NOTIONELE INTEREST GOEDGEKEURD IN KAMER-COMMISSIE

De notionele intrestaftrek is in zeven haasten gestemd in de Kamercommissie. Om de basis te berekenen moet het eigen vermogen op het eind van het vorig boekjaar gecorrigeerd worden op tien punten. Maar volgens de tekst van de wet moet rekening worden gehouden met de wijzigingen gedurende het boekjaar zelf. Dat lijkt dus ook te moeten voor het eigen vermogen zelf. Maar de minister vindt alvast van niet.

De aftrek voor risicokapitaal, beter bekend als notionele interestaftrek, is intussen goedgekeurd in de Kamercommissie voor de Financiën en de Begroting (DOC 51 1778/004). Deze maatregel wil vennootschappen vanaf aanslagjaar 2007 een fiscale beloning geven voor het opgebouwde eigen vermogen. Daartoe zal een extra fiscale aftrek ontstaan ten belope van de OLO rentevoet op het eigen vermogen. Die zal bepaald worden op het einde van dit jaar. De regering heeft de berekeningen uitgevoerd met een tarief van 3,5 procent. Dus als het boekhoudkundig eigen vermogen 100.000 EUR bedraagt, zal zo'n belastingplichtige een korting op de belastbare basis krijgen van 3.500 EUR. Gaat het om een kleine vennootschap, dan wordt dat zelfs 4.000 EUR vermits een kleine vennootschap een half procent extra krijgt.

Alhoewel vertrokken wordt van het boekhoudkundig eigen vermogen van het eind van het vorige belastbare tijdperk, moet dat op tien punten gecorrigeerd worden (zie tabel). Voor een vennootschap met een boekjaar dat samenvalt met het kalenderjaar zal het eigen vermogen op 31.12.2005 de vertrekbasis zijn. Maar daarmee is de kous niet af. Neem aan dat de vennootschap op 31.12.2005 een eigen vermogen heeft van 100.000, 3.000 herwaarderingsmeerwaarden boekte en 17.000 aandelen bezit binnen de Financiële vaste activa. Het gecorrigeerd eigen vermogen bedraagt dan 80.000. Juist omwille van het feit dat dit de situatie is op het einde van het vorige belastbare tijdperk, zal tevens rekening moeten gehouden worden met de wijzigingen die deze bestanddelen hebben ondergaan in het belastbare tijdperk zelf. Aldus wordt het in aanmerking te nemen risicokapitaal naar gelang van het geval, vermeerderd of verminderd met het bedrag van deze wijzigingen, berekend als gewogen gemiddelde en waarbij de wijzigingen geacht worden te hebben plaatsgevonden de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin ze zich hebben voorgedaan. Neem aan dat op 30.06.2006 het kapitaal van de vennootschap met 20.000 wordt verhoogd via inbreng in geld, dan stijgt de aanvankelijke 80.000 met 10.000 (20.000 x 6/12) zodat het gecorrigeerd bedrag eindigt op 90.000 waarop dan de OLO kan toegepast worden.

Tabel

Eigen vermogen

Deze pro rata regel zal voor heel wat moeizaam rekenwerk zorgen. Tijdens de bespreking in de Kamercommissie stelde de minister dat voor dergelijke aanpak werd gekozen om eventuele manipulaties te voorkomen, waarbij bepaalde ondernemingen het eigen kapitaal doen variëren om bij de opening van de balans een hogere berekeningsbasis te verkrijgen. Die maand-per-maand berekening bracht sommige volksvertegenwoordigers ertoe de minister te vragen of dat ook moet gebeuren voor de reserves en het overgedragen resultaat. Die behoren immers ook tot het eigen vermogen en dus vallen ze onder de pro rata regel. Neem aan dat het gereserveerd resultaat over boekjaar 2006 van 30.000 behaald wordt en dat dit kan toegewezen worden aan de maand maart voor 10.000 en in september voor 20.000. Moet dan in ons voorbeeld de 90.000 verhoogd worden met 7.500 (10.000 x 9/12) en 5.000 (20.000 x 3/12)? Sommige volksvertegenwoordigers concludeerden dat een vennootschap die de notionele interest wil toepassen, aldus maandelijks een balans zal moeten maken om de evolutie van de reserves en het overgedragen resultaat te volgen en dus een juiste berekening te kunnen maken. Maar REYNDERS haastte zich te zeggen dat de pro rata regel de vermogensbestanddelen beoogt en dan voornamelijk de aankoop en verkoop van aandelen, en dus niet het dagelijks resultaat van de onderneming. De vraag is hier of de reserves en het overgedragen resultaat door het resultaat behaald in het boekjaar, in de loop van dat boekjaar zelf muteren. Men zou de stelling kunnen verdedigen dat de verhoging ervan met het resultaat van het boekjaar pas gebeurt op het einde van het boekjaar door de resultaatverdeling beslist door de algemene vergadering en dus niet tijdens het boekjaar. Maar een duidelijker standpunt van de minister is hier wenselijk.

Waarmee aangetoond is dat de notionele interestaftrek nog voor heel wat interpretatieproblemen zal zorgen. Om nog niet te spreken over de interpretatie van de verminderingen van het eigen vermogen met "de netto boekwaarde van de materiële vaste activa of gedeelten ervan in zover de erop betrekking hebbende kosten op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen" en "de boekwaarde van de bestanddelen die als belegging worden gehouden en die door de aard ervan niet bestemd zijn om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen". Eén ding is zeker: de regering heeft dit wetsontwerp te snel door de commissie willen jagen. Tot een ernstige bespreking is het niet kunnen komen. De interpretatieproblemen zullen niet gering zijn.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 2 juni 2005.