DE NOTIONELE INTERESTAFTREK KAN OP SOMMIGE AANDELEN
Activa die louter als belegging worden aangehouden en geen periodiek inkomen opleveren, tellen niet mee voor de aftrek voor risicokapitaal. Betekent dit dat als een vennootschap zijn overtollige middelen belegt in een aandelenportefeuille, die steeds in min moet van het eigen vermogen? Minister REYNDERS vindt van niet.
Vanaf aanslagjaar 2007 mag elke vennootschap een aftrek voor risicokapitaal toepassen, beter bekend als de notionele interestaftrek. De maatregel houdt in dat 3,442 procent van het eigen vermogen mag afgetrokken worden van het belastbaar resultaat van de vennootschap. Gaat het om een kleine vennootschap zoals bepaald door art. 15, § 1 van het Wetboek van Vennootschappen, dan komt daar 0,5 procent extra bovenop. Heeft een vennootschap in haar jaarrekening een eigen vermogen van 1 mln. EUR, dan krijgt die een extra aftrekpost van 34.420 EUR. Tegen een belastingvoet van 33,99 procent betekent dat een belastingbesparing van 11.699,36 EUR.
Maar de regering heeft er voor gezorgd dat niet alle eigen vermogenscomponenten mogen meegerekend worden. Zo tellen herwaarderingsmeerwaarden en kapitaalsubsidies niet mee. Van dat gecorrigeerd eigen vermogen moeten daarbovenop een aantal specifieke activaposten afgetrokken worden. Zo tellen aandelen geboekt als financiële vaste activa niet mee (aandelen in vennootschappen waar een beslissende invloed kan uitgeoefend worden op de aanstelling van de meerderheid van het bestuurdersorgaan of op de oriëntatie van het beleid). Dat geldt ook voor de boekwaarde van de bestanddelen die als belegging worden gehouden en die door de aard ervan niet bestemd zijn om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen. Deze correctie is ingevoerd om er voor te zorgen dat ondernemers hun privé bezittingen niet via een inbreng in natura parkeren in hun vennootschap om zo hun eigen vermogen en de dito notionele interestaftrek te maximeren.
Voorwaarden
Maar de vraag is uiteraard hoe deze bepaling moet geïnterpreteerd worden. De memorie van toelichting bij de wet geeft daarvoor een leidraad. Om het actief te kunnen uitsluiten, moet het aan een concrete én een abstracte voorwaarde voldoen. De abstracte voorwaarde kijkt enkel naar de aard van het actief. Zonder rekening te houden met de concrete omstandigheden waaronder het door de vennootschap wordt gebruikt. Het moet om een actief gaan dat door zijn aard normaliter niet bestemd is om een periodiek belastbaar inkomen voort te brengen. Het begrip periodiek inkomen sluit niet alleen de meerwaarden uit maar ook de uitzonderlijke en secundaire inkomsten, zoals die welke de occasionele verhuring van een kunstwerk zou kunnen opleveren. Als op het actief van een vennootschap een aantal "old timers" geboekt staan die sporadisch van stal worden gehaald om een huwelijk mee in te rijden, zal deze occasionele verhuring niet tot periodiek inkomen leiden. Om uitgesloten te worden, moet het actief ook aan de concrete voorwaarde voldoen. Het betrokken actief moet, in de specifieke omstandigheden van het geval, als belegging worden aangehouden. Het gaat om activa die men passief bezit, zonder dat zij rechtstreeks of onrechtstreeks dienen voor het uitoefenen van een economische activiteit die door de vennootschap effectief wordt verricht.
Neem nu het geval van een vrije beroeper die zijn beroep uitoefent via een professionele vennootschap. Als de ondernemer erin slaagt te sparen binnen zijn vennootschap, moet dan dat spaargeld afgetrokken worden van het eigen vermogen om de notionele interestaftrek te berekenen? De concrete voorwaarde zal bij dat spaargeld vaak vervuld zijn. De gespaarde activa worden louter als belegging aangehouden. Maar naast de concrete, moet ook de abstracte voorwaarde vervuld zijn. Volksvertegenwoordiger Carl DEVLIES (CD&V) vroeg minister REYNDERS eergisteren of die voorwaarde vervuld is in een aantal gevallen (CRIV 51 COM 873).
Kapitalisatieaandelen
Parkeert een vennootschap tijdelijk overtollige liquiditeiten op een spaarboekje of op een termijndeposito dan mag worden aangenomen dat het risicokapitaal met dat bedrag niet moet worden gecorrigeerd. De bedoelde producten genereren dan een periodiek inkomen: interest. Maar wat zal de houding van de fiscus zijn als de vrije beroeper de overtollige liquiditeiten belegt in een aandelenportefeuille die terecht als geldbelegging staat geboekt binnen de vennootschap? Moeten die aandelen dan in mindering gebracht worden van het eigen vermogen om de aftrek voor risicokapitaal te berekenen? Aandelen kunnen weliswaar een jaarlijks dividend opleveren. Maar niemand zal ontkennen dat ze vaak als belegging worden aangehouden omwille van de verhoopte meerwaarden. En een meerwaarde is volgens de memorie van toelichting nu net geen periodiek inkomen.
Minister REYNDERS herinnert vooreerst aan de regel dat DBI-BEVEK's steeds in mindering moeten gebracht worden van het eigen vermogen om de aftrek voor risicokapitaal te berekenen. Dat staat immers met zoveel woorden in wet zelf. Maar de minister voegt daar aan toe dat ook kapitalisatieaandelen, uitgegeven door beleggingsvennootschappen (dit wil zeggen aandelen waarvoor geen enkele uitkering van een gewoon dividend is voorzien in de statuten) moeten afgetrokken worden van het eigen vermogen. Dergelijke aandelen, die als een belegging worden gehouden, zijn immers door hun aard niet bestemd om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen. Dus moeten ze afgetrokken worden. Maar de andere aandelen die geen financiële vaste activa, geen DBI-BEVEK's en geen kapitalisatieaandelen zijn, worden volgens de minister in principe beschouwd als activa die door hun aard bestemd zijn om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen. Dus het feit dat ze een dividend kunnen opleveren, is voldoende om ze niet te moeten uitsluiten. Waarmee de kolen uit het vuur zijn gehaald. Nogal wat ondernemers zullen blij zijn met dit antwoord.
Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 9 maart 2006.