NOTIONELE INTERESTAFTREK IS 3,442 PROCENT

De aftrek voor risicokapitaal is van toepassing vanaf aanslagjaar 2007. De interestvoet die daarbij geldt, wordt jaarlijks vastgesteld. Voor aanslagjaar 2007 is die intussen bepaald op 3,442 procent.

De aftrek voor risicokapitaal wil vennootschappen vanaf aanslagjaar 2007 een fiscale beloning geven voor het opgebouwde eigen vermogen. Daartoe zal een extra fiscale aftrek ontstaan ten belope van de OLO rentevoet toegepast op het eigen vermogen van de vennootschap. De aftrek voor risicokapitaal zal in de aangifte vennootschapsbelasting gebeuren ná de aftrek voor de definitief belaste inkomsten (DBI) en vóór de recuperatie van eerdere verliezen en de investeringsaftrek. Wat betekent dat de aftrek voor risicokapitaal een loutere extra aftrekpost wordt binnen de aangifte die niet moet geboekt worden.

De interestvoet die gebruikt wordt om de notionele interestaftrek te berekenen valt samen met het gemiddelde van de door het Rentenfonds maandelijks bekendgemaakte referte-indexen J (lineaire obligatie 10 jaren), beter bekend als de OLO op 10 jaar. Via een bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 januari 2006 deelt de Federale Overheidsdienst Financiën mee dat het tarief voor aanslagjaar 2007 vastgesteld wordt op 3,442 procent. Wat betekent dat alle vennootschappen dit tarief mogen toepassen op het eigen vermogen dat ze hebben op het einde van het boekjaar dat aanslagjaar 2007 voorafgaat. Stel dat een vennootschap een boekjaar heeft dat samenvalt met het kalenderjaar. Voor aanslagjaar 2007 zal dan de 3,442 procent mogen toegepast worden op het eigen vermogen van de vennootschap dat staat in de jaarrekening op 31.12.2005. Is dat eigen vermogen 100.000 EUR hoog, dan zal een extra aftrek mogen van 3.442 EUR. Wat tegen het gewone tarief vennootschapsbelasting van 33,99 procent een extra belastingbesparing oplevert van 1.163,14. EUR. Aldus mag gesteld worden dat elke vennootschap vanaf aanslagjaar 2007 een belastingkorting krijgt van 1,16 procent van het eigen vermogen.

Kleine vennootschappen

Kleine vennootschappen krijgen bovenop de basisrentevoet nog 0,5 procent extra. Wat betekent dat voor hen het tarief 3,942 procent wordt voor aanslagjaar 2007. Kleine vennootschappen worden gedefinieerd in art. 15 van het wetboek van vennootschappen. Die definitie werd eind vorig jaar trouwens aangepast. Kleine vennootschappen zijn deze vennootschappen die voor het laatste en het voorlaatste afgesloten boekjaar, niet meer dan één der volgende criteria overschrijden: jaargemiddelde van het personeelsbestand 50, jaaromzet (excl. B.T.W.) 7,3 mln. EUR en balanstotaal 3,65 mln. EUR. Een vennootschap waarvan het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, kan echter nooit een kleine vennootschap zijn. Zo zal een kleine vennootschap met een eigen vermogen van 100.000 EUR een belastingkorting krijgen van 1.339,89 EUR (100.000 x 0,03942 x 0,3399) of 1,34 procent van dat eigen vermogen. Voor zover de vennootschap niet in aanmerking komt voor het verminderd tarief. Is dat wel het geval, dan wordt de korting minstens 984,71 EUR (100.000 x 0,03942 x 0,2498).

Het wordt dus zaak het eigen vermogen van de vennootschap te maximeren op het einde van het boekjaar dat aanslagjaar 2007 voorafgaat. Dat kan via eenvoudige ingrepen bij het opmaken van de jaarrekening van dat boekjaar. Zo kan de vennootschap beslissen een aantal niet aanvaarde fiscale aftrekken boekhoudkundig tot uitdrukking te brengen in het eigen vermogen. Stel dat de vennootschap een voorziening voor risico's en kosten boekte die door de fiscus niet werd aanvaard. Dan kan de vennootschap beslissen, binnen de krijtlijnen van het boekhoudrecht, deze voorziening weg te boeken naar het eigen vermogen. Fiscaal geeft dat geen aanleiding tot een supplement. De voorziening werd in het verleden immers al belast door de fiscus via de reservebeweging in de aangifte in de vennootschapsbelasting. Hetzelfde kan voor de klassieke afschrijvingsexcedenten. Als de vennootschap een aangekochte licentie voor software in het verleden meteen in kosten nam, zal de fiscus terecht eisen dat die vooralsnog op vijf jaar wordt afgeschreven. Door nu die software uit kosten te halen en te activeren, zal het eigen vermogen hoger worden. Zonder dat door deze regularisatie extra belasting verschuldigd wordt.

Bij dit alles mag niet uit het oog verloren worden dat niet het totale eigen vermogen in aanmerking komt. Het moet op een aantal punten gecorrigeerd worden. Zo moet het eigen vermogen verminderd worden met geboekte herwaarderingsmeerwaarden, de onbeschikbare reserve bij inkoop van eigen aandelen, kapitaalsubsidies en de financiële vaste activa die uit deelnemingen en andere aandelen bestaan. Daarnaast zullen wijzigingen van het eigen vermogen gedurende aanslagjaar 2007 in rekening moeten genomen worden. Stel dat de vennootschap een kapitaalverhoging doet gedurende boekjaar 2006 op 01.03.2006 van 10.000 EUR. Dan mag de berekeningsbasis voor de notionele interestaftrek verhoogd worden met 7.500 EUR (10.000 x 9/12). De doorgevoerde kapitaalverhoging moet dan berekend worden als gewogen gemiddelde waarbij de wijzigingen geacht worden te hebben plaatsgevonden de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin ze zich hebben voorgedaan.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 26 januari 2006.