HANDGIFT AANDELEN MET VOORBEHOUD VRUCHTGEBRUIK MOEILIJK TE BEWIJZEN
Ondanks de lage belasting op schenkingen van aandelen, blijven heel wat ondernemers in het kader van opvolging via een eenvoudige handgift schenken. Niet zelden schenken de ouders daarbij enkel de blote eigendom en houden zelf het vruchtgebruik. Maar het bewijs van zo'n handgift is niet evident.
Giften van hand tot hand zijn schenkingen door de loutere overhandiging van het voorwerp van de schenking. Vermits het geschonken goed van hand tot hand moet overgedragen worden, kan deze schenkingsvorm enkel toegepast worden voor lichamelijke roerende goederen. Dat zijn materiële roerende goederen en goederen waarvan het recht in de titel is geïncorporeerd zoals bankbriefjes, titels aan toonder en cheques aan toonder. Het interessante aan een handgift is dat zij vrij zijn van elk registratierecht (schenkingsrecht). Daarbovenop zijn zij in principe vrij van successierechten. Maar dan moet de schenker wel nog dag op dag drie jaar blijven leven na de schenking. De goederen waarover de afgestorvene (kosteloos) beschikte gedurende drie jaren vóór zijn overlijden, worden immers geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap (art. 7 W.Succ.). Niets belet dat de handgift zou bevestigd worden in een (notariële) akte die ter registratie wordt aangeboden waarbij de begunstigde erkent de schenking ontvangen te hebben. Maar alsdan zijn schenkingsrechten verschuldigd (art. 131 W.Reg.). Sinds 2004 zijn die voor roerende goederen flink gedaald. Voor schenkingen in de rechte lijn en tussen echtgenoten bedraagt het tarief 3 procent. Schenkingen aan andere personen kunnen voor 7 procent. Als de schenking met betaling van dit fiscaalvriendelijk recht gebeurt, mag de schenker meteen daarna overlijden. Eenmaal de notariële akte is verleden, blijven de geschonken roerende goederen buiten de successie. Ook al leeft de schenker niet meer de volle drie jaar. Dus lijkt dit een pleidooi pro deo om voortaan te schenken via notariële akte.
Maar procenten zijn gevaarlijk. Het is onmiskenbaar zo dat 3 procent echt wel weinig is. Maar als je dat moet betalen op een behoorlijk bedrag, wordt die drie procent vertaald in een uit de kluiten gewassen bedrag. Neem aan dat een familie een mooie werkvennootschap bezit. Die waarde van de aandelen wordt geraamd op 2,5 mln. EUR. Die aandelen schenken aan de kinderen aan drie procent via een notariële akte betekent het betalen van een schenkingsrecht van 75.000 EUR. In het vooruitzicht van een aangekondigd overlijden zal een familie dat wel willen betalen. Maar in een normale opvolgingsproblematiek zal men er zo goed als steeds van uitgaan dat vader en moeder nog wel drie jaar zullen blijven leven. Dus wordt toch nog massaal gekozen voor de loutere handgift. Die kan gratis. Terloops mag gesteld worden dat Vlaanderen nog een ander systeem heeft om vennootschappen vrij te laten overgaan naar de volgende generatie (art. 60bis W.Succ.). Maar dan moet de vennootschap gedurende drie jaar vóór het overlijden minstens vijf voltijdse werknemers hebben tewerkgesteld en moet dat aantal status quo blijven in de vijf jaren volgend op het overlijden. Veelal wacht men niet met de opvolging tot bij een overlijden. Men regelt dat allemaal netjes vooraf. Vandaar dat nog steeds gewerkt wordt met de simpele handgift.
Materiële vergissing
Het probleem met de loutere handgift is dat als vader en/of moeder is overleden het bewijs van de handgift zal moeten geleverd worden. De vraag is dan hoe je bewijst dat zo'n handgift effectief heeft plaatsgevonden. De klassieke weg via een notariële akte wil men net niet om de betaling van schenkingsrechten te vermijden. Dus moet naar een andere methode worden gezocht. De rechtbank te Gent kreeg onlangs zo'n geval voorgeschoteld. Vader en moeder hadden in 1989 een NV opgericht met 262 aandelen waarvan 261 eigen goed waren van de man. Meteen na de oprichting schenkt de man 250 van zijn aandelen aan zijn vrouw met voorbehoud van vruchtgebruik. Om de handgift te bewijzen stelt hij een eenzijdige verklaring op waarbij hij bevestigt dat 250 aandelen aan zijn echtgenote zijn geschonken. Die verklaring laat hij registreren bij de fiscus en betaalt voor die formaliteit het vast recht van 25 EUR. Zo'n eenzijdige verklaring kan vrij van schenkingsrecht. Enkel als uit de ter registratie aangeboden verklaring ook blijkt dat de begiftigde de schenking heeft aanvaard, zijn de schenkingsrechten verschuldigd. In 1999 overlijdt de man. In de aangifte van de successie werden ondanks deze schenking toch nog 131 aandelen vermeld als eigendom van de overleden man. De notaris laat echter aan de fiscus weten dat het hier om een materiële vergissing ging: enkel 11 aandelen dienden bij het actief van de nalatenschap geteld te worden. Maar de fiscus reageert door te vragen naar het bewijs van de daadwerkelijke materiële overhandiging van de aandelen. Vermits het om aandelen aan toonder gaat, is het leveren van dat bewijs niet eenvoudig. Hoe ga je immers een aandeel aan toonder splitsen tussen blote eigendom en vruchtgebruik? De weduwe verklaart dat zij de aandelen steeds bij haar thuis heeft bewaard. De rechtbank vindt dat het probleem hem zit in het bedongen voorbehoud van vruchtgebruik. Daardoor is de hypothese zeer goed mogelijk dat de geschonken aandelen de hele tijd in het bezit van de schenker zijn gebleven die deze nu bezat als vruchtgebruiker en niet meer als volle eigenaar. In de rechtsleer wordt doorgaans aanbevolen terug te grijpen naar de oplossing die erin bestaat een derde (bankier) tussen te schakelen (door de effecten in bewaring te geven op een effectenrekening bij de bankier op naam van de begiftigde) die de last zal uitvoeren en die te goeder trouw zal blijven tegenover de schenker (om bijvoorbeeld de vruchten over te maken aan de vruchtgebruiker). Bovendien bewijst de weduwe niet afdoend de "traditio". Zij trad nooit op met de betrokken aandelen en de bewaring van de aandelen bij haar thuis was evenzo ten huize van haar echtgenoot. Dus besluit de rechter dat de handgift niet bewezen is. Tegen dit vonnis heeft de weduwe hoger beroep aangetekend.
Moraal van dit verhaal is dat bij het opzetten van een handgift van aandelen met voorbehoud van vruchtgebruik bijzonder goed moet nagedacht worden hoe de blote eigendom en het voorbehoud van vruchtgebruik materieel zullen georganiseerd worden. De rechter vindt zelf dat een bank dit goed kan organiseren.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 17 november 2005.