BELASTING BETALEN OP FORFAIT BIJ NIET AANGIFTE
Belastingplichtigen die hun aangifte niet indienen, zijn vaak een last voor belastinginspecteurs. Hoe moeten zij die afvalligen belasten? Midden dit jaar werd een forfaitair systeem ingevoerd om toch wat belasting te kunnen vestigen. Maar de fiscus zegt nu dat de belastingplichtige in dat geval nog altijd de kans krijgt een aangifte in te dienen om belast te worden op zijn echte winst of baat.
Binnen het wetboek inkomstenbelastingen bestaat sinds jaar en dag een systeem om buitenlandse ondernemingen die in België werkzaam zijn, forfaitair te belasten (art. 342, § 2 W.I.B. 1992). Dat systeem wordt gebruikt als een buitenlandse firma geen correcte Belgische boekhouding bijhoudt. In dat geval zal die onderneming voor haar Belgische vestiging geen bewijskrachtige onderbouw kunnen geven voor de winst die ze in ons land realiseert. De fiscus kan dan een beroep doen op een forfaitair systeem dat vastligt bij koninklijk besluit (art. 182 K.B. W.I.B. 1992). De belastbare basis van zo'n vreemde firma wordt dan fictief vastgesteld. Daarbij wordt telkens een winstbedrag bepaald per significante variabele.
De toepasselijke wettelijke bepaling splitst de ondernemingen feitelijk op in twee groepen: nijverheidsondernemingen en ondernemingen uit de handelssector en de dienstverlenende sector. Binnen de nijverheidsondernemingen worden drie groepen onderkend. Zo geldt voor een scheikundig bedrijf een minimumwinst van 22.000 EUR per personeelslid. Voor een voedingsbedrijf daalt dit tot 12.000 EUR. Alle andere nijverheidsbedrijven, zoals bouwondernemingen, krijgen een forfaitaire winst van 7.000 EUR per personeelslid. Binnen de handelssector en de dienstverlenende sector geldt volgende indeling. Voor groothandel, kleinhandel, vervoer, horeca, ingenieurs- en studiebureaus, informatica en elektronica en andere diensten aan ondernemingen wordt een fictieve winst van 2,50 EUR per 25 EUR omzet verondersteld met een minimum van 7.000 EUR per personeelslid. Een zelfde benadering geldt voor tussenpersonen in handel en vervoer met dien verstande dat het minimum per personeelslid 14.500 EUR hoog is. Bij banken, krediet- en wisselinstellingen wordt per personeelslid 24.000 EUR winst belast. Verzekeringsondernemingen krijgen 2,50 EUR per 25 EUR geïnde premie aangerekend. Alle andere ondernemingen uit de handelssector en de dienstverlenende sector worden belast op 2,50 EUR per 25 EUR omzet, met een minimum van 7.000 EUR per personeelslid. Maar voor beide categorieën ondernemingen geldt dat de winst nooit lager mag zijn dan 9.500 EUR. De vastgestelde minima vormen een wettelijk vermoeden bij vergelijking met een ganse sector of groep van belastingplichtigen.
Dit forfaitaire systeem, dat voor buitenlandse ondernemingen enkel geldt als ze zelf geen bewijskrachtige boekhouding voorleggen, wordt vanaf aanslagjaar 2005 uitgebreid tot alle ondernemingen (natuurlijke personen en rechtspersonen) en beoefenaars van een vrij beroep die geen fiscale aangifte in de inkomstenbelastingen invullen of die ze buiten de wettelijke termijnen indienen. Een logische maatregel. Vaak hebben controleurs de grootste moeite om een belastingplichtige te belasten die zijn aangifte niet indient. De fiscus mag in zo'n geval een aanslag van ambtswege vestigen (art. 351 W.I.B. 1992). Maar hoe moet een belastinginspecteur in zo'n geval de belastbare basis bepalen? Heeft de belastingplichtige B.T.W. aangiftes ingediend, dan zal de fiscus die op de een of nadere wijze vertalen in belastbare winst. Maar dat is niet eenvoudig. Tal van rechters hebben zo'n taxatie al onderuit gehaald met als argument dat de berekening willekeurig was. Vandaar dat deze eenvoudige ingreep in het wetboek niet onzinnig is.
Regels behoorlijk bestuur
Maar de rechten van de belastingplichtige blijven geëerbiedigd. Reeds in de voorbereidende werken zei de regering al dat de belastingplichtige het recht heeft het tegenbewijs te leveren van het juiste cijfer van zijn belastbare inkomsten. In de circulaire bevestigt de administratie dat nu (Ci.RH.81/574.077). De belastingplichtige heeft het recht om het bewijs te leveren van het juiste cijfer van zijn belastbare inkomsten aan de hand van positieve en controleerbare gegevens. De fiscus voegt er nog aan toe dat de nieuwe bepaling moet toegepast worden met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur. Het systeem van forfaitaire aanslagen kan dan ook enkel toegepast worden als de belastingplichtige niet of met een behoorlijke vertraging zijn aangifte heeft ingediend zonder om uitstel te hebben gevraagd en zonder zijn goede trouw te kunnen bewijzen. Maar als de aangifte slechts één of twee dagen te laat toekomt, is deze forfaitaire taxatie niet van toepassing. Toont de belastingplichtige berouw en dient hij toch nog een laattijdige aangifte in op basis van bewijskrachtige gegevens, dan zegt de fiscus dat de controleur rekening moet houden met deze aangifte. De fiscus voegt er nog aan toe dat de forfaits absoluut zijn en dus niet mogen verminderd worden naar verhouding tot het aantal maanden beroepswerkzaamheid. Evenmin moet een onderscheid gemaakt worden tussen personen die hun activiteit voltijds of als bijberoep uitoefenen. Van het forfait mogen trouwens ook geen beroepskosten in mindering.
Al bij al een goede maatregel die het werk van de fiscus kan vereenvoudigen. Maar er moet wel aan toegevoegd worden dat de forfaits veelal tot geen of weinig belasting zullen leiden. Neem nu een vrije beroeper natuurlijk persoon die weigert zijn aangifte in te dienen. Hij of zij zal dan belast worden op een belastbare baat van 9.500 EUR. Met de belastingvrije som en wat kinderlast zal daar zo goed als geen belasting op verschuldigd zijn. De belastingcontroleur zal dan terecht pogen te zoeken naar andere middelen om tot een meer aanvaardbaar bedrag te komen. Maar dat zal niet altijd makkelijk zijn. Wel mag niet uit het oog verloren worden dat dit systeem een nieuw bewijsmiddel is voor de fiscus. Als een belastingplichtige laattijdig zijn aangifte indient en de fiscus aantoont dat de gegevens waar de aangifte op steunt, niet bewijskrachtig zijn, dan mag hij het nieuwe forfait hanteren. Neem het voorbeeld van een handelaar die in een laattijdige aangifte een behoorlijk verlies rapporteert. Veronderstel dat de verkopen louter in contant geld worden ontvangen en dat de handelaar geen detail van de opbouw ervan kan voorleggen. In dat geval zal de fiscus de nieuwe forfaitaire regels kunnen hanteren.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 22 december 2005.