelasting vanaf aanslagjaar 2007 ook de gewone investeringsaftrek verdwijnt. Binnenlandse vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan de helft toebehoren aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen, en die geen deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort, konden op nogal wat nieuwe investeringen een extra aftrek krijgen van 3 procent. Kocht een vennootschap een nieuwe machine van 50.000 EUR, dan kreeg de vennootschap een extra aftrek van 1.500 EUR op haar belastbaar inkomen. Zelfs al was de machine betaald met een banklening. Ook de gespreide investeringsaftrek verdwijnt. Had de vennootschap op de eerste dag van het belastbaar tijdperk minder dan 20 werknemers in dienst, dan kreeg de vennootschap voor haar investeringen 10,50 procent extra aftrek. Niet meteen, maar berekend over de afschrijvingen die elk boekjaar werden geboekt. De notionele investeringsaftrek geeft maar 4,2 procent voor een KMO. Maar daar moet meteen bijgezegd worden dat die dan wel elk jaar geldt. Betaalde een vennootschap de machine met een bankkrediet, dan zal de notionele interestaftrek niets opleveren. Wat meteen duidelijk maakt dat jonge groei KMO's die geen andere keus hebben dat te werken met bankkredieten, duidelijk slechter af zijn. En die bedrijven hebben het al zo moeilijk. Gelukkig blijven de "speciale" investeringsaftrekken (voor octrooien, R&D, rationeler energieverbruik en beveiliging) onverkort bestaan.

De investeringsreserve blijft wel overeind. Die komt er op neer dat fiscale KMO's de helft van hun gereserveerde winst belastingvrij mogen houden met een maximum van 18.750 EUR. Maar de combinatie van én notionele intrestaftrek én investeringsreserve is uit den boze. Een KMO zal dus moeten kiezen. Kiest de vennootschap voor de investeringsreserve, dan geldt die keuze meteen ook voor de volgende twee belastbare tijdperken.

Tot slot wordt ook de fiscale berekening van meerwaarden gewijzigd. Let op: niet enkel voor meerwaarden op aandelen. Het centrale artikel binnen het wetboek wordt aangepakt. Fiscaal is voortaan een verwezenlijkte meerwaarde gelijk aan het positieve verschil tussen de ontvangen vergoeding of verkoopwaarde bij vervreemding verminderd met de verkoopskosten en de boekwaarde van een actief. De toevoeging van "verminderd met de verkoopskosten" is nieuw. Stel dat een vennootschap aandelen heeft met een fiscale boekwaarde van 100. Ze worden verkocht voor 500 maar het advocatenkantoor dat de overeenkomst uitschreef, stuurt een ereloonnota van 30. Vroeger was de vrijstelbare meerwaarde 400 en kon de vennootschap de 30 kosten aftrekken van andere belastbare winst of desnoods als overdraagbaar fiscaal verlies naar volgende belastbare tijdperken uitstellen. Vanaf aanslagjaar 2007 zal de vrijstelbare meerwaarde maar 370 zijn. Wie aandelen wil verkopen, doet dat dus best nog in een boekjaar dat verbonden is aan het aanslagjaar 2006.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 31 maart 2005.