NIEUWE FISCALE REGELS BIJ FAILLISSEMENT EN GERECHTELIJK AKKOORD

Van zodra een klant failliet gaat of een gerechtelijk akkoord bekomt, kon een leverancier soms jaren wachten op het fiscaal kunnen recupereren van het verloren geld. Via een nieuwe wet kan de leverancier meteen de niet betaalde vordering fiscaal aanwenden.

Van zodra een B.T.W.-belastingplichtige een verkoopfactuur uitschrijft, moet hij de B.T.W. op die factuur doorstorten naar de B.T.W.-ontvanger bij de eerstvolgende B.T.W.-aangifte. Of de klant tegen dat tijdstip de factuur al betaald heeft, speelt geen rol. De overheid moet meteen het geld hebben. Bij een faillissement van de klant weegt dat dubbel. De klant zal zo goed als steeds nooit betalen, maar de B.T.W. op die factuur die nooit zal worden betaald, is al bij de overheid. Tot voor kort diende de leverancier in zo'n geval formeel te wachten tot de sluiting van het faillissement. Dat kan jaren duren. Wat zou betekenen dat de ondernemer pas na jaren zijn reeds betaalde B.T.W. kan terugkrijgen. Vandaar dat de B.T.W.-administratie een tolerantie inbouwde. Indien de schuldeiser een attest van de curator krijgt waarin voor de ingediende aangifte van schuldvordering het bedrag vermeld staat dat met zekerheid mag worden beschouwd als volledig verloren, aanvaardde de administratie dat het verlies tot dat bedrag vaststaat vanaf het ogenblik van de uitreiking van dit attest (B.T.W. Commentaar, 77/173). Maar een curator wacht vaak geruime tijd om een attest te schrijven. Hij wil echt juridisch zeker zijn dat niets zal kunnen betaald worden alvorens hij een attest uitreikt. Zo mist de ondernemer toch nog vaak een aantal jaar zijn reeds betaalde B.T.W.

Deze regels wijzigen nu ingrijpend. Via een wetsvoorstel van de hand van Jan STEVERLYNCK (CD&V) zal de leverancier sneller zijn B.T.W. terugkrijgen bij een faillissement. Dit voorstel werd intussen wet en verscheen in het Belgisch Staatsblad van 20.04.2005. De vordering tot teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop de oorzaak van teruggaaf zich voordoet. Als de schuldvordering van de prijs geheel of ten dele verloren is gegaan door een faillissement, ontstaat de vordering tot teruggaaf voortaan op de datum van het vonnis van faillietverklaring. Wat impliceert dat van zodra dat vonnis is geveld, de leverancier in zijn eerstvolgende B.T.W.-aangifte de totale B.T.W. op zijn niet betaalde verkoopfactuur kan terugvorderen van de B.T.W.-administratie.

Maar de nieuwe wet regelt niet alleen de teruggaaf bij faillissement. Ook het gerechtelijk akkoord wordt in de nieuwe regeling bekeken. Bij een gerechtelijk akkoord wordt een herstelplan opgemaakt. In dat herstelplan wordt in de praktijk steeds gevraagd dat de schuldeisers een stuk van hun vordering laten vallen. Tot vóór de inwerkingtreding van deze nieuwe wet was de regel dat zo'n schuldeiser de verloren B.T.W. pas kon recupereren nadat het gerechtelijk akkoord integraal tot een goed einde is gebracht of de curator van een eventueel navolgend faillissement een attest heeft uitgevaardigd waaruit blijkt dat de vordering definitief verloren is. De nieuwe wet voorziet in de onmiddellijke recuperatie van de B.T.W. op de datum van de definitieve opschorting van de schuldverminderingen die in het herstelplan zijn opgenomen. Dat wil zeggen dat de verloren B.T.W. meteen kan teruggevorderd worden van zodra de Rechtbank van Koophandel het herstelplan aanvaardt.

Maar wat als achteraf toch een stuk van de vordering wordt gerecupereerd? Wanneer de leverancier bij faillissement van zijn klant de B.T.W. wil recupereren, moet hij een "verbeterend stuk" of creditnota uitreiken en aan zijn klant geven met vermelding van het bedrag van de hem teruggegeven belasting. Hierdoor is de failliete klant in principe deze B.T.W. opnieuw verschuldigd aan de Staat als hij de B.T.W. op de oorspronkelijke factuur in aftrek heeft gebracht. Stel dat nadien door de goede zorgen van de curator van het faillissement of omdat de gefailleerde opnieuw vermogend is geworden, toch een stuk van de vordering kan betaald worden. Dan moet de leverancier zelf ook de B.T.W. die hij uiteindelijk toch nog ontvangt, doorstorten aan de fiscus. Dit klopt allemaal maar als de klant de factuur nooit betaalt. Stel dat de vordering 1.210,00 EUR (1.000,00 EUR + 210,00 EUR B.T.W.) groot is. Bij faillissement zal de leverancier 210,00 EUR B.T.W. meteen kunnen terugvorderen van de fiscus. Hij zal dan een creditnota uitreiken zodat zijn gefailleerde klant in principe 210,00 EUR B.T.W. moet terugstorten aan de fiscus. Stel nu eens dat uiteindelijk toch nog 121,00 EUR (100,00 EUR + 21,00 EUR B.T.W.) betaald wordt, hoe gaat de klant (of de curator van het faillissement) dan de 21,00 EUR uiteindelijk toch betaalde B.T.W. kunnen recupereren?

Naast de B.T.W.-regeling, wordt ook binnen het Wetboek Inkomstenbelastingen een regeling ingebouwd voor het gerechtelijk akkoord. Van zodra een definitieve opschorting van betaling is bekomen kan een leverancier voortaan een aftrekbare waardevermindering boeken die fiscaal zal aanvaard worden en dit gedurende de belastbare tijdperken dat die definitieve opschorting van kracht is. Volledigheidshalve stippen we aan dat dergelijke regeling op het vlak van de Directe Belastingen al wel bestond bij een faillissement.

Al bij al een mooie regeling. Voortaan wordt een ondernemer snel geholpen bij een faillissement of gerechtelijk akkoord van één van zijn klanten. Deze nieuwe wet voorziet niet in een eigen inwerkingtreding. Dus geldt de algemene regel dat hij van kracht wordt tien dagen na publicatie. Dat is dus vanaf 30.04.2005.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 28 april 2005.