WERKGEVERS VAN ONDERZOEKERS KRIJGEN KORTING OP BEDRIJFSVOORHEFFING
Het generatiepact voorziet in heel wat maatregelen die niets te maken hebben met het einde loopbaan debat. Zo zijn in het pact ook maatregelen opgenomen om werkgevers te belonen die onderzoekers tewerk stellen. Die werkgevers zullen een stuk van de bedrijfsvoorheffing voor zich mogen houden. Nieuw is dat deze maatregel ook van toepassing wordt voor kleine vennootschappen die aan onderzoek doen.
Een aantal maatregelen zijn in het generatiepact ingebouwd om de kost van onderzoekers te verminderen. De methode die gebruikt wordt is de eenvoud zelve. In de regel moet de werkgever 50 procent van de bedrijfsvoorheffing die hij moet inhouden op de belastbare bezoldiging van haar onderzoeker, niet doorstorten naar de ontvanger directe belastingen. Hij mag dat voor zich houden. Voor de werknemer maakt dat niet uit. Hij zal toch de volledige 100 procent van de berekende bedrijfsvoorheffing kunnen verrekenen in zijn of haar aangifte in de personenbelasting. Dus ook al heeft de fiscus maar de helft daarvan daadwerkelijk ontvangen. In het geval dat voor de werknemer te veel bedrijfsvoorheffing is ingehouden, zal hem die terugbetaald worden bij de inkohiering van zijn aangifte in de personenbelasting. Ook al heeft de overheid die niet betaald gekregen. Drie categorieën werkgevers kunnen van de maatregel profiteren.
Drie categorieën
De eerste categorie is bedoeld voor universiteiten en hogescholen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan assistent-onderzoekers en het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek alsmede het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek -Vlaanderen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan postdoctorale onderzoekers. Als op die bezoldigingen door de werkgever bedrijfsvoorheffing is verschuldigd, wordt de werkgever vrijgesteld van het doorstorten van 50 procent van de bedrijfsvoorheffing, op voorwaarde dat ze op de bezoldigingen 100 procent van de bedrijfsvoorheffing inhouden. Ook andere wetenschappelijke instellingen kunnen genieten van de maatregel als ze daartoe worden erkend door de regering. Via een koninklijk besluit kan de 50 procent trouwens opgetrokken worden tot maximaal 75 procent.
Een tweede categorie krijgt dezelfde vrijstelling van doorstorting. In die categorie moet het gaan om reguliere ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die aan onderzoeksprojecten werken ter uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met een universiteit of hogeschool, gevestigd in de Europese Unie, of erkende wetenschappelijke instellingen. Die vrijstelling geldt enkel voor de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen die in het kader van het onderzoeksproject uitbetaald zijn tijdens de duurtijd van dat project voor zover die betrekking hebben op een effectieve tewerkstelling in het onderzoeksproject.
De derde categorie vrijstelling van doorstorting van 50 procent van de bedrijfsvoorheffing gaat naar individuele ondernemingen die vallen onder de definitie van “Young Innovative Company”. Dat zijn vennootschappen die onderzoeksprojecten uitvoeren en, aan het einde van het belastbare tijdperk, aan vier voorwaarden voldoen. Het moet gaan om kleine vennootschappen die nog geen tien jaar bestaan vóór het jaar waarvoor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt toegekend. De vennootschap-werkgever mag niet voortkomen uit een concentratie, een herstructurering, een uitbreiding van een vroegere activiteit of een overname van dergelijke activiteiten. Waarmee splitsingen en andere operaties doorgevoerd door “grote” vennootschappen om een “kleine” vennootschap te bekomen, worden afgeblokt. Tot slot moet de vennootschap minstens 15 procent van haar totale kosten besteed hebben aan uitgaven op het vlak van onderzoek en ontwikkeling in het belastbare tijdperk dat voorafgaat aan dat waarvoor de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt gevraagd. Als aan al deze vier voorwaarden is voldaan, mag de vennootschap-werkgever 50 procent van de bedrijfsvoorheffing voor zich houden op de bezoldigingen die ze uitbetalen of toekennen aan wetenschappelijk personeel dat als werknemer door deze vennootschap wordt tewerkgesteld. Met wetenschappelijk personeel wordt bedoeld: onderzoekers, onderzoekstechnici en projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling met uitsluiting van het administratief en commercieel personeel.
Wat de tweede en derde categorie betreft, wordt het percentage van 50 procent verminderd tot 25 procent als het gaat om bezoldigingen van onderzoekers die een diploma hebben van doctor in de toegepaste wetenschappen, in de exacte wetenschappen, in de geneeskunde of in de diergeneeskunde of van burgerlijk ingenieur en die zijn tewerkgesteld in onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s. Maar ook hier kan de Koning beslissen het percentage van 25 procent te verhogen tot 50 procent.
Om de vrijstelling van doorstorting te krijgen moet de werkgever bij zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing het bewijs leveren dat de werknemers waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, gedurende de periode waarop die aangifte in de bedrijfsvoorheffing betrekking heeft, ofwel als assistent-onderzoekers of postdoctorale onderzoekers ofwel als onderzoekers voor de verwezenlijking van onderzoeksprojecten ofwel als wetenschappelijk personeel in een vennootschap die een “Young Innovative Company” is, effectief zijn tewerkgesteld.
Voor zover de werkgever die gebruik kan maken van de niet volledige doorstorting van de bedrijfsvoorheffing, onderworpen is aan de personen- of vennootschapsbelasting, zal die uiteraard in de regel belast worden op het stuk dat niet moet doorgestort worden.
Inwerkingtreding
De inwerkingtreding is complex. Grosso modo komt die hier op neer. De vrijstelling voor universiteiten, hogescholen, erkende wetenschappelijke instellingen en ondernemingen die samenwerkingsverbanden hebben met deze instanties, gaat in vanaf 01.01.2006. De maatregelen voor de “Young Innovative Company” starten zes maand later, op 01.07.2006.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 12 januari 2006.